zaterdag 18 februari 2012
Zaterdag.
Wakker wordend had ik geen flauw idee wat voor dag het was, maar het licht diende zich aan achter de gordijnen. Ik had goed geslapen! Ik staarde even naar het plafond en langzaam kreeg ik alles op een rijtje. Het is zaterdag. De hele week ben ik al met de dagen in de war, geen idee welke dag het was, welke vuilnisbak naar buiten moest (het was de groene) en om mijn verwarring te vergroten deed de helft van de straat het verkeerd. Ook ik.
Mijn hoofd heeft moeite met denken, met meer dan onthouden welke dag het is. Ik zie en hoor het ook aan mijn familie, de opmerkingen die gemaakt worden, dingen die weer vergeten zijn of voor de zoveelste keer verteld worden. Het hoort er allemaal bij, bij shock, bij verdriet en afscheid nemen.
Ook zie ik dat langzaam iedereen zich herpakt, naar eigen huis en haard gaat. Het leven komt weer op gang. Er wordt omhelsd, nog wat gehuild, gezoend, gezwaaid.
Gisteren zwaaiden we Raymond en Lya uit. Ik stond naast Hen, en was me bewust dat ze ditmaal niet Karels gezicht achter het raam zagen, maar het mijne. Het was stil in huis, de enige geluiden die we hoorden kwamen van buiten, onze ogen volgden de vertrekkende auto, zagen de zwaaiende handen. Onze armen en handen zwaaiden volautomatisch terug.
Ondanks dat de auto om de hoek was verdwenen bleven we nog even zo staan.
Ik keek opzij naar Hen, in haar ogen en bril zag ik de lucht weerspiegeld.
We gingen samen even de hort op, boodschapjes doen en ergens een broodje eten, naar het tuincentrum om voorjaarsbolletjes te kopen. Bij thuiskomst vonden we het huis weer gevuld terug, met Jeroen en Martine en hondje Rusty.
Martine vertelde over haar buren, die hadden bij haar thuis niet alleen bloemetjes neergezet, maar ook een wasje gedraaid en opgehangen, de vaat gedaan, op haar hondje gepast op de dagen dat het nodig was. Goeie buren.
Ik ging met een gerust hart naar huis, maar wel met een zeurende hoofdpijn.
Nu is het zaterdag, en ik heb voor het eerst sinds tijden goed geslapen. Gisteravond hoorde ik van het ongeluk van Willem-Friso, die zo'n 20 minuten onder de sneeuw bedolven had gelegen, in coma ligt. Misschien kwam het ook door dit bericht dat ik wat later in bed een boek begon te herlezen (Joe Speedboot) dat begint met te vertellen over een coma-gevalletje van zo'n 200 dagen. Ondanks dat het onwaarschijnlijk klinkt is het een boek dat vrolijk maakt, het bruist van levenslust en je leest het met een glimlach om je mond. Misschien redt Willem-Friso het ook. De tijd zal het leren. Hoe dan ook, ik besefte dat het leven doorgaat, niet voor allemaal, maar het gaat door, en ik sliep.
Abonneren op:
Posts (Atom)