dinsdag 26 juni 2012

Huishoudelijke hulp.


Voor het huis van mijn moeder staat een al wat ouder 'lang leve de lol'autootje. Soort groengeel Renaultje, misschien een twingo of zo. Terwijl ik er langs loop zie ik dat de auto van binnen versierd is met oranje slingers van een halve meter, ze hangen er wel wat treurig bij. Maar er liggen ook zakken in, plastic tassen, de stoelen bezaaid met rommel. Goeie God, denk ik, er is een andere hulp bij mijn moeder.

In een walm van sigarettenrook staat ze in de keuken te bellen. Ze is schrikbarend mager, jong en blond. Haar huid is doorschijnend wit, ze heeft dat dunne haar dat je vaak bij heel blonde mensen ziet. Er wiebelt een telefoonsieraadje heen en weer terwijl zij in het mobieltje spreekt. Ze praat met een medewerkster van de zorg, op een manier die mijn ongeduld direct wekt, ze spreekt ieder woord langzaam uit, ieder woord, iedere letter uitgerekt: 'nee, ik zei al tegen mevrouw, ik kom maar tot 10 uur, maar mevrouw zegt dat ze altijd drie uur hulp heeft. Nee. Nee. Nee. Mevrouw, u heeft afgelopen vrijdag toch ook maar anderhalf uur hulp gehad? Nee. Ja. Ja. Ik wil de telefoon ook wel even aan mevrouw geven. Nee. Nee. Ja. Dus jullie bellen mevrouw zelf nog even terug? Oke. Nou doei.
Geheel overbodig zegt ze tegen mijn, in een te grote nieuwe pyjama gehulde moeder, dat er nog teruggebeld kan worden.

Ik kijk op de klok, het is kwart voor negen. Dit meisje blijft tot 10 uur en is totaal onbekend in het huis van mijn moeder. Schoonmaakspullen zoals de vaste hulp altijd bij zich heeft, heeft ze niet. Maar goed, zo snel mogelijk maar vertellen wat er gedaan moet worden, stofzuigen kamer, badkamer en wc schoonmaken.
De hulp en ik lopen eerst naar de badkamer, waar ik tot mijn grote schrik een enorme chaos aantref.
"Ik ben vannacht ziek geworden" zegt mijn moeder achter ons met een klein stemmetje. Ze stapt langs ons heen de badkamer in en begint wat spulletjes die ze in de wasbak heeft gezet uit het water te halen. Ze merkt dat ik boos ben en ze staat zich te verontschuldigen.
Het geeft niet ma, zeg ik, maar gooi alles gewoon in de wasmachine, dan zetten we hem gelijk even aan, later hang ik het wel buiten.
Ze knikt, haar blik gericht op het goed dat ze uit staat te wringen.
Het meisje staat in de deuropening van de badkamer te wachten, haar armen hangen langs haar lijf. Ik zie bijna geen uitdrukking op haar gezicht.
'Je ziet, het valt niet mee om oud te zijn' zeg ik als ik naar het meisje toeloop. Ze schudt haar hoofd: nee.
Kom, eerst maar even stofzuigen dan, zeg ik. Ik sjouw de stofzuiger van zijn plaats, laat zien hoe hij werkt, druk haar op haar hart dat ze de stofzuiger met haar voet moet meeduwen, niet aan de dure-niet-meer-te-vervangen slang moet trekken. Ze belooft het, zet de stofzuiger aan en op de plek waar ik de stofzuiger gezet hebt begint ze te stofzuigen, met een heel ronde rug en hard duwend op de stang.
Even kijk ik ernaar, ik heb neiging om te gillen, maar in plaats daarvan trek ik de bank naar voren en zeg: wil je ook achter de bank stofzuigen? Ze knikt.

Ik loop terug naar mijn moeder, die het wasgoed uit de wasbak heeft gehaald en nu bij de wasmachine staat. Ik vul een schepje met wasmiddel en gooi dat bovenop de was, vraag dan pas aan mijn moeder: of wilde ze liever voorwassen? Nee schudt ze. We zetten de wasmachine aan en overleggen even terwijl de wasmachine achter ons begint te draaien. Ma denkt dat ze blaasontsteking heeft. Wil ik straks haar plas naar de dokter brengen? Ze houdt een potje omhoog waarin een troebel plasje zit. Het ziet er niet gezond uit.
Zet maar neer hoor mam, ik kan nu toch niet weg, er komt zo een monteur voor de cv bij me, maar daarna breng ik het weg, zeg ik, het karweitje dankbaar uitstellend.

In de keuken was ik een paar aardbeien en zet die op de tafel klaar. Het pannetje waar mijn moeders havermout in zit haal ik uit de koelkast. Maar ik moet nu echt weg.
Eerst loop ik nog even de kamer binnen, waar ik het meisje op haar knieƫn aantref, de stang heeft ze van de stofzuigerslang afgehaald en met de slang maar zonder hulpstukje zwaait ze nu wat onzinnig onder de stoel door. Geen idee wat ze daarmee hoopt te bereiken, maar goed. Ze zet de stofzuiger uit als ze ziet dat ik wat wil zeggen.

De sigarettenwalm om het meisje ruikend schiet ik opeens in de brand. 'Godverdomme' zeg ik 'sorry ik moet er gewoon van vloeken, wat zonde dat je rookt. Zo'n mooie jonge vrouw. Alles nog nieuw en mooi en dat verzieken met roken. Je hebt geen idee weet je'.
Ze kijkt me met grote verbaasde ogen aan, en ik kan het niet meer tegenhouden, ik zeg dan ook nog: je zou een tijdje met mijn moeder op moeten trekken, dan zie je hoe het is om benauwd te zijn.' Dan zwijg ik, staar naar het naar mij omhoog kijkende meisje.
Ze is aardig, dat zie je in een oogopslag, en ze valt sowieso in een van de categorieƫn waar de sigarettenmakers zich in hun reklameboodschappen op richten: the young, the poor or the stupid.
Ze haalt haar schouders op, zegt op haar trage manier: ja, ik weet het eigenlijk wel, het is niet goed.
Op mijn beurt haal ik mijn schouders op. Ze heeft een heel lief gezichtje, mooie blauwe ogen die vriendelijk terugkijken. Weer halen we allebei onze schouders op, en ik zeg terwijl ik mijn hand in een groet omhoog hef en de deur uitstap: dank je wel voor je hulp en tot ziens'.
Graag gedaan hoor, zegt ze.