donderdag 9 mei 2013

Kampeerauto.


Het voelt niet helemaal goed als ik zeg: "we hebben een camper", beter voelt het om te zeggen: 'we hebben een kampeerauto". Het is namelijk een busje met een tent op het dak, en er zit geen toilet of allerlei toestanden in het busje. Kampeerauto dus.
Hij brengt ons naar de bloembollenvelden, waar de geuren ongelooflijk sterk zijn, hyacinten in tere kleuren roze, blauw en wit in lange rijen mooi staan te zijn. Maar het mooist zijn de velden met blauwe druifjes, of de knallend heldere rood getinte tulpen, van cyclaam-rood naar signaal- of oogverblindend oranje-rood. 'Wat mooi, wat een prrrachtige kleuren', hoor ik in gedachten mijn moeder met haar Rotterdamse tongval zeggen.
Tegelijk zie ik zoveel om me heen gebeuren dat ik continu zou willen schrijven, of tekenen, terwijl ik niet goed weet waarom. Een voorbeeld.

Rustig dieselen we langs de uitgestrekte bloembollenvelden om later in Schagen op een terrasje neer te zakken. Kort na ons komt er een keurig gekapte dame van ruim middelbare leeftijd aanlopen. Ze zeigt een klein stukje verder neer. Ik neem haar op: In een rode tint geverfd haar en haar gezicht grotendeels verborgen achter een enorme zonnebril, rode sjaal en tas, een ruime zwarte driekwart jas waarvan de kraag en zakken met grote witte siersteken zijn bestikt.
Haar pantalon heeft ze bij elkaar gevouwen en bizar genoeg in rode kniehoge en zeer smal gesneden hoog gehakte laarzen gepropt, waardoor het lijkt alsof ze een kozakkenbroek aan heeft. Ze bestelt een cappuccino. Ze steekt na de koffie een sigaret op en rookt langzaam en aandachtig, continu naar een punt in de verte starend.
Dan, als onze en haar koffie al lang op is, springt ze op, wuift naar het punt waarnaar ze zat te turen. Een andere dame komt aanlopen, het zou een zus kunnen zijn. Allemaal rode accessoires, ook kastanjerood geverfd haar, maar waar bij haar vriendin/zus de jas zwart is, is de hare wit. Haar schoenen zijn hakloos en als ze wat sloffend naderbij komt besef ik hoe onhandig beide dames geschoeid zijn, de een te hoog, de ander te laag. Ze kussen elkaar en de ontmoeting is tevens het afscheid van het terras: "zullen we ..." "ja, laten we maar ...." hoor ik ze zeggen, dan stappen ze beiden weg, allebei wat onhandig lopend.