dinsdag 3 juli 2007

Nachtelijk platteland.



Nacht. Buiten hoor ik katten vechten, een vreselijk en angstig makend geluid vind ik dat. Zoekend naar een zaklamp vervloek ik mijn on-georganiseerdheid, als ik het zo mag noemen. Even schiet een paniekgedachte door me heen: wat als ik 's nachts een zaklamp nodig heb, als er 's nachts iets gebeurt? Net zo snel is die gedachte weer weg, ik ben gerustgesteld omdat ik mijzelf beloof dat ik morgen een lamp zal zoeken (wat ik niet zal doen, dat weet ik ook). Dan stap ik de tuin in, en tracht in het duister iets te onderscheiden. Niets, geen kat meer te horen of te zien.

Het is zacht weer, en het is doodstil. Geen wind, geen geritsel van blad, geen vogelgeluiden, niets. In de verte hoor ik een motor huilen op de snelweg. Ik zou hier willen blijven staan, altijd, altijd, voor altijd in de ban van dit moment waarop de wereld stilvalt, maar ik doe het niet, zelfs geen twee minuten.


Een onbestemd gevoel nestelt zich in me, en ik voel me zelfs wat schuldig alsof ik mezelf ergens van beroof, omdat ik gewoon weer naar binnen loop, weg van dat mooie moment, mijn tanden poets, de deuren sluit, de kat nog wat te eten geef. Ik draal wat onrustig door het huis, naar bed gaan is zo definitief en buiten was er iets .....iets moois. Toch Freddie nog maar een keertje laten plassen dan. Terwijl Fred plast sta ik op het straatje voor het huis, weer valt de nachtelijke rust op en het lijkt of de stilte nog intenser wordt als de buitenlamp is uitgegaan. 



Ik hoor Freddie ergens voor me door het duister scharrelen. Ingespannen staar ik naar het donkere veldje, maar ik zie hem niet. Weer schiet de gedachte aan een lamp door mijn hoofd (stel dat hij opeens niet meer terugkomt, waar zoek ik dan?), dan hoor ik gelukkig weer zijn nagels tikken op het pad.

God




God zelf maakte me wakker rond half negen, want als het aan mij had gelegen had ik vandaag niet meegedaan aan het grote geheel. Ik was zoals gebruikelijk rond 6 uur opgestaan, maar teruggegaan naar bed, bijna verdoofd door stroperige vermoeidheid. Mijn beslissing was gesterkt door het geluid van wind en regen die het dak murw probeerden te maken. Achter de slaapkamerdeur hoorde ik mijn hondje trippelen op de houten vloer, de kat mauwen, ik gaf geen krimp en rolde me in het warme dekbed.
Ik sliep onmiddellijk weer in, totdat ik door een zonnestraal gewekt werd. Het was laat wist ik. Freddie liet ik even de tuin in, theewater zette ik op, gaf daarna Fred en Pareltje eten. Ik besloot bij mijn moeder te gaan ontbijten.

Vaak neem ik een andere route als ik iemand met een grote hond zie aankomen, zelfs al is hij aangelijnd. Ditmaal fietste ik door maar terwijl ik een flauwe bocht nam zag ik tot mijn verbazing dat het pad voor me opeens leeg was. Ik stopte.
Tussen de bomen aan de bosrand kwam opeens even een jong mannenhoofd tevoorschijn, hij zei iets maar ik verstond hem niet, fietste erlangs en zag toen dat hij de hond aan een boom had gebonden, "hij is zo sterk" hoorde ik de jongen zeggen. De smalle boom schudde ritselend terwijl ik voorbijging. (even dwaalden mijn gedachten naar een jongen die, lang geleden alweer, aangevallen was door drie honden die - net te laat - moesten worden vastgebonden door de eigenares omdat hij langs fietste. De jongen heeft het wel overleefd, maar had honderden(?) hechtingen.) 



Freddie liep in mijn kielzog met hoogopgeheven hoofdje, kijkend naar de enorme hond die verbazingwekkend zacht blafte. Hees en als vanuit een enorme grot kwam zijn geluid naar boven kuchen.


Ik verheugde me al op het pad door het veld, waarom weet ik niet. Schreeuwend vlogen de buizerds pal boven ons hoofd. Scholeksters riepen, en overal hoorde je het zingen van de leeuwerikken in de lucht. Ik zette mijn fiets bij het water, hing met mijn gat op de bagagedrager, kijkend, en vroeg me af wat het nut was van het bermen maaien in de zomer, keek naar de vernielde slootkanten en bermen. Duizendblad en koekoeksbloem sierden de slootkant, en een grote varieteit van grassen. Kan je een koekoeksbloem missen? Nu staat er alleen nog een hoogbenig geel bloemetje dat verbazingwekkend snel de macht over heeft genomen. Wel een lief bloemetje trouwens.


Freddie stapte het geelbruine water in, dronk wat, tevreden tegen het licht knipogend. Jezus wat hou ik veel van dat hondje. Ik maakte foto's van de vogeltjes die zo blij aardappelveld-bewoner zijn, me bewust van het feit dat de vogeltjes op de foto onvindbaar zouden zijn.
"Fijn scherp snaveltje, mannetjes geel aan de onderzijde, een wit streepje in het kwikstaart-achtige staartje. Mooi en wat tam vogeltje dat continu van de ene aardappel naar de andere hopt", noteerde ik in mijn hoofd, wetend dat ik verder niks met deze informatie zou doen.


Weer aangekomen op de weg voelde ik me opeens knallen van energie, zoals je dat ook op het strand kunt ervaren. Mijn oren deden inmiddels zeer van de wind en ik zoog mijn borst vol. Het was weer waarbij je op je borst wil trommelen en schreeuwen. Rondkijkend zag ik de enorme wolken moeiteloos over de velden trekken. In de verte lichtte af en toe even een dak van een boerderij op in een nietig zonneplekje.