zondag 1 april 2012

1 april - zwarte zandstormen.


Er waait hier een zwartbruine wind. Het was gisteren zelfs op het nieuws. Vanwege de droogte zijn er stofstormen in Groningen. Vooral daar waar zand en veengrond ligt is het erg, je ziet de wind de grond meevoeren in warrelende wolken. Gisteren zag ik de huizen die hier zo'n kilometer vandaan staan verdwijnen in de bruinzwarte stofmist en ook vanavond is de wind weer flink aangewakkerd.

Ik ben het inmiddels gewend, in het voorjaar is het hier vaak gortdroog. We sluiten de ramen, roepen: hou de deur dicht, en gaan verder met de alledaagse dingen: 1 april leek me een goeie datum om de damesclub hier te ontvangen. Al een tijdje wil ik ons clubje wat laten zien en een en ander vertellen over tai chi.

Het liep ietsje anders. Om te beginnen was ik niet erg duidelijk geweest in mijn mailtje. Omdat het aldoor erg mooi weer was had ik geschreven: als het mooi weer is kunnen we lekker de tuin in, neem gerust allemaal je hond mee.
Je snapt het al, ondanks dat het geen weer is om buiten te zitten had iedereen zijn honden meegenomen, en ze kwamen ook nog allemaal tegelijk aan, wat tot gevolg had dat de nieuweling die mijn zus bij zich had om zich heen blafte, pieste, en de andere honden daar op reageerden door ook te piesen. Het werd een zootje.

Alles werd weer rustig, we zaten aan tafel en de soep kon geserveerd en het brood uit de oven. Maar opeens brak de hel los. Een van de teckeltjes had mijn kat gespot, en Pareltje vloog in paniek de ruimte in waar wij zaten te eten, waar ook alle andere honden lagen. Ik zei het al, de hel brak los en ik pakte in een reactie mijn kat op en haar ver voor me uit houdend probeerde ik haar naar een andere ruimte te brengen. Sjakka, opeens zat er een nagel van haar in mijn lip, en flink ook, ik voelde het kapot gaan.

Daar stond ik, voor de badkamerspiegel, met een flink bloedend scheurtje net onder mijn lip, en het zag er niet goed uit. Ik trok het wondje open en zag iets wat ik niet wilde zien, ik vroeg me af of er niet een hechting in moest. Mijn zus kwam kijken, ze was geschrokken door het hele gedoe, keek naar het scheurtje en opperde dat er misschien een hechting ....., of misschien een zwaluwstaartje? Ik maakte een mini-zwaluwstaartje, en was even later bezig al weer druk met soep opscheppen, brood snijden. Onder het eten overlegden we. De dames vonden dat ik even de huisartsenpost moest bellen, het woord "tetanusprik" viel. Tja.

Ik meldde het voorval telefonisch bij de huisartsenpost en werd tien minuten later teruggebeld, ik moest langskomen. Birgit reed me, de lieve schat, naar het ziekenhuis in Stadskanaal. Er was geen hond. Stille gangen waar we bijna in verdwaalden, de bekende schilderijen van plaatselijke kunstenaars aan de muren. Birgit vertelde hoe vaak ze met haar jongens naar de spoedeisende hulp in Groningen had gemoeten, uren had moeten wachten vanwege de drukte, en zo vaak dat haar zoontje tegen de dokter had gezegd dat hij "the master of disaster" was.

Deze arts was vrij jong, misschien 35 jaar, kort donkerblond krulhaar en smalle blauwe priemende ogen, klein glimlachje om de mond. Hij wees: gaat u daar maar even liggen.
Om direct duidelijk te maken hoe de vork in de steel zat zei ik tegen hem dat ik was gekomen omdat zij, en ik wees naar Birgit, had beloofd dat mij geen pijn zou worden gedaan. Hij bekeek mijn verwonding, zag het zwaluwstaartje, zei dat er wellicht wel een beetje lijm bij moest komen, of een hechtinkje. Nee, riep ik, ik kan er geen littekens meer bij hebben, ik ben bijna 60, vol is vol.  Birgit probeerde nog: een interessant litteken toch wel? Nou nee, eigenlijk niet.
Ik staarde naar het plafond terwijl de arts over me heen boog, het wondje reinigde. Hij drukte met een vinger wat rond het gescheurde stukje. Hmmmm, hoorde ik hem zeggen, en nogmaals, hmmmm.
Hij ging rechtop zitten, zei dat "het open stond". Ik had twee opties, hij kon het inderdaad lijmen maar dan was er een kans dat ik over twee dagen weer bij de dokter zat, en dan was ik verder van huis want dan kon het niet meer gehecht worden, of hij kon het nu hechten.
U moet me geen keus geven, ik heb geen zin om beslissingen te nemen, zei ik, maar hij glimlachte alleen maar. Oke, dan maar een hechting, zei Birgit op de achtergrond, gewend aan beslissingen nemen voor haar in het verleden vaak geschaafde of erger toegetakelde kinderen. Ik was het er mee eens.

Tja, zei de arts, toch moet ik u weer iets vragen, u kunt kiezen uit verdoven of niet verdoven.
Waar praten we precies over, hoeveel hechtingen? (Birgit zweeg).
Eentje, en ik zal een heel dun draadje gebruiken, het zo mooi hechten dat u het later niet meer ziet.
Geen verdoving, zei ik. De arts knikte goedkeurend.
Hij ging de spullen halen, ik keek weer naar het plafond, Birgit zat op een stoel ergens in de buurt van mijn voeten. Ze opperde dat het een goed idee was, nu we er toch waren, om een botox behandeling te ondergaan. Ik voelde me inderdaad wel wat oud en rimpelig op dat moment.
Toen de arts zich weer over me boog, voelde ik haar bemoedigende warme hand op mijn enkel.

Dat hechten was een raar gevoel, vooral tijdens het knopen van het draadje, en het prikte ook wel wat, maar het was lang niet zo erg als toen ik zelf in de badkamer alcohol in het scheurtje had laten lopen. De arts zei heel tevreden over hemzelf: het is een heel mooi hechtinkje. Daarna kreeg ik nog een enting tegen tetanus en we konden weer weg.
Even later verdwaalden we weer in die lege lange gangen, zochten de uitgang, klampten een verpleegkundige aan en stonden dankzij haar al gauw weer buiten.

De damesclub zat inmiddels bij een van de anderen thuis, hier vlakbij, en wij schoven daar aan. Kopje thee en er stond appeltaart op tafel.
We waren het er allemaal over eens, het was een rare middag geworden. Wat later bracht Birgit me weer thuis.

Hehe, lekker thuis. Het voelde of ik een weekje was weggeweest en tegelijk of het een minuut was geweest. Ik ging opruimen, ik zag waar de honden tegen mijn gordijnen hadden gepiest, maar daar gaf ik niet om, ik moest ze toch nodig wassen. Ik sopte de vloer. De gordijnen haalde ik eraf en de wasmachine ging aan, ik bracht een en ander naar de keuken, wilde af gaan wassen en dacht toen: ik heb mijn telefoon en sleutels opgeruimd, maar waar heb ik mijn portemonnee gelaten? Nergens mijn portemonnee te vinden. Wel het doosje van de tetanus-ampul waarop de datum stond hoe lang ik beschermd was (10 jaar), en inderdaad mijn telefoon, sleutels. Had ik hem in de auto verloren? Of in het ziekenhuis? De parkeerplaats? Vreemd genoeg vond ik het nog normaal ook, alsof het bij de rare dag paste. Ik ging in de rondte bellen, hoorde de vermoeidheid in Birgits stem, die had haar auto vanwege parkeergelden etc. inmiddels in een wijk geparkeerd die zo'n vijftien minuten lopen van haar eigen woning lag, dus ze kon niet even snel kijken of ik hem in haar auto verloren had.
Uiteindelijk fietste ze er heen, omdat in het ziekenhuis noch bij de anderen een portemonnee was gevonden, en blij meldde ze wat later dat ze mijn portemonnee inderdaad tussen de voorstoelen had gevonden. Goed nieuws! Jippie!
Ze was nog blijer dan ikzelf, wetend hoe vervelend het is als je je pasjes, je rijbewijs etc. mist.
Van een van de anderen kreeg ik nog een sms-je: wat een rare 1 aprildag, op de een of andere manier heeft het te maken met de zwarte wind .....

Daar moest ik om lachen, alsof we hier figuranten zijn in een enge film of bijbelverhaal.  Maar ergens voelde ik wat ze bedoelde, misschien was de stofstorm een voorbode dat we vandaag allemaal thuis hadden moeten blijven, met een goed boek. De Woeste Hoogte of zo.