donderdag 6 oktober 2011

Martin Wessels, Terschelling.



Tai chi heeft mijn leven meer dan verrijkt, een paar figuren zijn daar heel belangrijk bij geweest, Mirjam Schuurman die me jarenlang les gegeven heeft en Martin Wessels naar wiens workshops ik regelmatig ga.  Carol Timmermans en Bert Zandbergen nemen ook een belangrijk deel van de workshops voor hun rekening.

De sfeer is altijd al helemaal goed, we leren veel, maar er is ook tijd voor ontspanning. Anders dan via de tai chi bedoel ik. Op een avond in Terschelling haalde Martin zijn gitaar tevoorschijn en ik wist wel dat hij gitaar speelde, niet dat hij ook liedjes schreef.
Vanmorgen stuurde hij een linkje door omdat hij te beluisteren was via youtube, graag wil ik het met jullie delen:

http://www.youtube.com/watch?v=5DeW4kmnlQE


http://www.youtube.com/watch?v=3jcGfvWUVlM&NR=1




Donker.


Het is al flink donker als ik met een vriendin een wandelingetje ga maken in Wedde. Even een frisse neus halen. We lopen langs lage oude huizen waarin de ramen al geel oplichten. Dan lopen we over een zandpad en ik zie tot mijn verbazing hoe hier het land helt, golft. En dat in Groningen. Wandelaars met een in rap tempo heen en weer racende Gordon Setter komen in de verte aanlopen, en we praten kort met elkaar, over de honden natuurlijk. Dan lopen we weer verder, het zandpad een oplichtend breed lint voor onze voeten. Rechts van ons "De Esch", een hoger liggend stuk grond dat aan de andere zijdes omzoomd is met, uiteraard, essen.



Dan verandert het pad, smal en uitgehold door duizenden voeten slingert het onder de bomen verder. We kletsen, de dag valt van me af, mijn voeten gaan als vanzelf, zoeken de beste plekken om te lopen, een avontuurlijk en vrij gevoel nestelt zich in me, gecombineerd met wat prettige onrust. Ik ben hier namelijk nog nooit geweest en moet vertrouwen op het richtingsgevoel van mijn vriendin.

Links van ons zie ik wat water door de bomen schemeren, of verbeeld ik me dat? Het pad is ook veel langer dan ik verwachtte. Ik loop echt als een kip zonder kop mee, mijn vriendin weet de weg, of niet? Ze biecht op hier al heel lang niet meer te zijn geweest, ze twijfelt terwijl ze met haar handen in haar inmiddels moeie rug even rust. We zijn bij een grote waterplas aangekomen, peinzend kijkt ze naar de overkant, rechts van ons schijnen lampjes en ontdekken we donkere figuren, tenten. We lopen in de richting van de lampjes, het zijn vissers, en wij moeten pal langs hen lopen, oppassend dat we niet tegen de hengels stoten die op beugels langs het water staan.

Wij groeten, zij groeten terug. Mijn vriendin vraagt aan hen of ze soms aan een wedstrijd of zo meedoen, want waarom staan ze hier anders in het donker? Een van de heren zegt dat ze doen wie het langst stil kan zitten in zijn stoel zonder dat het belletje aan zijn hengel tingelt, en tot nu toe is hij de winnaar. De andere mannen lachen. Ze nemen ons in de maling, antwoorden op onze vraag of het pad  doodloopt zowel met ja als met nee, kortom, wij lopen gewoon door. Iemand zegt over de man die het pad 'doodlopend' had genoemd: 'vertrouw hem maar niet hoor mevrouw, doe ik ook niet, ik durf niet eens bij hem in de boot te stappen'. Aha, zeg ik, langs de grote man lopend, 'een Titanic op twee benen'. Ze zeggen iets terug, ik hoor 'Titanic' en lachen, maar ik versta het niet meer.

We zijn al kletsend alle tenten gepasseerd en kijken een klein stukje verder over het water, waarboven we als grote vuurvliegen de lampjes van de vissers zien zweven, weerspiegeld in het water. Het is een prachtige avond, fris want de herfst kondigt zich onmiskenbaar aan.
We lopen via een fietspad richting Wedde, het is zo donker dat ik niet meer kan zien waar ik mijn voeten neerzet, wat een vreemde sensatie oproept en ik merk dat ik wat onzeker en zwaaiend loop. Het voelt alsof iedere stap in een zwart gat kan zijn, en ik zo 'into oblivion' , in het grote 'niets' kan duikelen.

Ik heb tijdens het wandelen een sterk vakantiegevoel gekregen, en herinneringen aan andere wandelingen in het donker waren nu en dan door mijn hoofd gegaan. De wandeling met een groep kinderen onder leiding van mijn vader, ergens in Ermelo? We verdwaalden, en noodgedwongen kraakten we ergens een bungalowtent op een vakantiepark, de hele groep was koud en hongerig, we wilden rusten. Pa zelf ritste de tent open maar ik weet dat hij dat erg gevonden moet hebben, hij vond dat je altijd van andermans spullen moet afblijven. Nou ja, nood breekt wetten. We zochten de tent af naar voedsel, dat er natuurlijk niet was, de tent rook muf en stond vast al een tijdje ongebruikt. Wel vonden we een blik met een paar suikerklontjes, en daar kikkerden we een beetje van op. Pa vond het erg dat hij de weg kwijt was geraakt, maar ja, stadsmensen die in het pikkedonker gaan wandelen ....
Uiteindelijk werd het iets lichter en konden we zien waar we waren, bleek vlakbij ons eigen kamp te zijn en toen we ons terrein opliepen stond daar een hele groep zeer ongeruste ouders in de schemer op ons te wachten. We waren een avontuur rijker. Mijn zus Hennie wist laatst opeens de naam weer van de camping waar we die tent gekraakt hadden, 'het fazantje' geloof ik.

En Hen en Karel, toen een jong gehuwd stelletje, hebben ooit na een wandeling hun tent op zo'n natuurcamping teruggevonden door een aansteker aan te doen, en toen staken ze bijna hun tent in de fik, zo dicht stond het ding voor hun neus, zo donker was het.

Ach, en ik herinnerde me nog een goeie, toen Hen en ik naar een pottenbakkersles ergens op het zeer duistere Friese platteland gingen, en wij beiden tegelijkertijd een greppel in lazerden, ons bezeerden omdat er allemaal puin in die greppel was gestort. Ik heb het onlangs naar iemand gemaild:

Stel je voor: ergens in de middle of nowhere, ver op het platteland van Friesland. Een maanloze nacht en nergens verlichting. Mijn zus en ik stonden in het pikkedonker ergens op een erf in Friesland, hadden daar een workshop pottenbakken gedaan, en achter ons hoorden we de deur op slot gedraaid worden. Het buitenlicht ging uit en wij stonden in het pikkedonker. We zagen Niets. 


We moesten via een pad naar de parkeerplaats lopen, liepen in plaats daarvan linea recta een greppel in. Een greppel waar puin in was gegooid. We tuimelden om, grepen ondertussen naar elkaar voor houvast, maar donderden gezusterlijk saampjes naar beneden. Ik kon mijn zus niet zien, dus ik zei: Hen, is alles oke? Mijn oudere zus, mijn steun en toeverlaat, piepte ergens vanuit het donker: 'ik ben mijn schoen kwijt'. Waardoor ik de slappe lach kreeg. Echt onbeheersbaar pijnlijk lachen. Mijn zus kon er niet om lachen. Naast mij hoorde ik: 'ik kan hem echt niet vinden'. Ik greep me vast aan het gras van het talud en trok me omhoog naar de weg, waar ik weer moest lachen, getriggerd omdat ik mijn zus hoorde zeggen 'au, er staan ook allemaal brandnetels'. Ze vond haar schoen niet. 


Ik bood aan alleen naar de auto te lopen, ik wist dat daar een zaklantaarn in lag. Dat was goed, zij zou daar blijven staan. Ik keek naar de lucht, en kon vaag het verschil zien tussen bomen en lucht, dus daar oriĆ«nteerde ik me op, stak mijn armen voor me uit om niet tegen een boom te lopen, ondertussen met mijn voeten tastend om het verschil te voelen tussen pad en berm. Ik wist dat het pad zo'n 100? 150? meter lang was, maar ieder gevoel voor afstand raakte ik kwijt. Zo sukkelde ik voetje voor voetje richting auto. 


Het leek een eindeloos pad, maar opeens meende ik ergens voor me water te zien glinsteren, en ik was even confuus, was ik toch verkeerd gelopen? Ik schuifelde naar voren en ... 'pok' .. stootte met mijn vingers tegen iets hards. Ik boog me naar voren en zag ..: glas, ruiten van mijn eigen auto! Het glimmende dat ik had gezien was het autodak of de autoruiten?, van mijn auto die pal voor mijn neus stond! 


Ik tastte naar de deurkruk en zodra ik die vond en er aan trok sprong het binnenlichtje aan (wat op zich ook al een wonder was, want dat lichtje weigerde meestal). Ik pakte de zaklantaarn, die het nog deed ook, en ik had mijn zus snel weer teruggevonden. Ze stond nog net zo in de greppel, keek erg ongelukkig, als een konijn in een zoeklicht zou ik bijna zeggen, en zei (waarschijnlijk omdat ik telkens weer in de lach schoot) 'en ik heb ook nog mijn knie bezeerd', wat niet het door haar gewenste effect sorteerde (meeleven) maar mij weer een lachstuip bezorgde. 


Volgens mij heeft ze me het lachen vergeven. Wat blijft zijn goeie herinneringen die zo sterk zijn dat je denkend aan een voorval als vanzelf gaat lachen.
En het duister, dat hier in het noorden van het land nog volop aanwezig is, dat blijft ook hoop ik, want ik hoorde net nog op radio Drente dat ze gaan kijken waar 'strooilicht' het nachtleven van dieren verstoort.

Als de honden hun laatste plas voor de dag doen kijk ik altijd naar de hemel of ik sterren kan zien, altijd weer ben ik blij verrast maar ook onder de indruk als ik de melkweg als een breed pad door de hemel zie slingeren. Als het een heldere nacht is breng ik de honden weer naar binnen en loop nog even terug, en sta daar even helemaal alleen, kijkend naar wat ook het wel 'het grote Niets' wordt genoemd, zoekend of ik ergens een bekend sterrenbeeld vind. En ja hoor, ik vind er altijd wel twee. Nee, ik bluf, eentje.