vrijdag 25 mei 2012

Fietsen naar Marrie, dag 2.


We kletsten bij met Peet's moeder, want daar overnachtten we. Het was gezellig en het was goed om er weer te zijn. Tot laat zaten we met zijn drietjes op het balkon en keken naar de eerst geelgroene, later rose met blauw kleurende avondlucht. Het voelde voortdurend alsof het zou gaan onweren, het was ondanks de avond drukkend heet en windstil. Ramen en deuren stonden her en der bij de aangrenzende flats open. Af en toe scheurde beneden op het winkelplein een brommertje langs, of reed een auto met open ramen en dreunende beat bonkend voorbij. Langzaam werd het blauwe licht zichtbaar waarmee de brug over de IJssel wordt verlicht. In de verte zagen we vuurwerk dat in Krimpen aan de IJssel werd afgestoken. De naderende zomer werd zo te zien en voelen met open armen ontvangen. 
Ik douchte alle vermoeidheid van me af, had spijt dat ik mijn voeten en enkels niet had ingesmeerd tegen de zon en viel rond elven als een blok in slaap, niet gehinderd door de ook 's nachts altijd rondrijdende brommers. 

Peet moest 's morgens weer naar zijn werk, ik stapte weer op de fiets, richting brug. 
Rond tien uur kwam ik aan bij mijn vriendin, na over te zijn gevaren met een pont bij Krimpen aan de Lek, en na een klein fietstochtje van misschien 20 kilometer o.a. door Kinderdijk, Alblasserdam, Hendrik-Ido-Ambacht. Het was nog vroeg, mooi en stil rond de molens van Kinderdijk. Een enkele toerist, een verloren papiertje met routeaanduidingen. Een ruiter op een klein blond paardje klipklopte voor me uit, stopte en liet me langs gaan, groetend. Ganzen zaten in een grote groep met hun jongen op het fietspad. Spiegelend dik lijkend water, hier en daar rimpelend door een onderduikende fuut of wassende eend. Vroeger fietste ik hier regelmatig, maar ik had nog nooit gezien hoe bijzonder het hier is. 

De laatste foto's die ik maakte zijn van het stilstaande verkeer op de A27, de A2. Om drie uur haalde Peet me op. We laadden de fiets weer in en reden weg, nagezwaaid door Marrie die duidelijk genietend van het warme weer nog even in de zon stond.

Na twee uur waren we in Utrecht. Daar doe je normaal een half uurtje over. Bij Soesterberg zijn we van de weg afgegaan, want wat kan je beter doen als het verkeer vaststaat dan een biertje gaan drinken en wat gaan eten? Het liefst bij een café waar wat te horen en te zien is. Dure auto's, vreemde gesprekken waarbij ik gedeeltes van de gesprekken kon horen: van die zwartjoekels, nee, echt zo zwart als de nacht, drugs of misdaad geen idee, maar groepjes, in busjes geladen, uit geladen, ja, heeft leeggestaan, kom meedoen aanstaande zaterdag, die en die komen ook, nee echt, een mooi pak, past jou wel want wij hebben hetzelfde postuur (oudere man, bril type Lee Towers, loopt naar de snelle Mercedes die pal voor het terras geparkeerd staat) pas nou eens, nee, niet met je armen omhoog, dan past niks, kijk zo (jasje aantrekkend), als ik zo doe (armen omhoog) past het mij ook niet. Weet je wat dat pak heeft gekost? Als ik het zou zeggen zou je schrikken. Nou dan niet. Gerrit, doe nog eens een rondje, ook voor die jongens (wijzend naar iedereen behalve naar ons). 

Het bier was al bijna op toen de uitbater een bakje mayonaise op tafel zette met de opmerking: alsjeblieft, alvast het voorgerecht. Wij lachen beleefd, wetend dat hij dit waarschijnlijk al jaren zegt.  Wat later komt hij terug met de friet, de saté. Hij vraagt niet of we nog wat willen drinken, loopt terug terwijl hij zijn handen aan zijn met zweetplekjes versierde shirt afveegt. 
De mannen aan de tafeltjes staan af en toe op, komen met handen vol Amstel weer terug, tot een van hen (de Lee Towers bril) opstaat, ditmaal slechts één tapje haalt en het staand achter zijn stoel in een slok naar binnen gooit, "mannen" zegt, en in zijn auto stapt. De rest van de verspreid zittende groepjes valt even later ook uiteen  ('ik moet gaan eten/ik ga weer eens/ik zie je morgen'). Allemaal rijden ze weg in hun auto. 
En wij? Wij hielden het bij één biertje, aten onze saté, stapten na het uurtje rust weer in de auto die bloedheet geworden was, voegden ons even later in het drukke maar gestaag doorrijdende verkeer en waren om half negen thuis. 


























Op de fiets naar Marrie, 1e dag.

Daar sta je dan, tussen al dat geweld van het hedendaagse spitsverkeer. Net afgezet door vriend Peter, wachtend voor het stoplicht, in de stank van uitlaatgassen. Geen idee had ik hoe ik het zou vinden om te fietsen in deze streek (startpunt: Woerden. Richting Noorden en van Noorden weer naar beneden, Nieuwkoop, Bodegraven, Reeuwijk, Gouda, Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel, Capelle a/d IJssel). 
Het voelde raar om zo ver van huis opeens alleen te zijn, aangewezen te zijn op de fiets. Nou ja fiets, superfiets. 
22 graden was het op dat moment, het zou 32 graden worden.





In het kort: fluitekruid en veel water, monumenten, hazen die graasden, zwaluwen die door de lucht scheerden, eenden in stil donker water, ganzen met jongen, kwakende kikkers, vervallen kassen waarboven twee buizerds cirkelden, verzakte huizen, geluid van heien voor nieuwe woningen, continu vliegtuigen laag in de lucht, oude dorpjes, pompeuze nieuwe huizen en boten, strenge gereformeerde kerken, waslijnen met witte en bonte was, van hitte hijgende schapen en koeien (vaak zonder schaduw), onverwachtse stille paden door het groen, spelende carillons, knettervolle terrassen, een doelloos open staande brug, in hoog gras of struiken verscholen gaande routebordjes, aan forten denkende oude steenfabrieken, klepperende ooievaars die hun jongen voerden, ratelende landbouwmachines die gras omgooiden, in opblaasbootjes dobberende meisjes, zwemmende jongetjes, varende en fietsende en vaak groetende stellen, groetende wandelaars, lachende obers, kletsende oude mannetjes, en het allermooist: een zwaaiende oude mannen wandelclub (met zijn allen gezeten in de schaduw van de bomen, thermosflessen en boterhammen).