zaterdag 9 februari 2013
Bagage.
Ik droomde. We waren op stap. Chris, Paul en Maarten, mijn zus Hennie, ik. Tenminste, dat zijn de mensen die ik me nog herinner. Een droom zoals ik al honderden keren in mijn leven gedroomd heb, ik noem het mijn 'inpakdromen'.
Die dromen gaan aldus. Ik weet dat ik ergens naar toe moet, iedereen loopt er al naar toe, ik kijk om me heen en ik realiseer me dat ik nog moet inpakken (ik ben nooit thuis, altijd in een onbekende kamer, kajuit, etc.). Volle kastjes puilen uit, onder mijn bed liggen spullen, overal, echt overal liggen mijn kleren. Dan begin ik met inpakken, maar het gaat net zo traag als in die gruwelijke dromen waarin je door zachte modder loopt, wegzakkend, met vastzuigende voeten, terwijl je weet dat a. het water stijgt, b. een monster achter je aanzit, c. je in de verte iemand ziet lopen waar je naar toe moet.
Mijn inpakdromen zijn een beetje vergelijkbaar, zonder modder, maar met het gruwelijke besef dat iedereen die me lief is al op a. de boot, b. de trein, c. het vliegtuig zit, terwijl ik me zwetend aan het haasten ben om mijn spullen in tassen te proppen. Ik verlies die strijd altijd. Ik mis de boot. Wakker vraag ik me altijd af waarom ik die kleren/rommel niet achterlaat, wat symboliseert die rommel?
Vannacht was het anders. Chris zat tegen een deurpost te wachten, in een groot vakantiehuis, ergens op de wereld. Er stond een auto klaar, we moesten een vliegtuig halen. De jongens waren er, liepen ook rond, liepen al naar buiten naar de gereedstaande auto. Een rode oude auto, de lege bruine stoelen zagen er versleten en stoffig uit, de auto lag laag op de weg, maar ik telde toch vijf zitplaatsen. Hennie liep in een geel jasje, haar spullen stonden pontificaal in het midden van de ruimte, en ze lachte me uit toen ik daar over mopperde.
Opeens liep iedereen naar de auto, inmiddels waren de straten nat, het miezerde. Ik wist dat er iets niet klopte en riep ze na: 'vergeten jullie niet te ontbijten? Heeeee, we moeten nog ontbijten, of moeten we geen boterhammen klaarmaken voor onderweg?' Ze liepen door naar de auto, reageerden niet.
En ik? Ik werd wakker. Me afvragend of ik nou zo'n sukkel was geweest die eindelijk, eindelijk zich geen zorgen maakte om mijn bagage, maar toch nog ging zeuren over wat boterhammen. Boterhammen nota bene!
Abonneren op:
Posts (Atom)