donderdag 25 augustus 2011

Oewa.


'Oewa kom Appeka?' Kinderstemmen roepen het, gezichten naar boven gericht naar daar waar het donker is, het trapgat van de tweede verdieping. Het klinkt alsof het Afrikaanse kinderen zijn, maar dat zijn ze niet, ze spreken hun eigen taal, tweelings. Woorden die de eeneïge tweelingzusjes gebruikte voor respectievelijk mijn moeder en zusje: 'buurvrouw komt Marijke' (buiten spelen).
De tweeling woonde op de etage onder ons.

De huizen waren niet gemaakt om riant in te leven, arbeiderswoningen noemden ze het. We leefden met ons gezin van vijf, later zes personen, in een voor- tussen- en achterkamer. Er was geen douche, de zinken teil kwam zaterdags te voorschijn (en oh de schaamte toen ik in 'bad' zat en de buurjongen kwam binnen!).

De buren en wij hadden een gezamenlijke voordeur en trap. Op de overloop van de eerste etage was de voordeur van de buren, de trap die verder recht naar boven ging eindigde bij onze overloop, daarna kwam nog een trap naar zolder.
Op zolder hing vaak de was te drogen, de kolen lagen er opgeslagen, en alle kinderen speelden er. De buren en wij hadden er ook nog een zolderkamer.
Alle kinderen liepen dus altijd rond bij ons, want bij de buren kon de voordeur dicht, maar bij ons was de overloop een soort van verzamelplatform.

In de ogen van de tweeling was ik een worm, want twee jaar jonger. Ze speelden voornamelijk met mijn zusje, Appeka. Ik draaide vaak om hen heen, maar echt meespelen, nee, dat mocht alleen als ik een lijdend voorwerp in het spel wilde zijn. Letterlijk. Hun oudere broer was een ondernemend joch, vol streken.

De tweeling was niet mis, en het was pittig om tegen hen op te boksen, geeft niks, goed voor mijn ontwikkeling zullen we maar zeggen. Op een dag maakte een van hen het wat bont, ze duwde me ruw om en ik viel tegen de wand van de overloop. Ik was zo'n vier jaar volgens de overlevering. Mijn moeder was aan het schoonmaken en had het gezien, zei tegen het buurmeisje dat ze dat niet leuk vond. Ze droop af.
Toen ik dat gemene buurmeisje een minuutje later weer de trap op hoorde komen pakte ik de veger die op de grond lag en wakka, zodra haar hoofd zichtbaar werd gaf ik er een flinke lel op. Het gevolg was een hoop gerommel, armen en benen maaiden in de rondte terwijl ze van tweehoog de trap af stuiterde. De buurvrouw trok haar deur open, zag haar dochtertje op haar overloop liggen, jankend als een sirene, en was flink nijdig op me. Wist ik veel dat dit de andere zus was, ze leken echt heel veel op elkaar.

Onlangs zocht ik de tweeling via Schoolbank.nl. Ze waren niet te vinden, maar wel hun broer. En die reageerde op mijn korte berichtje. Toentertijd een halve puber, rottigheid uithalend op zolder, mijn moeder de stuipen op het lijf jagend door heel stil op de zoldertrap te staan en plotseling tevoorschijn te springen, rondfietsend op zolder op een fiets zonder banden wat een enorm kabaal maakte, maar als was in mijn moeders handen als ze zei dat hij de liefste jongen was van het hele pand. Dat loog ze dus niet, hij was de enige. Hij was veertien toen mijn broertje geboren werd en hij vroeg aan mijn moeder of hij nog steeds de liefste jongen van het pand was. Tja, dat kon mijn moeder niet meer in alle oprechtheid zeggen. Hij was jaloers en ik kan me voorstellen dat hij zich buitengesloten heeft gevoeld. Zeker toen bleek dat zijn zusjes mijn broertje adoreerden. Geen moment lieten ze voorbij gaan om met hem rond te sjouwen. Ons huis was voller dan ooit.

Hij mailde me uitgebreid terug, hij die ooit de liefste jongen van het pand was. Inmiddels 66 of 67 jaar oud. Hij is vroeg met pensioen gegaan en daarna heeft hij veel weeskinderen opgehaald voor adoptie.
Lid van Wereldkinderen, adoptiebabies opgehaald uit o.a. Korea en India. Heeft een stichting opgezet. En nu is hij een zorgboerderij aan het bouwen voor 32 gehandicapte kinderen van 2 tot 29 jaar, dichtbij Mumbai. Ridder in de Orde van Oranje Nassau, ook dat nog.
Net zo dol op kinderen als zijn zusjes waren. En wat mailde hij me (o.a.) nog meer: hoe is het met Appeka! Goed hoor, en met Oewa ook.


Foto: Marijke (Appeka) !




Mist.


Ik voel me door de zon een beetje verraden. Dat is niks bijzonders want dat gebeurt iedere zomer, ik wil altijd dat de zomer langer duurt. Ditmaal duurt de zomer echt gewoon te kort.
Ik kan me een zomer herinneren dat ik de kussens geen enkele avond van de stoelen haalde, het regende toch niet, en de dagen regen zich in zon aaneen.

Toch heeft dit weer ook wat, gisteravond stond ik met de honden buiten, het was prachtig rustig weer, geen wind, de zon had mooi afscheid genomen en een wolk had zich op het veldje naast me gevlijd, en ook verderop zag ik de mist boven het veld hangen. Ik mijmerde, hoe kan een wolk nou zomaar daar voor het grijpen liggen? Hij hoort boven je hoofd te hangen. Ik snap niet goed hoe het kan ook. Denkt zo'n wolk: ik ga even liggen, ik ben moe?
Ik weet het wel, vocht verdampt en stijgt op, Maar waarom stijgt deze wolk dan niet op? Luchtdruk? Ik weet het echt niet. Of is de hemel al vol? Te weinig wind .... ?

De morgen is net zo. Lekker stil door de mist, een mooiere geluidsisolatie kan je niet bedenken, of toch : sneeuw. Maar waar sneeuw je met stomheid slaat door de schoonheid is mist mysterieus en inspirerend, dat vond ik als kind al. Mensen zeggen altijd: "de wereld is nu zo klein", nee nee, juist niet want het mysterie is zoveel groter! Je zou overal op de wereld kunnen staan, Finland of de Himalaya, pas als de mist optrekt ben je gewoon weer thuis.