vrijdag 2 maart 2012

Ochtend in de Ardennen


Veel te laat rol ik hier op mijn logeeradres in mijn bed, er zijn de flms, de gesprekken en dan wilde ik ook nog, net als thuis dat afwasje nog even doen. Dat laatste als een definitieve afsluiter van de dag, het reinigen, het achterlaten zodat de ochtend nieuw en zonder resten van de vorige dag begint. Voor zover mogelijk.
Rond vijf uur was ik klaar wakker, wel bijna drie uur geslapen, en ik hoestte. En bleef hoesten. Een groot verlangen naar water ging me dwars zitten en ik stuntelde naar beneden, geleid door het flauwe lichtje van mijn telefoon. Een glas water schonk ik in, de enorme plastic fles onhandig hanterend in mijn onwennige handen, en ik stootte even tegen een pan die nog op het aanrecht stond. De heldere klank van glas tegen metaal gonsde door het huis en zachtjes vloekte ik, denkend aan de anderen die, hoopte ik, hierdoor niet wakker waren geworden.

Op dezelfde wijze liep ik weer terug naar de slaapkamer, mijn hand met het telefoontje zoveel mogelijk de vloer voor mijn voeten beschijnend, de contouren van het tapijt uit Fes lichtten even op, de ouderwetse verhuiskist kostte me bijna mijn schenen, maar dan is daar de trap. Met het koude glas water in m'n andere hand tastte ik met mijn voeten naar de treden van de wat scheve antieke trap en begeleid door het zachte kraken van de treden scharrelde ik voorzichtig naar boven. De slaapkamer begroette me, fris en koel door het kierende raampje. Even kijk ik naar de donkere wereld buiten.

Buiten is het doodstil, niets te horen, niets beweegt. Als ik even zou blijven staan zou ik misschien de vossen kunnen horen, maar ik wil slapen. Het glas zet ik op het nachtkastje, voorzichtig, wetend dat mijn laptop er ook ligt. Zittend in bed drink ik wat, voel het koele water door mijn slokdarm roetsen, mijn maag in vallen. Daarna rol ik me weer op in de zachte luxe van een naar mij voegend matras en een dik dekbed. Nog eenmaal komt de hoestaanval terug en drink ik wat, maar dan overvalt de slaap me weer.

Er dendert een tractor of iets dergelijks langs, het is al een beetje licht. Ik rek me uit, jeetje, mijn hoofd gonst en al mijn ledematen zijn van lood. Maar ik hoef er niet uit, nog niet. Negen uur is de limiet om er uit te gaan voor de honden en het is pas zeven zie ik op het kleine vierkante wekkertje naast me. Genietend van de luxe doezel ik weer weg tot ik meen iets van beweging in huis te horen, een deur misschien? Dit huis is gebouwd met muren zo dik als van een kasteel, dus je hoort niet snel geluiden uit andere ruimtes. Ik sta op als ik weer iets meen te horen en kijk naar buiten. Mist ligt uitgestrekt over de heuvel. Ik zie met mijn bijziende ogen vaag iemand met honden op het straatje dat omhoog loopt naar het bos. Vast Ank, bless her beautiful heart, denk ik abusievelijk, want later bleek het Ad te zijn. Ank en Ad gaan geheel automatisch af en toe met de honden lopen, mijn verantwoording voor de honden verlichtend, meedragend, zo ook nu.

Het bed lokt niet meer, ondanks de aanwezige zwaarte in mijn lijf, het gonzende hoofd, ik heb behoefte aan mijn computer, wil kijken of iemand een berichtje heeft achtergelaten.
Straks zal ik pas douchen, mijn witte moeie hoofd zal me me weer aankijken vanuit de badkamerspiegel en ik zal me weer verbazen over de chlorige lucht van het water dat steevast de vraag in me doet opstijgen: hoe is het om hier te wonen, waar het water uit de kraan naar chloor ruikt. Waar de natuur zo mooi is, waar de boslucht intens diep naar mos en dieren ruikt, waar een oud graf tussen de bomen je nieuwsgierig maakt naar een ver verleden, waar de paden overal dik en zacht van de modder en koeienstront zijn omdat er 's winters bomen omgezaagd en versleept worden en er ook al overal lentewerk gedaan wordt: mest uitrijden.

Gisteren hoorden we wandelend het typische geluid van kraanvogels en heel hoog in de lucht zagen we ze in een lange sliert vliegen, honderden, terugkeren naar hun eigen gebied, waar ze weer zullen nestelen. Dat zie je bij ons niet.
Dit alles maakt de Ardennen heel bijzonder, en de rust voelt kalmerend, uitnodigend om de rust in jezelf op te zoeken. Je leert hier ook snel dat de Ardeense bevolking een eigenheid heeft die niet gemakkelijk is voor buitenstaanders. Net als Groningers willen ze geen inmenging in hun zaken, ze doen hier alles op hun eigen, vaak eeuwenoude wijze.
Dus nogmaals, hoe is het om daar als Nederlander tussen te wonen? Ik ga douchen wetend dat er geen antwoord mogelijk is, want iedereen ervaart zijn omgeving anders. Maar zonder twijfel is het een groot geschenk om hier een tijd te mogen wonen, of te mogen logeren.