zondag 19 februari 2012

Zondag, strand- of wandeldag.


Het is zondag, de titel zei het al. We gaan straks wandelen in het bos met de hele familie, tenminste, degenen die zin of geen andere plannen hebben. Het is winderig en wat koud (lekker fris zou Karel zeggen) dus het is een goed plan om de beschutting van het bos op te zoeken. Een andere keer gaan we wel weer staren over het waddengebied, want al wonen we allemaal in het noorden, wij hebben ook een duidelijke hang naar water, naar massale wolkenpartijen en het andere, helderder licht in de buurt van de zee.
Vroeger, en dan heb ik het over vijftig jaar geleden, gingen we graag naar het strand van Oostvoorne, waar mijn vader naar de bulten zeewier in de verte wees en zijn kinderen aan het rennen kreeg met de opmerking: kijk, een haai!
Eenmaal bleek het nog een haai te zijn ook, zo dood als een pier.

We vonden en verloren ons hele leven van alles op dat strand en de duinen. Het zand nam de autosleutels en gaf ons graaf-, spring en wandelplezier. De wind nam onze strandbal of autoband en gaf ons rode wangen en striemde soms het zand tegen onze benen. Wind maakte de honden extra vrolijk. De verte lokte altijd en bracht jutplezier, vooral op het Oostvoornse strand.  Het water was er sluw en sloop in luttele minuten het strand op zodat verraste wandelaars al van verre hun auto weerspiegeld zagen in een laagje zeewater, of, hun auto zo dicht bij de zee hadden gezet dat alleen het dak nog zichtbaar was. De mensen hielpen elkaar, er werd op de gevaren gewezen van het snel opkomende water, en toch, toch gebeurde het soms nog dat met een tractor een auto 'gered' moest worden. Mijn vader tuurde met bezorgde ogen over het weidse strand, en meer dan eens ging hij mensen waarschuwen als ze wegliepen bij hun auto.

De Kwade hoek werd ook een heel populair strand voor ons, later, toen we allemaal behalve mijn jongere broertje, het ouderlijk huis hadden verlaten.
Ik was getrouwd met Aad, en die sloot graag aan bij Karel en mijn vader, zeevissen. Zo noemden ze dat maar ze bleven stevig met hun benen op het strand. Ze sjouwden en sleepten vanaf een mini-parkeerplaatsje dat je echt moest weten te vinden hun zware tassen, karretje en hengels door het mulle zand van de duinen totdat het harde zand werd bereikt, en dan moesten ze nog een heel eind lopen naar het water. Er werd goed gelet op het tij, want te laat van het strand gaan kon je leven kosten, het water kwam verrassend snel op, de waarschuwing werd al in de naam van het gebied gegeven. Eenmaal hebben pa en Karel voor hun leven moeten lopen, en zagen ze Skippy (hond van Karel en Hen) voorbijdrijven op het snel opkomende water, het water inmiddels zo hoog dat het bijna de waadpakken inliep. Skip spoelde aan bij de duinen, en Karel en pa redden het goddank ook.

Een beschermd natuurgebied was De Kwade Hoek, en dat zal het nog wel zijn, je had er toegang als je lid was van Natuurmonumenten of van Het Voornse Duin. Pa en ma woonden inmiddels in Den Brielle dus het was niet echt, maar voelde dichtbij. Vaak gingen de mannen alleen, puur om te vissen, maar als het even kon qua weersgesteldheid of tijd gingen wij, en regelmatig de hele familie inclusief honden en kleinkinderen, mee. We sleepten wrakhout naar onze plek en bouwden muurtjes waarachter we lekker uit de wind en in de zon konden liggen, we lazen boekjes, groeven in het zand of scharrelden langs de waterkant die erg ver van de duinen af kon liggen.

Mijn ouders gingen later, net als Hen en Karel voor hen hadden gedaan, in het noorden van het land wonen, maar kwamen regelmatig bij mij en Aad op bezoek, toen we nog in Zwijndrecht woonden. Soms gingen de mannen dan weer even terug naar de Kwade Hoek, vissen. Maar mijn vader keek met zijn bezorgde ogen in het rond, zag de snelgroeiende puisten van het Botlekgebied, het immer vastlopende verkeer, en was blij dat hij vertrokken was uit Zuid-holland. Behalve misschien die ene keer dat we in Rotterdam op de markt liepen bij het Afrikaanderplein, toen zei hij opeens temidden van de drukte en roepende marktlieden: ik ben thuis.

Maar eerlijk is eerlijk, pa's echte thuis was het platteland, waar hij zijn moestuin had, een hele dag langs de kanalen kon zitten met zijn nieuwe vrienden, vissend. Soms ging hij alleen en als het erg warm was glipte hij uit zijn kleren om even in zijn blote kont te zwemmen, het koele zachte water het blije jongetje in hem loslatend.
Het vissen in beken en kanalen vond hij fijn, het bracht geen onrust zoals het continue ruisen en bonken van het zeewater kon.
Toch, er zijn foto's van de Kwade Hoek, mijn vader al zo'n 60 jaar oud, waarop ik heimwee zie in zijn gezicht, naar toen, naar ooit, naar een leven dichtbij zand en zee, of misschien zie ik alleen maar onmacht over het zo snel verstrijken van de jaren. Diep van binnen weet ik het wel, herken ik zijn onrust en eenzaamheid. Maar ik hou het op het verlangen naar de zee, dat in ons gebakken werd 'toen', toen wij op nog jonge beentjes langs het water renden, vol spanning om iets bijzonders te vinden, misschien wel een haai.


foto: door Henk gemaakt.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten