Ik was even een paar dagen weg. Op bezoek bij mijn lieve vriendin Maartje die in de buurt van Dordrecht woont. We deden het zo. Peet moest twee dagen naar het westen voor zijn werk. Hij zette mij af in Woerden, waar vandaan ik zou fietsen. Niet dat hij me niet wilde brengen, ik wilde gewoon graag fietsen.
We gingen afgelopen woensdag vroeg uit Groningen weg. Het was een kort warm nachtje geweest en ik sliep bij elkaar misschien twee uur. Stel dat ik overdrijf doe ik er een uurtje bij. Drie uur.
Ik voelde me brak toen ik opstond en was rillerig van vermoeidheid. Toch ging ik met Jip nog even fietsen, door het grijzige land. De zon liet zijn eerste ronding zien, een streepje aan de horizon dat snel een mooie rode bal werd in het blauwige grijs van de lucht. Weer thuis gaf ik de honden eten, zette al mijn spullen buiten, de fiets laadden we in, de honden kuste ik gedag, ze zouden later door de buren worden opgehaald. We reden weg.
Tegen negen uur stopten we in de buurt van Utrecht om koffie te drinken. We waren er al eens eerder geweest, herinnerde Peet zich. En ja, terwijl we het parkeerterrein opreden zag ik het ook. Direct wist ik weer dat dit een AC-restaurant was geweest waar veel mensen vergaderden. Veel geparkeerde auto's, rijen geparkeerde bussen waarvoor buschauffeurs rondhingen, rookten. We stapten de auto uit en de hitte sloeg ons tegemoet. Geur van zon op asfalt, duizenden sigarettenpeuken. Ik dacht aan parkeerterreinen langs de route de soleil, dezelfde geur, dezelfde sfeer.
Op het terras zaten groepjes mannen. Het leek of ze allemaal vandaag hadden gekozen voor een wit overhemd, soms heel licht blauw. Stropdassen, laptops. Er werd getelefoneerd, koffie gedronken, druk gepraat. Wij liepen naar binnen, bestelden onze koffie. Het restaurant was veranderd in een Starbucks (de eerste aan een Nederlandse snelweg, geopend sinds 15 mei 2012 lees ik net op het internet) en had een sobere moderne uitstraling. Ook binnen zaten overal mensen te werken. Ik voelde me een verdwaalde toerist in mijn witte fietskleren. Mijn ogen gingen rond, observeerden de mensen. Drie vrouwen aan een tafeltje verderop namen een sollicitatiegesprek af. Het verliep redelijk zo te horen. Alle andere mensen leken of te wachten op iemand of zaten al zaken te doen.
Ik had een muffin genomen, een zoete zonde van zachte cake en bosbessen. De koffie was een 'kleine' volgens de met zachte stem sprekende bediende achter de balie, maar ik kon bijna in het kopje baden. Op het servet stond: 'Less napkins. More plants. More planet.' Verzonnen door een Amerikaanse firma, dat maakt het grappig.
Bladerend tussen mijn papieren waarop ik de knooppunten fietsroute had uitgeprint voelde ik me alsof ik op schoolreis ging, voor het eerst zonder mijn ouders.