zaterdag 19 november 2011

Mannen.


Hij staat voor de deur, mijn buurman Reitze. In zijn handen een zelfgemaakt kerststukje, voor mijn zwager Karel.

Wetend dat Karel ziek is vraagt Reitze altijd aan mij hoe het met Karel gaat. Moet ik van hem de groeten doen en biedt hij, maakt niet uit waarmee, zijn hulp aan. Ze kennen elkaar omdat ze, gezamenlijk met mijn andere zwager en Peter, soms ook met Niek, af en toe naar een beurs gaan, een mannenbeurs. Machines bekijken. Herriemachines die allemaal geweldige dingen kunnen. Zagen, boren, frezen, schuren, schaven, en dat allemaal in alle mogelijke richtingen en in alle standen. Verstelbaar tot in de kleinste mini-milimetertjes of tot in de hemel. Gelukkig van een daagje mannen-onder-elkaar en al dat moois lopen de mannen dan een groot deel van de dag rond op de beurs. Drinken koffie, eten hamburgers, en pesten elkaar. Kortom een mannendag zoals die hoort te zijn, alleen de strippers ontbreken. (toch?)

Kapot van het slenteren en alle indrukken komen ze weer thuis en in hun uitgelatenheid en doodvermoeide manier van lopen herken ik mijn eigen ervaringen als ik met mijn zus of moeder naar een vrouwenbeurs ga/ging. Die vrouwenbeurzen zijn niet veel anders alleen de machinerie is bedoeld voor in de keuken. Keukenmachines, sapcentrifuges, handige snijapparaatjes die ik elke keer weer koop en die altijd, altijd, ALTIJD een sof blijken te zijn. Verder kan je van alles kopen om er nog lang jong uit te zien, van prijzige zonnebanken tot heerlijk geurend badzout. Je kan je laten masseren, opmaken, inschrijven voor paranormale workshops en allerlei blingbling kopen. Je drinkt kopjes thee, eet een gebakje en een broodje, en je sjokt uiteindelijk doodvermoeid naar je auto beladen met plastictasjes. Zie hier de overeenkomsten.

Maar nu staat daar Reitze voor de deur. Zelf ook niet ongeschonden door het leven gaand weet hij hoe het is als je ernstig ziek bent. Weer biedt hij zijn hulp aan, zegt hij graag eens bij Karel op bezoek te gaan, mits Karel daar zin in heeft, tijd voor heeft, en hij overhandigt me het kerststukje, vraagt me of ik Karel de groeten wil doen. Ik ben ontroerd door het gebaar, herken de manier van vriendschap en het meeleven uiten zoals mannen dat doen. Dus ja, ik geef Karel straks het kerststukje en doe zeer zeker de groeten.


Kroketten.


Is het raar dat ik, kijkend naar de mussen in mijn boompje, denk dat ik zometeen kipkroketjes ga maken? Het is in ieder geval ongepast, twitteren de mussen.

Die musjes zijn allemaal 'eigen teelt'. Jaren terug stond in de krant dat de mussenstand sterk achteruit liep. Dat is landelijk nog steeds zo, maar niet hier ter plaatse. Hier zaten er een paar rond het huis, ze hadden vast in het oude dak van mijn huisje een fantastische nestelplek gehad tussen de wijd kierende ouderwetse dakpannen. Maar het nieuwe dak past wat beter waardoor ze minder nestelgelegenheid hebben.

Het gloednieuwe, met isolatiemateriaal gevulde dak van de aanbouw dat aan de randen nog niet was afgetimmerd bracht uitkomst, ze begonnen verwoed holen uit te hakken. En dat deden ze heel knap en snel. Iedere dag opnieuw meende ik dat de winter was aangebroken omdat het straatje besneeuwd was met bolletjes piepschuim. Ik zag regelmatig het piepschuim langs de ramen waaien. Er moest wat gebeuren om te voorkomen dat ze het dak verder uitholden en Peter ging haast maken met het aftimmeren. Maar ja, inmiddels waren we ook gehecht geraakt aan de fanatieke nestelaars. We maakten een plan zodat de mussen én nestelgelegenheid, én een schuilplaats tegen de wind kregen.

Peter maakte een dakrand met allemaal vakjes erin, prima voor een mus om te schuilen tegen de wind die hier vaak hard over het veld waait, en er werden nestkasten ("mussenflats") tegen de gevel geschroefd. Uit de wind, uit de zon, zowel aan de zijkant als aan de voorkant van het huis. Zo'n twaalf stelletjes kunnen hier tegelijkertijd een nestje bouwen. En dat doen ze, een paar maal per jaar. Reken maar uit hoeveel mussen hier jaarlijks worden geboren. Baden en drinken doen ze in de vijver bij de buren en ze eten daar ook graag het kippenvoer op. Vlak bij de opgehangen nestkasten plantte ik een liguster en ik pootte een Christusdoorn (Gleditsia 'Sunburst'). In de haag en in het boompje zitten ze graag.  Ook voor mussen geldt bij keuze van een woning: lokatie, lokatie, lokatie. Nou, een betere lokatie kan bijna niet.

Wij zijn niet de enigen die van de musjes genieten. Op een avond ontdekten we hem, de torenvalk. Ook voor hem is een goede lokatie belangrijk, ook hij vindt het fijn om dicht bij zijn eten te wonen, merkten we.

's Nachts zat hij te slapen op de grootste nestkast, degeen die het hoogst net onder de nok van het dak hangt. De eerste de beste mus die tevoorschijn kwam uit de nestkast diende als ontbijt. Alsof het valkje een kroketje uit de automaat trok. Met voldoende voorraad.
Met een zaklantaarn heb ik op een avond de valk beschenen, hij vloog weg in het halfduister en is daarna nog wel een keertje teruggekeerd, maar hij zit hier niet meer permanent. De musjes zijn weer (relatief) veilig.
Maar begrijpen jullie nu waarom ik aan kroketjes moest denken? 'Nee nee' hoor ik de musjes nog steeds twitteren, 'het is nog steeds ongepast'.