maandag 31 maart 2014

Mooi of lelijk.


Ik heb een tijd weinig berichten geschreven of ik schreef ze en publiceerde ze niet. Dit bericht hieronder schreef ik in augustus vorig jaar. Misschien vond ik het ongepast om over iemand te schrijven die net overleden was. Maar ik had het wel moeten publiceren, vind ik nu. Bij deze:

Geen idee waarom ik aan onze kort geleden overleden buurtgenoot Wiep moest denken terwijl ik naar Davo keek. Davo is mijn hondje, een prachtige oude van alles mankerende Galgo Espanol die nu al ruim drie jaar bij ons is. Hij stond in het warme strijklicht van de late middagzon. De aderen op zijn neus lagen dik over zijn snuit heen, zijn neus bewoog terwijl hij, ogen iets dichtgeknepen, de geuren opsnoof die meekwamen in het zwoele briesje. Ik keek. Hij snoof. Er was iets intens levends in het moment en een grote schoonheid in de scherpte van zijn profiel, de contrasten van het zonlicht dat hem omlijstte met het diepe donker van de bomen op de achtergrond. Een hond die bijna uit zijn as is herrezen en geniet van het leven met een vanzelfsprekendheid waar wij nog veel van kunnen leren. Er zijn mensen die hem heel lelijk vinden, maar ik zie vooral de sterke overlever, en als hij zijn kop in mijn handen of op schoot leg ben ik altijd ontroerd door zijn vertrouwen in de mens, ondanks alles.

Maar laat ik vertellen over mijn buurtgenoot Wiep, misschien wordt het me duidelijk waarom ik op dit mooie moment aan hem moest denken.

Ik wist eigenlijk niets van hem, behalve dat hij een vervallen boerderij had naast het huis van mijn moeder. Die boerderij bewoonde hij niet (hij woonde samen met zijn vrouw een kilometertje of zo verderop) maar hij had er wel een hoop dieren rondlopen, onder andere een grote gans die Wammes heette. Wammes zou op een dag door de vos worden opgegeten, een afgeknaagde vleugel zou ik later nog onder de kersenboom van mijn moeder vinden.
Uiteindelijk zou ook die leegstaande boerderij ter ziele gaan, op een koude winderige morgen begin januari, 1998 geloof ik, tegen zessen.
In die tijd woonde ik zelf nog niet in het noorden, maar toevallig logeerde ik bij mijn moeder toen de brand uitbrak. Zowel mijn moeder als ik schrokken wakker van het gelige flakkerende licht dat bij ons door de slaapkamerramen naar binnen viel. Ik schoof het gordijn opzij en zag dat de vlammen al hier en daar door het dak sloegen. Ik schoot mijn bed uit. Ma en ik troffen elkaar in de hal, grepen elkaar beet en zeiden tegelijk: brand!
Ik belde trillend de brandweer die tien minuten later ter plekke was.
Mijn moeder was erg blij dat ik er was, ze was zo geschrokken geweest dat ze het alarmnummer niet meer had geweten, behalve 911. 'Haal je auto weg' zei mijn moeder, en dat deed ik, want deze stond op onze oprit en slechts een smalle weg scheidde ons van de boerderij, die inmiddels brandde als een fakkel. Binnen explodeerden gasflessen en ratelend vlogen de dakpannen van het dak om op de grond in stukken te vallen.
Wiep was door iemand gebeld en stond in de donkere ochtend, handen in de zakken, met ons en nog wat buurtbewoners naar de brand te kijken. De in de boerderij wonende katten waren vast ontkomen meende hij, de deuren stonden namelijk altijd wagenwijd open, reden ook dat de brand voorzien werd van voldoende zuurstof.
Er bleef niets van de ongeveer honderd jaar oude boerderij over.

Om een lang verhaal iets korter te maken: Wiep stond in de buurt niet zo goed bekend: hij dronk en die boerderij zou hij ook wel zelf in de fik gestoken hebben om het verzekeringsgeld op te strijken. Roddel en kwaadsprekerij, mijn moeder en ik hebben in ieder geval niets gehoord of gezien dat erop wees dat er van brandstichting sprake was. Wat ik wel zeker weet over Wiep: hij bracht een ochtendkrant rond, en als hij een krant over had (en dat had hij vrijwel altijd) deed hij die bij mijn moeder in de bus, jarenlang. En nog een goeie krant ook, De Trouw. Af en toe zat er een doosje eieren bij, of stond er een zak appels.
Wiep had inderdaad een probleem met drank, dat gaf hij ruiterlijk toe toen hij eens wat langer een praatje maakte, ik onderweg wandelend met de honden, hij op weg naar huis. De geur van sigaren sloeg uit de auto, gelijk met de geur van de hond die strijk en zet naast hem op de bijrijdersstoel zat.
De jaren verstreken, de hond verdween uit de auto. Er kwam een andere auto. Een andere hond. En Wiep stopte met kranten bezorgen wegens gezondheidsklachten.
In die tijd vertelde hij meer over zichzelf, staarde hij over zijn stuur in de verte terwijl hij vertelde, zuchtte en zei woorden als: "het is niet anders' of 'wat doe je er aan'. Groningse woorden die ik vaak hoor als het gaat om onomkeerbare zaken. Maar Wiep bleef altijd stoppen voor een praatje en vroeg dan als eerste: 'hoe is het met je moeder'? en als hij weer verder wilde: 'doe je moeder de groeten'. En dan reed hij weer door, een hand in groet omhoog geheven.

Maar waarom ik nou aan hem moest denken terwijl ik naar Davo keek? Geen idee. Of het moet zijn dat je op verschillende manieren naar iets of iemand kan kijken. Je kan de mooie dingen zien, of de lelijke.  Het streekje is in ieder geval een stuk saaier geworden zonder Wiep.