vrijdag 20 januari 2012

Zelfmoord.



Iedere morgen schil ik mijn appeltje met de bedoeling om de schil er in een lange sliert van af te halen. Waarom?  .... oke, ik biecht het maar op, ik las het ooit in een boek. Welk boek, geen idee, maar het speelde zich af ergens in 1800 of zo :
een moeder zat met haar kind appelen te schillen.
Moeder, zei het kind, wat kunt u dat toch goed, en de schil breekt niet!
Ja kind, zei de moeder, als jij dat ook kunt betekent het dat je kunt trouwen.
Voila, ik het het gezegd. Zoiets oubolligs was het, en toch schil ik door die paar regeltjes mijn hele leven al mijn appeltje met aandacht. Vanmorgen brak de schil continu, maar misschien deed ik ook niet mijn best, mijn gedachten waren bij een heel trieste gebeurtenis.

Een 'buurman' ietsje verderop heeft zelfmoord gepleegd. Onlangs was me (door een vriendin) nog gevraagd of ik niet eens bij hem langs wilde gaan, we hadden gemeenschappelijke interesses |(kunst) en het kon hem misschien helpen om over de dood van zijn vrouw te komen, slechts kort daarvoor, in december. Ik ging niet, dacht er wel af en toe aan, maar ik had geen haast, ik verwachtte dat ik gebeld zou worden hoe en wanneer.
Wel dacht ik aan deze man en het onverwachte overlijden van zijn vrouw als ik langs het doodlopende straatje reed waaraan zijn huis lag, maar vergat het ook weer net zo snel. En nu hoeft het bezoek niet meer, hij is dood.

Woensdagavond zag ik een documentaire over een schijnbaar wilsonbekwame dementerende man die ooit, toen hij nog gezond was, een euthanasieverklaring had ondertekend, samen met zijn vrouw. Hij had later een ziekte gekregen die lijkt op dementie en hij lag inmiddels al jaren in een verpleeghuis, sterk vermagerd en eruitziend als een vogeltje dat uit het nest was gevallen, een en al bot, ongecontroleerde bewegingen en lucht happende kaken. Hij sprak ook niet, hij knikte of gebaarde op vragen. Je zou zeggen: dat is niet het leven of het einde dat hij wilde, en dat gaf zijn vrouw ook duidelijk aan op het moment dat haar man een levensbedreigende ontsteking kreeg.
Toch was de zieke man nog voordat zijn vrouw geraadpleegd werd naar het ziekenhuis gebracht en kreeg hij al antibiotica, tot ontsteltenis van zijn vrouw, die zeker wist dat ze in haar mans geest handelde door een behandeling te weigeren.
Wat bleek echter, die man, hoe slecht hij er ook uitzag, wist donders goed wat er aan de hand was en gaf aan behandeld te willen worden, tegen de verpleegkundige die hem al jaren verzorgde praatte hij zelfs, al waren het korte woorden. Toen hij tegen alle verwachtingen in weer wat opgeknapt was scheurde hij eigenhandig bij een gesprek met het hoofd van de medische dienst zijn euthanasieverklaring door! Hoe hij er ooit ook over gedacht had, nu hechtte hij aan het leven en was overduidelijk niet zo wilsonbekwaam als aanvankelijk aangenomen was.

Daar sta ik nu over te peinzen terwijl ik mijn appeltje schil, over die man die zelfs in zijn toestand aan het leven vastklampt en over de zelf gekozen levensbeƫindiging van de nog niet zo oude buurman die het leven niet meer had zien zitten zonder zijn vrouw. De laatste was een man die regelmatig geveld werd door vreselijke migraines maar verder schijnbaar gezond. Geen familie, geen kinderen. Hij aanbad zijn vrouw, en ze leefden in hun wat afgelegen rietgekapte riante huis, al kunst verzamelend. Zijn vrouw regelde alles, reed auto (hij niet) haalde boodschappen etc. Zij werd ziek in november vorig jaar en kwam niet meer bij na een hersenoperatie. Haar man stond erop dat de kunstmatige beademing stopgezet werd en ging daarna verslagen naar huis, zat op zijn designbank temidden van alle kunst in dat mooie huis en wilde zelf ook niet meer leven. Hij was daar heel stellig in en zei dat dan ook tegen de buren, die de huisarts waarschuwden. Hij strooide de as van zijn vrouw in zijn enorme beeldentuin uit, schonk zijn huis aan een stichting, regelde dat er een bevriend kunstenaar bij hem was die van alles op de hoogte was en die na zijn dood de politie kon waarschuwen. Hij nam zijn euthanasie-pillen in. Veel valium en nog wat, en hij sliep in, na een half uur was hij dood.
De politie kwam, de forensische arts, de buren werden gehoord, en iedereen sprak over 'zelfmoord'. Volgens mij was het vrijwillige levensbeƫindiging, maar wie ben ik? Ik ben iemand die probeert de schil in een keer van een appeltje te schillen. Morgen neem ik een scherper mesje.







Vroeger.


Mijn broertje moest geboren worden, 1960, en mijn ouders vonden het een goed plan om ons, de meisjes, naar een zomerkamp te sturen van een of andere religieuze club, De Klimroos. Het blijft me eeuwig bij dat ik het er bitter koud heb gehad 's nachts en dat we slecht te eten kregen. Te weinig. Ik heb er al eerder over geschreven, lees maar even als je het leuk vindt: De Klimroos. Daar vind je ook een foto van de straat zoals die toen was. Nu staan er nieuwe huizen.

Onlangs vond ik toen ik mijn moeder hielp met wat kasten opruimen heel wat post van vroeger terug.
Er was ook een envelopje met drie briefjes er in, van mijn zus Hennie, Marijke en van mij. Het briefje van mij had ik aanvankelijk over het hoofd gezien, het zat klein en dun onderin het envelopje. Geschreven vanuit dat vakantiekamp. En weer, terwijl ik die oude briefjes las voelde ik de armoede en de kou daar 's nachts, de ruwe paardendeken, en zie ik me zitten op die lange banken, mijn vinger omhoog voor nog een boterham, om dan een kale boterham te krijgen, een boterham met duif (de duif was weggevlogen grapten ze dan).

En mijn broertje? Die maakte alles goed, die wachtte met geboren worden tot wij weer terug waren.