woensdag 29 februari 2012

Een Iers Duitse ridder.


Het idee kreeg ik maandag, ik wilde even weg. Er uit, weg van huis. Ik mailde naar vrienden die in de Ardennen wonen en ze belden gelijk terug: welkom. Waar ik van huilen moest. Ik keek nog even in mijn agenda en aangezien ik alleen de dinsdagochtend nog afspraken had ging ik alvast  mijn spullen pakken, dinsdagmiddag zou ik gaan.

Nadat de honden waren ingeladen, hun manden, eten, jasjes, riemen, medicijnen, kon er nog net een tas bij met mijn spulletjes. Op het laatst pakte ik de TomTom, die ik van mijn lieve vriendin Marrie heb gekregen. Ze is er op deze manier altijd bij als ik op pad ga. Daarnaast, het is geen doen om met een kaart of routebeschrijving in je eentje door het buitenland te rijden.

De liefste buurman van het buurtje kwam nog even gedag zeggen, en toen ging ik, wel via mijn moeder, ook daar even gedag zeggen. Ik zette de TomTom aan, tenminste, dat dacht ik, maar hij deed niks. Verdorie, zonder dat ding durf ik niet door Duisburg, Düsseldorf etc. te rijden, en stel dat ik de weg nog wel een beetje zou weten, wat als het donker wordt? Nee, dat riskeerde ik niet. Dus ik belde naar mijn zus, die zou zo komen en ja hoor, ik kon haar TomTom lenen.
Even later stonden ze voor de deur, mijn neef en mijn zus. Zij gingen even met mijn moeder naar Groningen, boodschapjes doen, ik zwaaide ze uit met hun TomTom in mijn hand die het gelukkig wel deed.

Ik koos ervoor om eerst de N366 te nemen, richting Ter Apel, en daarna pas Duitsland in te rijden. Het was stil op de weg, het weer was prima, naast me stond een doosje met proviand en achter me lagen inmiddels de honden te slapen op hun dekbed.
De A31 in Duitsland is een geweldige weg, wel een beetje lang en saai maar om de 10 kilometer is er parkeergelegenheid met toiletgebouwtjes, waar het bijna altijd schoon is. Ideaal. Waren wij maar zo attent in Nederland.

Mijn plan was om zo'n 40 km voordat ik van de A31 af zou gaan even van de weg af te gaan, de honden te laten plassen, water te geven, en zelf wat te drinken eventueel te gaan plassen. Daarna zou ik in een ruk door willen rijden naar de Ardennen. Nadat de honden weer op hun plekje lagen reed ik de parkeerplaats weer af en voegde me in het verkeer. Nog geen 10 kilometer verder viel de TomTom uit. Ik zag het zwarte schermpje, drukte op het "aan" knopje, even stond er op het schermpje dat ik op adres of postcode kon ..... en toen zag ik een groot scherm met een bijna lege batterij erop en schakelde het ding zichzelf weer uit. Zwart. En het schermpje bleef zwart. Toen viel het kwartje. Mijn eigen TomTom is niet stuk, de oplader, de sigarettenaansteker van de auto is stuk!

Ik wriemelde aan stekker/het contact, maar er gebeurde niks, en ik staarde even een tijdje strak voor me uit, balend, voelde de kilometers onder de auto doorrazen en bedacht of ik op eigen houtje naar de Ardennen zou kunnen rijden. Hm, omkeren was geen optie, maar zonder navigatie doorrijden eigenlijk ook niet. Zelfs samen met Peet en met TomTom rijden we altijd nog een paar keer verkeerd, vooral rond Düsseldorf.

Ik ging in mijn hoofd de mogelijkheden na, maar was te eigenwijs om direct van de weg af te gaan, trouwens, waar en hoe moest ik dit in godsnaam oplossen, met een kaart kopen ben je er ook niet, je kan niet kaart lezen en rijden tegelijk. Een lijstje maken met wegnummers leek me de enige optie. Toch, de weg was me nog steeds bekend, ik reed al peinzend gewoon door, herkende van alles, reed via Duisburg en ik zag de weg naar Düsseldorf opdoemen, inmiddels steendruk. Hee, een afslag naar Essen, kwamen we daar vroeger niet doorheen? Het leek me dat ik misschien beter aan de rechterzijde Düsseldorf kon passeren dan aan de linkerzijde, dus ik sloeg af richting Essen. Dat bleek geen goed idee. Na een tijdje reed ik zo een file in, sukkelde evenwijdig aan een metrolijn richting centrum Essen. Achter me zat Jip ongerust naar buiten te kijken met een blik van: hier moeten we niet zijn.

Bij een pompstation zo groot als een klein eiland stopte ik, ging tanken en zocht in de winkel naar een geschikte kaart. Kaarten van heel Duitsland, maar terwijl ik er tussen bladerde voelde ik de weerzin in me opkomen, ik had geen zin om een route uit te gaan stippelen, dingen op te schrijven en dan via een blaadje met wegnummers mijn weg te vinden, ik baalde gewoon als een stekker, liep het tankstation weer uit, keek naar het donkerende weer, rekende uit hoeveel uur ik minimaal nodig had, wist dat het straks donker zou zijn, maar was toch (oh grootheidswaanzin) geneigd te denken dat ik de weg zo ook wel zou vinden. Als ik een garage tegen zou komen, zou ik stoppen en vragen of ze me wilden helpen, anders zou ik gewoon proberen de weg op eigen houtje te vinden.

Ik liep nog wel wat aarzelend of mijn beslissing juist was terug naar de auto en naast me liep een kleine man van middelbare leeftijd in overhemd die gehaast naar zijn auto liep, zijn ogen het langsrazende verkeer scannend, met een ernstig bijna somber gezicht. Een zakenman. Geen idee waarom, maar ik zei tegen zijn wegsnellende rug: excuse me sir, en hij stopte, keek me verbaasd aan. En toen ik vroeg of hij engels sprak knikte hij. Ik zei: mijn routeplanner doet het niet meer, vroeg, wijzend naar de weg waar ik net afgekomen was, dat ik naar België moest, Düsseldorf, Aken, moest ik die weg nemen richting België?
Hij keek me verbijsterd aan, herhaalde: België? Dan moet je terug, naar Duisburg, dan Venlo, via Nederland. Nu was ik degeen die verbijsterd terugkeek, en ik zei dat hij me confuus maakte, omdat ik daar net vandaan kwam. Ik legde uit dat ik echt richting Düsseldorf, Aken en dan België, Verviers moest. Zeker weten.

Hij keek me aan of ik gek was maar wenkte me mee, zette de routeplanner van zijn auto aan, wenkte mij de intimiteit van zijn auto in. Ik zette me neer in het zachte leer van zijn auto, de man bromde iets, en gebaarde dat ik de deur dicht moest doen. Even gingen er allemaal wilde scenario's door me heen, maar ik sloeg toch het portier dicht, begrijpend dat hij zijn auto even opzij wilde zetten. We reden weg bij de pomp naar een parkeerplaats, even verderop zag ik mijn autootje staan, zag Jip's hoofd achter het raam, naar me kijkend. Een raar momentje, alsof ik mijn honden achtergelaten had. Inmiddels had ik al gehoord dat de man, hoe is het in vredesnaam mogelijk, hartstikke engels sprak, Iers was. Hij sprak wel met een licht Duits accent want hij woonde/werkte al 30 jaar in Duitsland. Ik vertelde over het stuk zijn van mijn routeplanner, dat ik een andere had meegenomen maar dat die ook uitgevallen was, dat ik dacht dat het contact van de 'aansteker' in de auto kapot was en de TomTom derhalve niet oplaadde.

Hij had geluisterd terwijl hij naar zijn stuur staarde, keek me aan (bruine ogen, wat rode vlekken in zijn gezicht, overhemdkraagje open rond een veel te dikke nek), pakte een snoertje van zijn eigen routeplanner en liep weer naar mijn auto, en zag daar dat ook zijn snoertje niet werkte. Hij vroeg naar mijn tomtom, hing die in zijn auto aan de lader en de tomtom reageerde direct, ging opladen.  Even peinsde de man, vingers trommelend op zijn stuur, en zei toen: maybe it's just a fuse! Een zekering kapot. Van het idee werd ik blij, het zou een hoop oplossen. De motorklep ging open, het schone nog ozo nieuwe motortje lag netjes onder de motorkap. De zekeringkast was snel gevonden en ondertussen pakte ik het onderhoudsboekje. Dat boekje was in het Nederlands natuurlijk, maar hij bladerde het door en vroeg hoe de cigaret lighter in het Nederlands heette: Hij zei het na: ansteker.... ansteker, bladerde en tikte toen op een pagina, here you go ..... daarna rommelde hij in het zekeringenkastje, trok er wat uit, hield het tegen het licht en bijna blij, alsof hij een prijs had gewonnen zei hij:  Kaput! Ik hield het ding ook tegen het licht en ja hoor, kapot.
Voor 3,50 kocht ik bij het benzinestation een doosje zekeringen en de man zocht er eentje uit en drukte het nieuwe zekeringetje op zijn plaats. Bingo, binnen in de auto gloeide de stekker van zijn snoertje op. We wisselden weer van snoertjes, trokken mijn tomtom uit zijn auto, en ik gaf hem zijn eigen snoertje weer terug. Jip zat ondertussen nog steeds op zijn gat alles te bekijken, te geeuwen, de lucht in de auto was inmiddels aardig naar hond gaan ruiken.

De man leek enorm opgelucht, alsof hij zichzelf had overtroffen, liep, nog steeds in zijn overhemd weer naar zijn auto, installeerde zijn eigen snoertje weer, ik ruimde mijn instructieboekje weer op en stond toen een beetje verlegen tegenover deze vriendelijke kleine Ierse Duitser. Afscheid, en ik was hem heel dankbaar. Ik gaf de man een hand, keek in de ernstige ogen, stamelde iets over mijn onmetelijke dank en vroeg of ik hem erg verlaat had. Het was niets zei hij, hij verbleef deze nacht in Essen.
Hij keek niet meer om toen hij in zijn auto stapte, startte en wegreed. Ik keek even om me heen, zag de drukte van de volstromende stad vanaf die blauwwitverlichte oase die tankstation heet, stapte in mijn auto, voegde me eveneens weer in het verkeer en luisterde intens dankbaar hoe de Belgische damesstem vanuit de TomTom me de weg wees: bij de volgende rotonde: houdt rechts aan, en ja hoor, richting Düsseldorf zag ik op de borden. Een uur vertraging ondertussen. Zo reed ik verder naar de Ardennen, onderweg goed op de borden kijkend of ik het zelf gevonden had kunnen hebben, en het antwoord is nee. Eerlijk is eerlijk, zonder de routeplanner had ik het nooit van zijn leven gered. Zonder dat aardige ernstige mannetje ook niet.



maandag 27 februari 2012

Maandag.


Het is nog donker als ik hoor dat Jip aan komt slenteren, de slaapkamerdeur die op een kier stond wordt opengeduwd. Hij bedenkt zich geen moment, wacht niet op het uitnodigende klopje, maar springt op bed, draait een rondje en ploft neer. Ik voeg me naar zijn sterke hondenlijf en val weer in slaap.
Honden zijn egoïsten en in bed meedogenloos, zeker zo'n grote sterke hond als Jip. Al snel voel ik dat ik naar de zijkant gewerkt wordt en ik werk er aan mee, ik vind hem gezellig, maar die harde ellebogen en poten ontwijk ik liever.
Tegen de tijd dat ik helemaal op het randje lig is het ook ochtend. Ik zie behalve dat het licht is niets opbeurends van buiten komen, het is grijzig en het regent. Of toch? Ik hoor een lang gemist geluidje: mijn spreeuw is terug. Een tijdje luister ik naar het wonderlijke samenraapseltje van geluiden dat hij ten gehore brengt, waar zou hij die geluidjes weer allemaal opgepikt hebben? Later in de lente ga ik vast weer op hem mopperen, als hij onder de pannen weer zoveel lawaai maakt dat hij me rond vier uur 's morgens wakker maakt, maar nu niet, nu ben ik blij dat hij en zijn familie weer heelhuids thuis is.

Mijn keel doet zeer, en ik weet dat dat mijn eigen schuld is, dat mijn afweer niet goed is op het moment. Het is de bekende allergie-keelpijn. Ik sta op, drink een slok oude thee uit het glas dat ik gisteravond op mijn nachtkastje heb gezet, loop dan naar de keuken om water op te zetten. Het dagritueel begint, gordijnen open, hout pakken en kachel aanmaken (altijd een leuk werkje), en op mijn blote voeten rondlopen door het huis, maar ditmaal weet ik dat ik zo terug zal lopen, met warme thee, met mijn computer, naar warme Jip die inmiddels zijn hele lengte over het bed zal hebben uitgestrekt en met moeite wat van 'zijn' plek zal opgeven. Ik sta even stil om voor het raam naar buiten te staren, naar het grijzige licht, naar het nattige straatje dat niet prijsgeeft of het lente of herfst is. Goddank is het lente.
Dan rijdt er heel rustig een camper voorbij, een zonnetje achterop schijnt me tegemoet: "sunlight". Het is alsof ik wordt gestoken, het is volgens mij de camper van Hen en Karel. Dan weet ik het weer, de camper  moet gekeurd worden deze morgen en Raymond zou samen met Hen gaan.
Het zet me aan het denken over de kracht van mijn zus en haar kinderen. Ach, ik ga me toch maar gelijk douchen en jaag terwijl ik naar de badkamer loop Jip van bed, wat kan mij het trouwens schelen dat het regent. Tijd om een plannetje te maken, waarom ga ik niet een paar daagjes met de hondjes op stap?



zondag 26 februari 2012

George Clooney, De Decendents

Zaterdagavond.
Mijn hoofd gonst een beetje, misschien van het wijntje dat ik pas dronk in de auto, het pauze-wijntje van de bioscoop. Misschien ben ik ook gewoon moe.

Toen de film was afgelopen bleef ik nog even zitten. Vlak nadat de aftiteling begon floepte het grote licht aan en het kleine groepje bezoekers schuifelde al naar de uitgang. Wij niet, wij bleven nog even zitten, zoals altijd en voor onze ogen rolden de namen van de acteurs over het scherm, producers, gaffers, de make-up-lui, en ja hoor, helemaal op het laatst zag je heel kort het hoe en wat van de muziek vermeld. Het is dat stukje waar ik altijd op wacht, muziek maakt of breekt een film.
Deze muziek was goed, maakte wat weemoedig en verwees naar het verloren paradijs. De film zelf vond ik mooi, maar dat komt ook voor een groot deel omdat ik George zo mooi vind, al was hij ditmaal gewoon een vader, een falende echtgenoot. Geen moment twijfelde ik aan de film, maar naar een film gaan waar George in meespeelt is net zoiets als naar eentje met Meryl Streep, ze zijn zo bekend, en zo goed, dat je wordt afgeleid van het verhaal en soms meer geboeid ben door de acteerprestaties dan door de film. Dat gebeurde ook nu. George zette een geloofwaardige vader en man neer, ik zag de emoties onder zijn huid bewegen, maar ik keek bovendien ook nog naar zijn wimpers, naar de ouder wordende kaaklijn, zijn mooie mond.
Hier en daar hoorde ik om mij heen wat gesnotter, of gekraak van popcorn tussen tanden, storende elementen. Ik liet het mini-flesje wijn naast me voor wat het was, tot en met de aftiteling.

Twee medewerkers van de bioscoop stonden te wachten tot we opstonden, we trokken zo'n beetje als laatsten onze jas aan, liepen omlaag van rij 7 naar 6, 5 4 etc, onze voetstappen gedempt door vloerbedekking, via een donkere gang die alleen aan onze voeten met blauwpaarsig black light verlicht werd naar een zware deur waarachter een rood verlichte gang met rode vloerbedekking volgde, daarna stonden we in een enorme hal, glanzend gepolijste betonvloer, waar de groene verlichting en de reclames van de bar in weerkaatste. Een molotovcocktail van kleur.
Naar buiten, even de frisse lucht in, om een klein stukje verder weer naar binnen te gaan, naar beneden de parkeergarage in. Nog meer beton, kaal nu. Een opstopping bij de geldautomaat waar naar boven komende en vertrekkende mensen vastliepen.
Vier euro twintig, het tientje werd naar binnen geslurpt en in een bak rinkelde het wisselgeld: jackpot, grapte iemand. Twee betonnen trappen af, een deur open en de benzinedampen sloegen ons tegemoet, voor zover de falende ventilatie. In de verte stak het hoge dak van Peet's auto overal bovenuit. Handig. We wrongen ons in de auto, waar ik mijn flesje witte wijn tevoorschijn haalde, eindelijk een flinke slok nam. Een beetje lauw al.

We dieselden naar buiten, draaiden bij de stoplichten niet naar links waar de stad zich met duizenden lichtjes presenteerde, maar naar rechts waar de weg in het donker verdween. Al snel reden we op de A7 naar huis. Normaal zoeken mijn ogen tijdens dit ritje naar de reeën die bijna altijd wel ergens staan te grazen in de velden, nu staarde ik een beetje in het donker, denkend aan de film, aan wat onze familie zelf te verhapstukken heeft gehad de afgelopen tijd. De film deed me ook vaak denken aan de in coma liggende Friso, aan wat je als familie voor je kiezen krijgt.
De film ging over afscheid. Afscheid van het verleden en van herinneringen, afscheid van een vrouw, een moeder. Het moest je ook aan het denken zetten over wat belangrijk is in het leven. Geld, of liefde. Niet dat er nog sprake was van een keuze voor  George, hij staat in de film voor een voldongen feit en wat wij als toeschouwer zien is hoe hij daar mee omgaat, hoe hij de band met zijn kinderen weer moet opbouwen.  Meer vertel ik niet over de film, misschien wil je hem zelf zien?
Bijzonder, voor de film is niet apart (zoals gebruikelijk) filmmuziek gemaakt maar gebruik gemaakt van bestaande muziek. Voorproefje kan je hieronder horen.

En de originele trailer:









vrijdag 24 februari 2012

Gratis mindfulness bij Tai Chi Tao


Een half uurtje rijden hiervandaan is een bronnenbad (Fontana), waar ik af en toe tai chi workshops verzorg. Gisteren had ik een gesprek met leuke mensen die bij Fontana werken, gedreven mensen die èn het aanbod van de weekend-arrangementen willen vergroten èn een wellnesscentrum voor ogen hebben waar rust en ontspanning het grootste goed is. Dat lukt tot nu toe heel goed, het is een prettige plek om te 'wellnessen'. Goed, voor zover de reklame.
Ze vroegen me of ik een "wervend" stukje wil schrijven over Tai Chi, zodat mensen wat gaan begrijpen van Tai Chi en de drempel wat lager wordt. Wat zeg ik, dat er geen drempel meer is. Want Tai Chi is voor veel mensen letterlijk chinees.
Het grappige is, er hoeft maar het woord "mindfulness" op een website te staan of het loopt storm, men betaalt dik geld en gaat bij zo'n workshop (bijvoorbeeld) rustig een uur met een druif of rozijn in de hand zitten staren, om die te voelen, ruiken, te beknijpen, en uiteindelijk op de tong te leggen. Maar als ze aan Tai Chi denken dan menen ze dat ze daar te ongeduldig voor zijn. Of dat het te moeilijk is. Wat ze niet weten, Tai Chi ís mindfulness.

Dat Tai Chi moeilijk aan te leren is klopt gedeeltelijk, Tai Chi kan moeilijk zijn als je voor een vorm kiest waarbij veel (mooie maar ook lange) vormen moeten worden aangeleerd.  Het gevolg is dat veel mensen afhaken.

Maar er is hoop! Er is een vorm die gemakkelijk aan te leren is, Tai Chi Tao. Hierbij leer je vrij snel korte oefeningen, vijf elementen oefeningen.
Iedere vorm van tai chi heeft het doel dat je niet alleen in balans blijft, soepel blijft, maar dat je je energiestroom op gang brengt, en houdt. Tai Chi Tao gaat daar direct mee aan de gang. Het resultaat is veel eerder voelbaar. Doel: voor iedereen toepasbaar, ook voor zieken en ouderen. Gezondheid bevorderend, soepeler makend, val-kans verkleinend, energie brengend.
Je leert meditatie-oefeningen, klop- en massagetechnieken die je bij jezelf kan toepassen, vijf elementenoefeningen, ademhalingsoefeningen en loopmeditaties.

Als je nu genoeg informatie hebt kan je afhaken. Wil je meer weten dan vertel ik je nog wat over algemene uitgangspunten van Tai Chi.
De basis is dat wij een natuurproduct zijn met vijf seizoenen/levensfases (de nazomer komt erbij) èn dat we onlosmakelijk verbonden zijn met hemel en aarde. De mens is het verbindingsstukje!
Nu moet ik oppassen dat ik niet op hol sla, zo enthousiast word ik bij het idee van de vonk die in ons gaat gloeien als die twee energiën, hemel en aarde,  samenkomen. Als je aan de conceptie denkt ..... op het moment van conceptie gloeit het eitje even op, wist je dat? Als je daar alleen al over nadenkt ...
Voordat ik afdwaal, Chinezen zien het leven als een cirkel, een cyclus van ontstaan, groei en dan het afnemen, terugkeren.
Kastanje, opschietende loot, boom, vruchtdragend, omvallend.
Geboren worden, opgroeien, voortplanten, opa/oma worden, hoogbejaard zijn/sterven.
Ofwel: lente, zomer, nazomer, herfst, winter.
Ofwel: hout, vuur, aarde, metaal, water.
Ofwel: lever/galblaas, hart/dunne darm, maag/milt, longen/dikke darm, blaas/nieren.
En dan zijn er ook nog emoties aan iedere fase/seizoen verbonden. Ik zou het graag allemaal opschrijven maar ik denk dat ik dit beter persoonlijk uit zou kunnen leggen.

Er zijn wat verschillen in de tai chi. Sommige stromingen beginnen altijd met waterbewegingen (uitgangspunt: we ontstaan uit water), anderen beginnen altijd met metaaloefeningen vanuit het idee dat het eerste dat een baby doet na de geboorte: adem halen. En de longen horen bij het metaal-element.
De richting waar ik bij zit, de tai chi tao, doet niet zo moeilijk, beweeg (met aandacht) en voel is het motto. 

De bewegingen die je maakt brengen doorstroming en daar bedoel ik niet alleen de bloedsomloop mee maar de energiestroom die via de meridianen je organen positief beïnvloeden. Heb je ergens een blokkade dan kan je die door oefeningen te doen opheffen. Of door massages, of wat dan ook. In ieder geval kan je je gezondheid/fitheid/geestelijke gesteldheid ZELF positief beïnvloeden. Gezond lichaam, gezonde geest. Feit is dat je ondanks dat het wat tijd kost om oefeningen te doen, het ervoor zorgt dat je met meer aandacht van het leven geniet, je werk doet, voor de kinderen zorgt. De verstoringen in je lichaam die je waarneemt met aandacht bekijkt (waarom heb ik stress/hoofdpijn/maagpijn/verdriet, wat kan ik zelf daaraan doen).
Je komt in balans. Vanuit balans kan je aandacht geven aan anderen (waarbij je jezelf niet uit het oog verliest), je hebt aandacht voor hoe je ademt, voor wat je ziet, proeft, leest, voelt, eet, kortom: je Leeft. Meer mindfulness kan volgens mij niet.

Is dit stukje wervend genoeg? Ik heb namelijk nog veel meer in petto, maar de rest moet ik gewoon vertellen, en voordoen.





donderdag 23 februari 2012

Blauw, met een geel kraagje.


Avond.
Ma zegt: het wordt warmer, deze week bedoel ik. Te warm eigenlijk voor de tijd van het jaar.
Ik: Van mij mag de lente beginnen.
Ondertussen schep ik het eten op, voor ma een gehaktballetje erbij, ik iets met noten.
Ma begint te eten en als ik even achter me de deur open doe voor de kat waaien de gordijnen met kracht naar binnen. Het stormt, buiten is het inmiddels pikkedonker.
Ma eet een tijdje zwijgend, en zegt dan: ik kan me herinneren dat mijn moeder nieuwe zomerjurken voor ons had gemaakt, blauw met een zachtgele kraag. Ik wilde perse die jurk aan, het was al lente, dus na 21 maart. Maar toen was het veel kouder dan nu. Tegenover ons aan de Katendrechtse Lagedijk, achter Schut was een veldje, ach, dat weet jij natuurlijk niet.
- Nee.
- Nou, je had Schut tegenover ons, en verder niks, er waren geen huizen, er was niks, de Wolpheartsbocht bestond niet. Achter Schut lag een voetbalveld, en daarnaast was een terrein waar allemaal zandbulten lagen, daar gingen we spelen.
- Met je nieuwe jurk aan?
- Nee natuurlijk niet. Mijn moeder had die jurken net gemaakt en die wilden we laten zien. Dus we deden onze jas niet aan, Jannij en ik, maar het was koud. Toch gingen we naar het voetbalveld, even naar het voetballen kijken, we stonden daar maar en het was zo ontzettend koud, zo koud had ik het nog nooit gehad. Verschrikkelijk.
Even valt mijn moeder stil, prikt met haar vork wat in haar eten, peinzend, zegt dan:
- Mijn moeder kon goed kleren naaien, maar mouwen inzetten, daar had ze moeite mee, daar deed ze heel lang over.
Ik loop wat heen en weer in de keuken, zie oma even in gedachten voor me hoe ik ze gekend heb, hoe ze met haar reumatische handen kleren voor ons, haar kleinkinderen, zat te maken of een stukje breide aan iets wat ik voor school moest maken. Het was een heel lieve oma die niet oud is geworden. Terwijl ik de vaat afspoel zeg ik: ik heb het idee dat u altijd veel meer over uw opoe heeft verteld dan over uw moeder.
Opzij kijkend zie ik mijn moeder aan tafel zitten, 89 jaar maar even in gedachten 15, lopend in een nieuwe zomerjurk, blauw, met een zachtgeel kraagje.
Ze zegt niets terug.





woensdag 22 februari 2012

Schoonheid


Uit De Trouw, deze morgen. 


maandag 20 februari 2012

Twee benen en een pens.


Wat is een mens, twee benen en een pens. Ik moet de laatste tijd vaak aan deze kreet denken, ik hoorde hem ooit van mijn vriendin Simone, die hem weer had opgepikt van haar moeder. Volgens mij betekent het dat we nietig zijn, arm of rijk, als we ziek worden, stuk gaan.

Gisteren waren we op weg om te gaan wandelen in het bos en we reden op de N366 toen voor ons een tegemoetkomende auto ging passeren, onze baan opreed. Met geen mogelijkheid had dat gekund, hij zou ons vol geramd hebben. We schrokken en Peet tilde zijn voet van het gas en seinde met groot licht waarop we goddank de tegenligger weer zijn eigen rijbaan op zagen schuiven, achter de auto die hij wilde passeren. Wij waren onthutst. Jezus, is die gozer blind of zo, zei ik in mijn moerstaal. Wat een eikel, zei Peet. We hadden notabene onze lichten aan!
Samengevat: een blinde eikel. Maar die blinde eikel had ons wel naar de hemel kunnen sturen, in een oogwenk. Ernstige ongevallen gebeuren hier regelmatig, daar getuigen hier en daar nog wat verlepte boeketjes en een scheefgezakt kruisje van.

Ik word er vaak om uitgelachen als ik zeg dat ik me op dit soort wegen aanpas aan het verkeer en er totaal geen probleem mee heb om 90 kilometer te rijden, het liefst een klein stukje achter een vrachtwagen, een goeie buffer zeg maar. Veiliger kan niet.
Het beeld dat ik van auto rijden heb is dit: een auto heb je om jezelf en je medereizigers droog en veilig op je bestemming te brengen. Die verantwoording voor mezelf en de inzittenden ben ik me altijd bewust, het ritje is voor mij geslaagd als mensen ontspannen en zich veilig voelend met me meerijden. Ja, lach maar, het zal wel komen doordat ik vrouw ben. Een man ziet zijn auto meestal anders, als wat mag ik hier niet schrijven want mijn moeder leest mijn blog soms ook.

De fabrikanten van auto's wedijveren om hun auto als de 'veiligste' auto te mogen duiden, dus mijn beeld over wat een auto zou moeten doen is zo gek nog niet. Alleen, diezelfde garanties van veiligheid doen menig bestuurder juist denken dat hij in zijn auto onsterfelijk is. Airbags overal, kreukelzones etc. Ach, hoe machtig voel je je als bejaarde als je toch nog met de snelheid van een jonge vent over 's Heeres wegen durft te scheuren. Of, hoe viriel voel je je als jongere als je al die oude treuzelaars achter je laat, passeren durft waar losers op de maximaal toegestane snelheid blijven doorsukkelen. Het ego is misschien wel de grootste killer op de wegen.

Wees voorzichtig allemaal, zeker in de auto, of zoals mijn vriendin Marrie altijd zegt: rij voorzichtig, je hebt een kostbare, onvervangbare lading.



zondag 19 februari 2012

Zondag, strand- of wandeldag.


Het is zondag, de titel zei het al. We gaan straks wandelen in het bos met de hele familie, tenminste, degenen die zin of geen andere plannen hebben. Het is winderig en wat koud (lekker fris zou Karel zeggen) dus het is een goed plan om de beschutting van het bos op te zoeken. Een andere keer gaan we wel weer staren over het waddengebied, want al wonen we allemaal in het noorden, wij hebben ook een duidelijke hang naar water, naar massale wolkenpartijen en het andere, helderder licht in de buurt van de zee.
Vroeger, en dan heb ik het over vijftig jaar geleden, gingen we graag naar het strand van Oostvoorne, waar mijn vader naar de bulten zeewier in de verte wees en zijn kinderen aan het rennen kreeg met de opmerking: kijk, een haai!
Eenmaal bleek het nog een haai te zijn ook, zo dood als een pier.

We vonden en verloren ons hele leven van alles op dat strand en de duinen. Het zand nam de autosleutels en gaf ons graaf-, spring en wandelplezier. De wind nam onze strandbal of autoband en gaf ons rode wangen en striemde soms het zand tegen onze benen. Wind maakte de honden extra vrolijk. De verte lokte altijd en bracht jutplezier, vooral op het Oostvoornse strand.  Het water was er sluw en sloop in luttele minuten het strand op zodat verraste wandelaars al van verre hun auto weerspiegeld zagen in een laagje zeewater, of, hun auto zo dicht bij de zee hadden gezet dat alleen het dak nog zichtbaar was. De mensen hielpen elkaar, er werd op de gevaren gewezen van het snel opkomende water, en toch, toch gebeurde het soms nog dat met een tractor een auto 'gered' moest worden. Mijn vader tuurde met bezorgde ogen over het weidse strand, en meer dan eens ging hij mensen waarschuwen als ze wegliepen bij hun auto.

De Kwade hoek werd ook een heel populair strand voor ons, later, toen we allemaal behalve mijn jongere broertje, het ouderlijk huis hadden verlaten.
Ik was getrouwd met Aad, en die sloot graag aan bij Karel en mijn vader, zeevissen. Zo noemden ze dat maar ze bleven stevig met hun benen op het strand. Ze sjouwden en sleepten vanaf een mini-parkeerplaatsje dat je echt moest weten te vinden hun zware tassen, karretje en hengels door het mulle zand van de duinen totdat het harde zand werd bereikt, en dan moesten ze nog een heel eind lopen naar het water. Er werd goed gelet op het tij, want te laat van het strand gaan kon je leven kosten, het water kwam verrassend snel op, de waarschuwing werd al in de naam van het gebied gegeven. Eenmaal hebben pa en Karel voor hun leven moeten lopen, en zagen ze Skippy (hond van Karel en Hen) voorbijdrijven op het snel opkomende water, het water inmiddels zo hoog dat het bijna de waadpakken inliep. Skip spoelde aan bij de duinen, en Karel en pa redden het goddank ook.

Een beschermd natuurgebied was De Kwade Hoek, en dat zal het nog wel zijn, je had er toegang als je lid was van Natuurmonumenten of van Het Voornse Duin. Pa en ma woonden inmiddels in Den Brielle dus het was niet echt, maar voelde dichtbij. Vaak gingen de mannen alleen, puur om te vissen, maar als het even kon qua weersgesteldheid of tijd gingen wij, en regelmatig de hele familie inclusief honden en kleinkinderen, mee. We sleepten wrakhout naar onze plek en bouwden muurtjes waarachter we lekker uit de wind en in de zon konden liggen, we lazen boekjes, groeven in het zand of scharrelden langs de waterkant die erg ver van de duinen af kon liggen.

Mijn ouders gingen later, net als Hen en Karel voor hen hadden gedaan, in het noorden van het land wonen, maar kwamen regelmatig bij mij en Aad op bezoek, toen we nog in Zwijndrecht woonden. Soms gingen de mannen dan weer even terug naar de Kwade Hoek, vissen. Maar mijn vader keek met zijn bezorgde ogen in het rond, zag de snelgroeiende puisten van het Botlekgebied, het immer vastlopende verkeer, en was blij dat hij vertrokken was uit Zuid-holland. Behalve misschien die ene keer dat we in Rotterdam op de markt liepen bij het Afrikaanderplein, toen zei hij opeens temidden van de drukte en roepende marktlieden: ik ben thuis.

Maar eerlijk is eerlijk, pa's echte thuis was het platteland, waar hij zijn moestuin had, een hele dag langs de kanalen kon zitten met zijn nieuwe vrienden, vissend. Soms ging hij alleen en als het erg warm was glipte hij uit zijn kleren om even in zijn blote kont te zwemmen, het koele zachte water het blije jongetje in hem loslatend.
Het vissen in beken en kanalen vond hij fijn, het bracht geen onrust zoals het continue ruisen en bonken van het zeewater kon.
Toch, er zijn foto's van de Kwade Hoek, mijn vader al zo'n 60 jaar oud, waarop ik heimwee zie in zijn gezicht, naar toen, naar ooit, naar een leven dichtbij zand en zee, of misschien zie ik alleen maar onmacht over het zo snel verstrijken van de jaren. Diep van binnen weet ik het wel, herken ik zijn onrust en eenzaamheid. Maar ik hou het op het verlangen naar de zee, dat in ons gebakken werd 'toen', toen wij op nog jonge beentjes langs het water renden, vol spanning om iets bijzonders te vinden, misschien wel een haai.


foto: door Henk gemaakt.




zaterdag 18 februari 2012

Zaterdag.


Wakker wordend had ik geen flauw idee wat voor dag het was, maar het licht diende zich aan achter de gordijnen. Ik had goed geslapen! Ik staarde even naar het plafond en langzaam kreeg ik alles op een rijtje. Het is zaterdag. De hele week ben ik al met de dagen in de war, geen idee welke dag het was, welke vuilnisbak naar buiten moest (het was de groene) en om mijn verwarring te vergroten deed de helft van de straat het verkeerd. Ook ik.
Mijn hoofd heeft moeite met denken, met meer dan onthouden welke dag het is. Ik zie en hoor het ook aan mijn familie, de opmerkingen die gemaakt worden, dingen die weer vergeten zijn of voor de zoveelste keer verteld worden. Het hoort er allemaal bij, bij shock, bij verdriet en afscheid nemen.

Ook zie ik dat langzaam iedereen zich herpakt, naar eigen huis en haard gaat. Het leven komt weer op gang. Er wordt omhelsd, nog wat gehuild, gezoend, gezwaaid.
Gisteren zwaaiden we Raymond en Lya uit. Ik stond naast Hen, en was me bewust dat ze ditmaal niet Karels gezicht achter het raam zagen, maar het mijne. Het was stil in huis, de enige geluiden die we hoorden kwamen van buiten, onze ogen volgden de vertrekkende auto, zagen de zwaaiende handen. Onze armen en handen zwaaiden volautomatisch terug.
Ondanks dat de auto om de hoek was verdwenen bleven we nog even zo staan.
Ik keek opzij naar Hen, in haar ogen en bril zag ik de lucht weerspiegeld.

We gingen samen even de hort op, boodschapjes doen en ergens een broodje eten, naar het tuincentrum om voorjaarsbolletjes te kopen. Bij thuiskomst vonden we het huis weer gevuld terug, met Jeroen en Martine en hondje Rusty.
Martine vertelde over haar buren, die hadden bij haar thuis niet alleen bloemetjes neergezet, maar ook een wasje gedraaid en opgehangen, de vaat gedaan, op haar hondje gepast op de dagen dat het nodig was. Goeie buren.
Ik ging met een gerust hart naar huis, maar wel met een zeurende hoofdpijn.

Nu is het zaterdag, en ik heb voor het eerst sinds tijden goed geslapen. Gisteravond hoorde ik van het ongeluk van Willem-Friso, die zo'n 20 minuten onder de sneeuw bedolven had gelegen, in coma ligt. Misschien kwam het ook door dit bericht dat ik wat later in bed een boek begon te herlezen (Joe Speedboot) dat begint met te vertellen over een coma-gevalletje van zo'n 200 dagen. Ondanks dat het onwaarschijnlijk klinkt is het een boek dat vrolijk maakt, het bruist van levenslust en je leest het met een glimlach om je mond. Misschien redt Willem-Friso het ook. De tijd zal het leren. Hoe dan ook, ik besefte dat het leven doorgaat, niet voor allemaal, maar het gaat door, en ik sliep.



donderdag 16 februari 2012

Afscheid van Karel.


Vroeg is het nog, maar buiten breekt de dageraad aan. Vaag nog. Ik was het me de hele nacht bewust, straks gaan we definitief afscheid nemen van Karel.
Ik heb slecht geslapen, en ik denk dat er meer zijn van mijn familie die daar last van hebben deze dagen. Even laat ik mijn familie in gedachten de revue passeren, ze houden zich allemaal heel goed, nemen goeie beslissingen. Als ik ma bel neemt ze pas na lange tijd op, ze was vast in slaap, goed dat ik haar belde. Ze had slecht geslapen zegt ze, sliep pas sinds vier uur of zo.

Dan slinger ik mijn benen uit bed en stap de badkamer in, zie mijn vermoeide gezicht en de dikke ogen in de badkamerspiegel, stap dan snel onder het warme water. Zelfs deze ochtend denk ik aan de heldere kleuren van Bonnards schilderijen van zijn badende vrouw, terwijl ik me afdroog. Ik ben haar, wij zijn alle vrouwen.

Onhandig bloot (ik wil het grote licht niet aandoen en niet alle gordijnen zijn dicht) kies ik mijn kleren, er is geen twijfel aan wat ik wil dragen tijdens Karel's begrafenis. Ik kies voor een donkerrood t-shirt, en als ik mijn warmste sokken aantrek, paars, denk ik aan Karel's kleurendoofheid. Die sokken hebben we pas nog in Duitsland gekocht, met ons dinsdagclubje, ma, Karel en Hen, en ik.
Ik heb een broche gekregen van Marrie, die was nog van haar opoe geweest. Sterke vrouwen, en ik wil ze beide bij me hebben vandaag, dus ik speld de broche op mijn vest. De halve gulden die ma ooit van opa Schriek kreeg en waar ik een ketting van heb laten maken, hang ik om. Simone's rokje en warme laarzen doe ik aan. Haren met een speld omhoog. Ik kijk in de spiegel, dezelfde dikke ogen kijken me aan, maar ik voel me een stuk beter. Dan leg ik mijn roze sjaal bij mijn jas, voor straks.

De honden schud ik zachtjes wakker, mijn koude handen gaan over hun warme vel, zelfs Jip wil niet van de bank afkomen. Davo verbergt demonstratief zijn kopje tussen zijn voorpootjes zodat ik alleen nog een oortje zie.

Heel, heeeeel eventjes dacht ik: was ik maar hond. Maar dat was echt maar een fractie van een seconde, het leven is goed zoals het is. Misschien wordt het tijd om een liedje te neuriën of te zingen, en verdomd, terwijl ik mijn ontbijt klaarmaak hoor ik het mezelf zingen, 'here comes the sun'.



maandag 13 februari 2012

Carolus Eijeriks.


Zondagskind Karel, op een mooie zondag geboren, op een mooie, samen doorgebrachte zondag gestorven.

Man, vader, opa, vriend,
kind, broer, zwager, schoonzoon, vriend,
zonaanbidder, socialist, raadgever, inspirator, wandelaar, vriend,
liedjes neuriër, vraagbaak, vriend,
collega, buurman, kookliefhebber, steunpunt, optimist, vriend,
levensgenieter, wereldmens, peinzer, fietser, jeetjemekreetje-roeper, vriend,
vakantieganger, gezelligheidsmens, genieter, danser, vriend,
medestander, uitdeler, mee-lever, meedenker, mee-drager, mee-helper, vriend,
wijndrinker, reisleider, koffieleut, uitdager, kijker, vriend,
mensenvriend, kindervriend, vriend vriend vriend!



zaterdag 11 februari 2012

Tai Chi bij Fontana.


Zaterdagmorgen, kwart voor zeven. Ik ben onderweg naar het kuuroord Fontana in Bad Nieuweschans.
Voor me begint de lucht te breken. De weg slingert als een glanzende baan voor me uit. Links en rechts van de A7 liggen de sloten en vaarten als witte linten in het wat donkerder veld.
Het is heel stil op de weg. Als ik de radio aanzet hoor ik Hermans Finkers, hij vertelt over de ijsbanen, dat ze altijd linksom worden gereden, behalve in een klein plaatsje in Gelderland of zo, daar rijden ze rechtsom, zo heeft hij zijn vrouw ontmoet. De mensen lachen. Volgens het weerbericht gaat morgen de dooi invallen. Geen dag te vroeg als je het mij vraagt.
Bij het bronnenbad aangekomen zet ik mijn auto neer naast de dik beijsde auto's die grijsglanzend hutje aan mutje op het parkeerterrein staan. Mijn sleurkoffertje ratelt op de stenen als ik in de richting van het licht loop, de ingang. Binnen glanzen de vloeren en de overdadige warmte van het kuuroord slaat me tegemoet als de schuifdeuren open sissen. Even sta ik stil in de sluis tussen buiten en binnen, dan sist de tweede deur open en sta ik in de hal. Ook hier is het nog heel stil, een receptioniste staat op en herkent me, zegt vriendelijk goeiemorgen. Ze reikt me een polsbandje aan waarmee ik de rest van de dag zal rondlopen en waarop mijn uitgaven worden bijgehouden, en dan loop ik naar 'mijn' zaaltje.
De lichten zijn al aan.


vrijdag 10 februari 2012

Koeien en honden.


Midden in de nacht schrok ik wakker, een ijl geluidje kwam via de kieren van het hout de zolder binnen waar ik sliep. Het was bitter koud, ijs had zich op de dekens en op mijn haren vastgezet. Katten lagen opgerold te slapen in het stro naast me, en sommige van hen roerden zich toen ik me onder de dikke wollen deken uitworstelde, zodanig dat de deken niet open zou slaan, de warmte behouden zou blijven terwijl ik snel naar beneden zou gaan. In het licht van de maan dat door het smalle dakraam naar binnen viel stapte ik over de bult waar ik mijn slapende zus wist, naar de ladder. Beneden liep ik zo stil mogelijk, planken vermijdend die losliggen, pakte het kind op dat met dat nietige geluidje kenbaar had gemaakt dat ze wakker was. Het kind tegen mijn borst klemmend sloeg ik een doek om, liep naar het blauwige licht van het raam en keek naar buiten waar het maanlicht flonkerde op de sneeuw. Achter de muur hoorde ik de koeien ademen, onrustig worden. Bomen staken donker af en markeerden het pad waarvan ik wist dat hij het had genomen, slechts enkele uren geleden. 'Je moet het vertellen" had hij nog gefluisterd, en zonder groet was hij vrijwel geluidloos de deur uitgegaan. Even had ik nog naar zijn weglopende gestalte gekeken, daarna had ik de deur dichtgedaan en de grendel stevig in de uitholling van de muur geschoven.

Zo ging het dus niet. Welnee, al doet de bittere kou wel allerlei beelden en verhalen in me opkomen. Ik schrok vannacht wel wakker van een geluid, dacht aan een kindje, tilde mijn hoofd op en luisterde nog eens goed, en ja hoor, daar hoorde ik het weer, een zacht jammeren. Ik slingerde mijn benen uit het warme bed, liep op blote voeten en in mijn nachtpon naar de kamer, hoorde terwijl ik naar het lichtknopje zocht al dat er iets niet in orde was met Davo. Davo's nagels tikten ongedurig op de houten vloer en het gejammer hield aan, zachter, maar onmiskenbaar was hij in nood. Terwijl het licht aanging zag ik hem staan, in het midden van de kamer, kwispelend.
'Wat is er' vroeg ik terwijl mijn handen controlerend over zijn lijf gingen, alsof een hond antwoord kan geven. Hij jammerde nog eens. Dat was antwoord genoeg voor me, dit was meer ellende dan 'zijn-plekje-kwijtgeraakt'. Hij liep achter me aan naar de bijkeuken en ik zei: "wil je naar buiten?". Jip wel, die bonkte gelijk bij het woordje 'buiten' blij zijn grote lijf tegen mijn benen. 'Wees eens voorzichtig Jip', en hij droop af naar de kamer waar ik hem op de bank hoorde springen.
Ik deed mijn jas aan over mijn nachtjapon en mijn blote voeten schoof ik in mijn koude laarzen, vroeg me ondertussen af of ik niet meer kleren aan moest doen, maar ging toch door met Davo in zijn tuigje hijsen. "Nee Jip, jij blijft", want weer was Jip aan komen rennen door het geluid van tuigje vastklikken of sleutel omdraaien.
Met Davo ging ik naar buiten, stapte de stille grijswitte kou in. Over het maanverlichte straatje liep ik naar het landje naast ons. Daar deed Davo een soort rondedans in het knisperende ijzige gras, ondanks zijn hoge nood kon hij even niet beslissen waar .... Ik wachtte af totdat hij ging zitten, en jawel hoor, het probleem was duidelijk, diarree.

Ik voelde me onzeker, voelde de kou aan mijn blote benen, en vervloekte het dat ik mijn bril niet had opgezet, maar ja, haast. Toch, zelfs zonder bril was het mooi buiten, en goddank stond er geen wind. Davo had niet veel behoefte om nog langer buiten te zijn en maakte dat duidelijk door een sprongetje te maken in de richting van het verlichte rechthoekige vlak in de deur.
Binnen deed ik zijn tuigje af, hij dronk wat en slenterde naar de bank, waar ik Jip een stukje liet opschuiven. Toen ze weer veilig en wel lagen pakte ik mijn bril, keerde nog even terug naar buiten, waar het echt sprookjesachtig mooi was. Het was even na vieren, nergens was er geluid. Wat later lag ik weer in bed, luisterde en schrok meerdere keren wakker van geluiden, telkens even focussend of het niet Davo was die weer hoge nood had. Zo dommelde ik naar de ochtend, hoorde een auto die bij de brievenbussen stopte, ook bij de mijne, hoorde een kat die onder het raam schreeuwde en heel zacht hoorde ik zelfs de muizen ergens ritselen. Niet onder de slaapkamervloer gelukkig, maar ik had ook geen zin me druk te maken waar dan wel. Ik lag te denken hoe fijn het was dat ik 'buiten' woonde in 2012 in plaats van 1881, geen koeien hoefde te melken, geen kippen had. Maar ook dacht ik: van wie was dat kindje waar ik in eerste instantie aan dacht toen ik wakker schrok? En wie was die man die zo stilletjes vertrok? Misschien krijg ik vannacht het antwoord.

donderdag 9 februari 2012

Elfstedentocht.


Vorige week stelde Karel voor om koffie te gaan drinken in Delfzijl. Dat was een prima idee want normaal zitten we daar achter onze koffie te kijken naar het water, hoog of laag of dood tij, en speuren onze ogen tegelijkertijd of we niet ergens een zeehond zien zwemmen, maar vanwege de vorst zou het er nu vast heel anders uitzien.  
We gingen en zaten na een half uurtje rijden in de serre van het restaurant dat op hoge benen gebouwd is en voor de dijk op het zand staat, maar met hoog water in het water. Met stormvloed is dat eng, zei een serveerster eens, dan voel je het restaurant bewegen.
Via een lange overdekte loopbrug bereik je het restaurant, een loopbrug die ruikt naar oude zomerhuisjes, hout, zout water, en iets gezellig mufs. Maar ik dwaal af, we zaten in de serre, de zon scheen en het helle wit dat buiten tot aan de horizon leek uit te strekken weerkaatste zijn licht naar ons. Mooi, alsof we in de bergen zaten na een ski-partijtje.  
We keken knijpogend naar buiten, zagen hoe kinderen met sleetjes van de dijk naar beneden roetsten en spraken over de tijd dat we dat zelf deden, en dat we dat sleetjesgevoel in ons binnenste herkenden. 

Omdat alles wit was was het lastig om te zien waar het zandstrandje eindigde en het water/ijs begon, maar als je goed keek zag je het, het ijs zag er wat vuilgroenig uit, troebel en poreus, en leek zich een aardig eindje uit te strekken over de Eems. 
Er liep geen mens op, zelfs niet een klein stukje. Zou je er op kunnen lopen? En, hoe gaat dat nou met hoog of laag water? Drukt het het ijs gewoon omhoog, of stuwt het het ijs naar de kust? "IJs gaat op een gegeven moment kruien" zei Karel, dat wordt naar de kust gedrukt, en we haalden herinneringen op van lang geleden, 1963. Wij gingen met zijn allen naar het strand van Oostvoorne waar allemaal bergen ijs op het strand lagen. Robbie, ons hondje liep over de schotsen en ik was als de dood dat hij tussen de kieren zou vallen, alsof daar een groot zwart gat onder zou zijn waardoor hij voor eeuwig ergens in de ruimte zou zweven. 1963 was een bijzonder koude winter, sneeuwschuivers liepen vast en bleven staan tot het ging dooien herinnerde Hennie zich. Op de Zuiderparkweg was slechts een rijbaan vrijgemaakt, zodat je eigenlijk tegen de rijrichting inreed. 

Dit soort gesprekken maakt het witte wereldje buiten los, en dan heb ik het nog niet over het heden, over de tranen gisteravond van de schaatsers die bij de Wereld draait Door zaten, en doorschakeld werd naar de "live" uitgezonden persconferentie over de Elfstedentocht. Het bericht kwam: het gaat niet door. Paul Haenen zat er bij en dolde wat en opperde een stukje met de bus te gaan, maar de ernstige gezichten om hem heen deden hem zwijgen. Toch heeft Paul gelijk, waarom kan dat wel met een Tour de France, en niet met de Elfstedentocht? Nee, Friezen kunnen niet 'buiten de box' denken, niet als het gaat om de Elfstedentocht. 

En wij? Zonder de schaatsen onder te binden, zonder te klunen, maar gewoon met de auto gaan we straks naar Delfzijl, koffie drinken en naar het ijs kijken dat nu al zo dik is dat er wandeltochten over de Waddenzee worden georganiseerd. Misschien is dat wel bijzonderder dan een Elfstedentocht. Of zie ik dat verkeerd? 


woensdag 8 februari 2012

Moeder.


Het is mooi onderweg naar Papenburg. We rijden door het gebied langs de Eems in Duitsland dat onder water komt te staan bij hoog water. Het hoge water was al gezakt toen de vorst intrad, maar er staan nog wel grote plassen, die nu stijf bevroren zijn. Op de heenweg vliegt bijna een buizerd tegen de auto. Traag is hij, zoals alle vogels vertraagd en verzwakt zijn door de kou. 
Alles glinstert in het flauwe winterzonnetje, de plassen, de weg voor ons. Een zwart-witte wereld na het frisse groen dat voor de vorstperiode al overal luid 'lente' riep. 

Achter me hoor ik het kleine stemmetje van mijn 89-jarige moeder. Ze zit naast Hen en Martine. Ik moet me een beetje inspannen om ma te verstaan boven de auto-geluiden uit. Ze heeft het over het ritje in de taxi dat ze maandag maakte naar mijn zus Marijke, 30 kilometer heen, 30 terug. Tijd genoeg om een beetje te kletsen met de chauffeur.
Op de heenweg had ze een mannelijke chauffeur die geen woord tegen haar had gezegd, maar op de terugweg had ze een vrouwelijke chauffeur en die kon de nog steeds wat Rotterdamse tongval van de praatgrage moeke wel waarderen, ze kwam namelijk zelf ook uit het westen en ondanks dat ze net als ma voor geen goud terug zou willen, mist ze soms de gemakkelijke, losse manier waarop ze in het westen praten en de humor. 
Ik praat wat met Karel en hoor ma niet meer. Als wij even stilvallen hoor ik ma met iets luidere stem iets vertellen: en die vrouw zei 's morgens tegen haar man: ik heb zo mooi gedroomd, ik fietste door een enorm veld met allemaal prachtige bloemen. De man antwoordt: dat is ook toevallig, ik heb ook zo fijn gedroomd, ik had geweldige sex. "Met mij"? vraagt de vrouw. "Nee, hoe kan dat nou, jij was toch fietsen!". We lachen, misschien wel het hardst omdat mijn moeder de mop vertelt. Ik kan me namelijk niet herinneren dat ze ooit een mop verteld heeft, laat staan eentje met het woord 'sex' erin. 
Ze had hem gehoord van die leuke taxi-chauffeur.   





dinsdag 7 februari 2012

zondag 5 februari 2012

Negenentachtig.


Vandaag werd mijn moeder negenentachtig jaar. We haalden haar op om koffie te gaan drinken in het Rozenpaviljoen, nadat we met de rest van de familie in het bos hadden gewandeld. De wandeling was goed te doen qua kou en afstand, en we liepen met ons clubje de witte-paaltjes-route. Voorop liepen de zwagers Karel en Harrie, de rest liep als een kip zonder kop achter hen aan, er als altijd op rekenend dat de voorsten de route in de gaten hielden.
De grond was hard bevroren en een dun laagje sneeuw bedekte de grond, het bos lag als een zwart-wit tekening voor ons. Onder onze voeten knisperde het bevroren blad. Op het water van het Nije Hemelriek werd geschaatst, kinderen kwamen aan met sleetjes, Rusty dartelde met haar oude beentjes vrolijk en in een hoog tempo tussen ons door. Een leuk wandelingetje.

Op de terugweg haalde Peet ma op, wij waren alvast doorgereden naar het paviljoen. Het was er druk. Ergens aan de andere kant van het paviljoen begon een piano te spelen: "lang zal ze leven", en al was het toeval en zong het gezelschap daar voor iemand anders, wij zongen uit volle borst mee.
En moeders, die trakteerde.


Kachelhout.


Vanmorgen zag ik bij mijn moeder in de krant wat foto's en een berichtje dat er al 50 mensen van de kou zijn omgekomen, de meeste in streken waar het veel kouder is dan hier, Polen, de Oekraïne en zo. Het ging niet eens om daklozen bewees een foto, die getuigde van een thermosthaat die binnenshuis onder nul aanwees. De thermostaat hing op een oranje bedrukt behangetje, geflankeerd door wat schilderijtjes en foto's. Dat oranje van het behang was waarschijnlijk het warmste in de kamer. Oekraïne. Buiten was het -28.

Dat is hier wel heel anders. Ten eerste wordt het hier niet zo koud en ten tweede zitten wij er warmpjes bij in Nederland. Over het algemeen dan. "He gezellig" roept iedereen die bij mij binnenkomt: "wat een heerlijke warmte geeft zo'n houtkachel", om vervolgens handenwrijvend bij de kachel te gaan staan, zich om te draaien om hun rug en gat te verwarmen.

Het is ook zo, het is heerlijke warmte. De honden liggen graag voor de kachel te stoven, en geloof het of niet, je moet ze ook af en toe een beetje wegtrekken of ze omkeren, net als een sudderlapje, want ze lijken geen idee te hebben dat ze liggen te hijgen, of ze zijn te lui om een stukje verderop te gaan liggen, of te gaan drinken. Kortom, die houtkachel is een zegen voor mens en dier.
Maar die heerlijke warmte kost ook wat: hout! Het is niet voor niks dat men zegt dat je van een houtkachel meer dan eens warm wordt: van het bomen omzagen, takken opruimen, in stukken zagen, kloven, stapelen, sjouwen, etc. Gelukkig heb ik een grote tuin en af en toe moet er gesnoeid of moeten hele bomen omgezaagd worden. Ook nu hangt er weer een half omgewaaide boom tegen en tussen de andere bomen, die ga ik wegzagen zodra de ergste kou voorbij is.

Het zagen geeft altijd wel wat spanning, meer dan eens heb ik me verbaasd over de grootte van zo'n boom als hij eenmaal omligt, en eenmaal viel een boom gedeeltelijk op de weg. Dat was niet de bedoeling. Het is ook link om zo in je eentje te werken, ook voor mijn eigen veiligheid bedoel ik.
Dus ben ik in de loop der jaren wat voorzichtiger geworden, ik zaag alleen de dunne bomen om, en soms vraag ik iemand of ze even op de weg willen blijven staan om zeker te weten dat er op dat moment geen auto onderdoor rijdt. Het hek langs de weg laat al op diverse plekken enorme deuken zien waar de takken of de boompjes op gevallen zijn.

Vorig jaar bleef een boom een beetje hangen in de andere bomen, en toen kwamen net Henk en Paulo langs, en die zijn voor me in de touwen gaan hangen (die zo hoog mogelijk aan de boom waren bevestigd) terwijl ik een nieuwe zaagsnede maakte. Als ik me goed herinner verrekte Henk toen prompt ergens een spier. Zwaar werk is het, in meer dan één opzicht.

Het is al weer een paar jaar geleden, maar ik kreeg ook een keer een hele lading bomen van de buren, die dunnen regelmatig hele stukken bos uit voor Staatsbosbeheer. Nu denk je misschien dat mijn buren daar geld voor krijgen van Staatsbosbeheer, nee, het werkt zo, ze moeten er voor betalen. Voor het hout eigenlijk. Tot en met de maand februari mag er in het bos gezaagd worden, daarna moet het klaar zijn, en het bos moet ook netjes achtergelaten worden, takken gestapeld etc.
Enorme stapels boom liggen uiteindelijk voor het huis van de buren, en af en toe zie ik dan een klein groepje mannen die dat hout in stukken zaagt en klooft, en gedurende de weken zie ik de bomenberg slinken. Voorheen deed de buurvrouw dat kloven ook in haar eentje, met de kloofmachine, dagen, weken achtereen, omdat haar man toen nog met zijn vrachtwagen op pad was. Een paar maal ben ik de buurvrouw/buurman gaan helpen. Soms was de buurman samen met zijn hoogbejaarde vader aan het werk. Die vader is ruim 80 en zwaait met dat stoere oude lijf nog gewoon een bijl in de rondte om het hout op de ouderwetse wijze te kloven. Ik reed op die momenten meestal met de kruiwagens hout heen en weer, stapelde, en voelde de kachelwarmte al in mijn spieren en botten.

En andere mensen barsten van de kou, zoals ik in de krant lees. 'Wat boffen wij he ma', zei ik, nadat ik wat van die berichtjes over de kou had voorgelezen. Goddank dat we niet daar zijn geboren, dat we niet arm zijn, gewoon de thermostaat hoger kunnen zetten als we dat willen en ik daarnaast ook nog een gezellige houtkachel heb.
Even later liep ik met Jip terug naar huis, Jip houdt wel van dit weer, hij wordt er erg springerig van.
Naast mijn voordeur zie ik een keurig stapeltje kant en klaar kachelhout liggen. Dat hebben de buren daar neergelegd, omdat ze weten dat mijn kachelhout bijna op is en omdat ze wat voor me wilden doen, ze hadden gezien dat ik moe ben.
Dat kachelhout is dus ook nog hartverwarmend. Nee, dat zeg ik verkeerd, de buren zijn hartverwarmend.





zaterdag 4 februari 2012

Sneeuwlandschapje.


Het is gewoon fijn om te schilderen, niet naar waarneming, maar vanuit je hoofd, en als het daar boven wat stil is ........


vrijdag 3 februari 2012

Sneeuw.



Het sneeuwt, het zal niemand ontgaan zijn. Gisteravond kleurde de lucht weer fraai oranje, nog meer kou belovend. Vanmorgen lag over alles al een wittige vorstwaas en sinds een kwartiertje of zo valt fijne sneeuw uit te lucht. "Vallen" kan je het eigenlijk niet noemen. Sneeuw 'daalt',  elegant en rustig.
Sneeuw maakt de wereld één. Alle grenzen vervagen, sloten worden gevuld, lelijkheid bedekt, schoonheid geaccentueerd. Mooi. Sneeuw brengt mij ook altijd heimwee, een verlangen naar ooit, naar vroeger toen alles compleet was, ik kind was. Ingekocheld worden, sneeuwpoppen maken, rooie wangen, dooiwater langs je nek en rug, eerst dooie vingers en daarna dikke gloeiende handen, dat.

Hoe mooi alle seizoenen ook zijn, geef mij de lente maar. Gisteren zat ik naast Karel in de auto, Hennie was even de Duitse bakker ingelopen om brood te kopen en we wachtten op haar terugkomst. We spraken over Raymond die 4 februari 40 wordt, over de kracht van de zon die ons stoofde terwijl we wachtten, over de kou die gisteren en eergisteren zo fel was dat het lopen met de honden ondoenbaar werd, me zelfs misselijk maakte tegen de tijd dat ik bijna thuis was. En Karel was gisteren ook beroerd geworden had hij al verteld, Hen en Karel hadden hun dagelijkse rondje niet afgemaakt.
Maar zo even met de auto weg waren we er toch even uit. Terugrijdend richting Nederland zetten we de kachel op zijn hoogst en kregen we het knap warm, "lekker" zei Karel. Het voelde of we op een terras in Frankrijk in de zon zaten, maar het biertje ontbrak. Wel gloeiden mijn oren en in het achteruitkijkspiegeltje zag ik ze rood tussen mijn haren uitsteken, als rooiekoolbladeren zou Mar zeggen.
We reden op een glanzend gouden loper die voor ons lag uitgerold zo ver het oog reikte, dankzij de zakkende middagzon. Een enorme groep vogels vloog rond in de buurt van de grens met Duitsland, zo'n grote groep heb ik heel mijn leven nog niet bij elkaar gezien. Ze cirkelden rond een grote bevroren plas en zochten waarschijnlijk een plek om te foerageren, de weilanden eromheen waren vast het doelwit.
Even scholden we saamhorig op die kinderachtige kerels die telkens hoorbaar zijn op de tv, de dikte van het ijs moet iedereen zo nodig weten, en wie het eerst zijn ijsbaan kan openen. Dat 'kinderachtig' was lekker om te zeggen, al snap ik best dat ze graag schaatsen op natuurijs. Maar geef ons maar de zon, de lente. Met een beetje geluk is de sneeuw een aankondiging van dooi, sorry schaatsliefhebbers, we willen zon.




donderdag 2 februari 2012

Danuta.


Vanmiddag om drie uur wordt Danuta gecremeerd, en wij kunnen daar niet bij zijn. Niet lijfelijk, maar voor de rest zijn we er.








De man van mijn dromen - Curtis Sittenfeld.


Het voelt beschamend, zo'n flauwe titel van een boek boven mijn blog zetten en er over schrijven, nadat ik hier zo kort geleden een berichtje plaatste dat Danuta is overleden.

Toch, ik wil een stukje publiceren uit dit boek dat ik 's avonds voor het slapen gaan lees. Iets trof me terwijl ik het las, terwijl ik moeilijk uit kan uitleggen waarom. Ja, Bonnard wordt genoemd, en daar schreef ik al eerder over in mijn blog, omdat ik altijd aan Bonnard denk als ik me 's morgens in de badkamer afdroog. Maar het heeft ook iets te maken met Danuta, met begrip, met toeval, ook met 'dingen die voorbij gaan', en met het (in het boek) wat onhandig, maar wel doorgaan van leven. Zoiets.


woensdag 1 februari 2012

Danuta.


Ik hoorde het zojuist, Hennie belde en vertelde dat Kasia's moeder, Danuta, vrij plotseling is overleden.
We wonen ver van elkaar, Kasia en Jeroen met hun kinderen in Polen, wij hier in Nederland. Opeens kan je nergens anders meer aan denken dan aan Kasia, haar familie en voel je hoe waar zo'n opmerking is die je vaak leest of hoort: onze gedachten zijn bij haar, bij hen.

Toen Jeroen en Kasia trouwden (in 2007) heb ik nogal veel met mijn videocamera rondgelopen. Dat filmen was voor mij geen moeite, het was eigenlijk een vrijbrief om onbeschaamd zoveel mogelijk in de rondte te kijken, extra te genieten van alles. Tenminste, zo voelt dat voor mij.
De hele trouwerij was een groot hartverwarmend Pools feest, de zon scheen, we waren allemaal diep ontroerd en blij, wat zeg ik, we voelden ons denk ik net zo gelukkig als Jeroen en Kasia zelf.
Dat geluk was ook aan Danuta af te zien, ze zag er wat gespannen, maar mooi uit, ze veegde af en toe wat tranen van blijdschap weg. Het is ook niet niks als je dochter trouwt.



De ochtend na de trouwerij ontbeten we in de prachtige tuin bij het landgoed waar het feest was gehouden, en waar wij ook hadden overnacht. Lange witgedekte tafels in een lichte, openstaande tent. De zon scheen, het was weer een prachtige dag. Ook Kasia's ouders en nog wat Poolse familieleden kwamen ontbijten, want na het ontbijt zouden wij, de Hollandse kant van de familie, afscheid nemen en weer naar huis afreizen. Danuta had haar hondje meegenomen, een toen al hoogbejaard dik teckeltje. Hij scharrelde gezellig onder de tafels door en keek je met die dramatische oude ogen aan, waarschijnlijk in de hoop iets lekkers te krijgen.
Dat teckeltje is er al een tijdje niet meer.
Niemand weet wat er met ons gebeurt als we overlijden, behalve dat we echt afscheid van ons lichaam nemen. Maar wat gebeurt er met onze geest? Ik stel het me zo voor, Danuta is verwelkomd door haar moeder en door mensen die ze liefhad en haar voorgegaan zijn. Wat zeg ik, misschien is Danuta wel opgehaald door God zelf en  ........ kijk, wat loopt daar jong en blij naast haar te huppelen: een zonnetje op kleine beentjes, haar teckeltje!



Schilderen.


Een tijdje geleden probeerde ik het, schilderen als een kind. Dat lukt niet, alleen een kind schildert als een kind, of, ik probeerde het te hard en afdwingen is uiteraard niet mogelijk.

Ik heb een maandje of zo geleden in Duitsland een rubberen handigheidje gekocht om flessen en potten open te maken en een van de eerste dingen die ik er mee ging doen was mijn tubes en potjes verf, die al tijden onbruikbaar zijn vanwege de oude verf die de dop hermetisch heeft verzegeld, openmaken. Dat ging best goed, al moest ik bij de tubes olieverf toch een blikje heet water erbij gebruiken, tijdje het dopje in het warme water dopen en dan leek het of de oude verf net zacht genoeg werd, of het dopje net even iets groter werd ..... krak, ze gingen allemaal open. Allemaal! Wat een feest.

Nu ben ik niet zo dol op olieverf vanwege de geur. Nee, ik zeg het verkeerd, die geur vind ik eigenlijk nog lekker ook, maar ik word er altijd op den duur wat raar van. Niet echt hoofdpijn maar .... nou ja, je snapt hem wel.

Olieverf is zoveel mooier dan acryl, prachtig glansde de verf vanuit de kleine opening van de tube me tegemoet. Waarom zoveel moeite doen om alle tubes open te krijgen als je de verf niet gebruikt? Dus ik draaide wat dopjes los van de primaire kleuren (en dat ging opeens heel gemakkelijk) en zette wat kleine slurfjes geel, rood en blauw op een palet. En wit. Loodwit mag niet meer, dat is knettergiftig, maar goed, je moet dat cadmiumrood ook niet te vaak of lang op je huid laten zitten.

Er staan al wat geprepareerde schilderdoekjes voor het grijpen en ik koos een kleintje met een blauwe ondergrond, en dacht eigenlijk nergens aan, maar opeens zette ik een rechte streep op het doek, een horizon en automatisch werd het een soort Gronings landschap zoals ik dat graag zie, rijk geel van koolzaad, verrijkt met zonnevlekken en op zijn mooist met donkere dreigende luchten erboven. Ik schilderde en bleef heerlijk gedachteloos.  Al snel was de verf op en hoppa, verf erbij. Een uurtje later, toen ik echt moest stoppen om de verf de kans te geven wat te drogen, pakte ik een volgend doekje, zette weer als eerste de lijn van de horizon, en even later was ik weer "vrij" in mijn hoofd, vloog ik over het landschap en creëerde mijn eigen wereld, mijn eigen verhaal. Veel meer dan bij het eerste schilderijtje. De avond vloog om en het eerste wat ik vanmorgen deed was naar mijn atelier lopen, kijken of "het" wat was. Mm, ik ga nog verder schilderen aan die doekjes, maar ik kijk er nu al naar uit, misschien zelfs een beetje zoals een kind dat doet.