woensdag 12 september 2012

Plouha.



Zondag 9 sept. 2012. 7.50 uur. 
Mers-les-Baines.

Peet is in de badkamer, ik zet thee met het mini-waterkokertje dat ik van mijn moeder heb meegekregen. Er is nog een stel vannacht gekomen. 3 stellen dus à 130 euro. Niet slecht voor een weekend in september in dit verlopen huis.
Het zou nu stil moeten zijn vanwege de zondag, maar het is het niet. Het klinkt of de bedrijven volcontinu werken, het reutelt reutelt reutelt buiten. 
Koud was het vannacht, maar ik had, de vorige nacht in gedachten, mijn zachte fleecedekentje om mijn benen gewikkeld en was daarmee mijn slaapzak ingegaan. De wind was koud aan mijn hoofd, maar op de een of andere manier was het prettig, het tilde me naar buiten, alsof dit rare huis niet bestond en ik sliep redelijk.

We flaneerden nog een tijdje op het strand gisteren. Dronken heeeeel smerige koffie bij een tapasbar, althans Peet, ik gaf het op na één slokje. 
Het was om negen uur 's avonds nog 21 graden, de huizen hadden de hitte van de dag opgeslagen en we voelden de warmte terugstralen toen de avond al dik gevallen was.
Het was heerlijk om met een glas bier op het terras te hangen, wachtend op onze vis (met peterselie), en naar alle langslopende mensen op de boulevard te kijken. Veel hondjes, de Fransen houden van harige en kleine hondjes.  
Terug naar de parkeerplaats lopend passeerden we de oude stadshuizen, uitbundig versierd met balkons, houtsnijwerk, kleuren, smeedijzer. Het ene huis nog overdadiger dan het andere. Veel huizen moeten opgeknapt en 's avonds maken we er in het avondlicht nog foto's. En ook al klopt het niet met de tijd waarin deze huizen gebouwd zijn, noch met de glanzende auto's die eronder geparkeerd staan, de grijze afbladderende verf van enkele panden deden denken aan de middeleeuwen, het licht van de straatlantaarns het geheel enorm dramatiserend. 
Dit is een stadje van contrasten, de boulevards met al die flanerende mensen (vooral aan de overzijde van de rivier) en de tussenliggende smalle straten, het duister, de vuilcontainers, die enorme fabriek in het midden langs de rivier, de vele auto's. 

Ik heb mijn spullen ingepakt, ik kijk nog eens goed rond. Dan doe ik het enorme dakraam een stukje dicht, kijk of er geen opladers in de ouderwetse stopcontacten zijn achtergebleven. We hebben niet veel bagage hier, we hoeven maar eenmaal de krakende trap af, staan dan buiten in het straatje van dit Franse zeventiger jaren wijkje. We gaan.

10.26 uur. We rijden net uit Mers weg, van de McDonalds vandaan waar we een uurtje hebben gezeten, koffie drinkend, een broodje ei etend, onze mail ophalend en ik heb een bericht geupload naar mijn blog. 
We rijden richting Dieppe, Peet wil graag even bij Étretat naar de rotsformaties kijken die daar in bogen in de zee rusten. 
De windmolens die regelmatig te vinden zijn op deze vlaktes staan stil, de zon schijnt weer fel. We rijden op de D925, zegt de navigatie (met de stem van Beatrix, goed articulerend en de 'r' mooi voor in de mond). 

Een hobbelige weg, veelvuldig gerepareerd.  We zien dorpjes van niks, maar toch hangen overal enorme baskets met bloemen, fel van kleur. Overal liggen enorme rollen stro op de velden, de maïs belemmert het uitzicht hier en daar. Het lijkt of dit gedeelte van Frankrijk net zo wordt beplant als het oosten van Nederland, maïs en graan zover het oog reikt.
Borden verwijzen naar verkoop direct bij de boer, en in plaats van de brede stroken asfalt die door de dorpjes lagen in het verleden, zijn nu met lichte klinkers parkeervakken links en rechts aangebracht, de weg versmallend,  de snelheid reducerend van het doorgaande verkeer. 
Het is of we op een hoogvlakte rijden, rechts in de verte de zee, achter wat flats die er links van staan. Peet denkt dat het Dieppe is.. 
Gedurende de hele reis kijk ik naar de koeien. Witte, bruine, Friese. Sinds ik weet dat ze overal, net als de gnoe's, hun neuzen dezelfde kant op hebben gericht vind ik het interessant om te kijken of het echt zo is. Het is echt zo. Slechts een enkele maal staan er wat koeien wat rommelig bij elkaar. Maar eenmaal zag ik zelfs een hele groep, prachtig diep bruin gekleurde koeien met horens allemaal exact dezelfde richting op staan. Beeldende kunst, in koevorm. 

Het lijkt wel of het uitzicht steeds weidser wordt, een voorbode van de uitgestrektheid van de zee. De koeien stilstaand, naar beneden starend, in de zon, of schaduw zoekend in kuilen, in valleitjes, op hellingen in het veld. 
Le Havre, naar links, zegt een bord, wij rijden nu richting Fécamp. 
De huizen zijn in lagen gemetseld, soms 'tudor' met houten tussenlagen, soms wit graniet of vuursteen afgewisseld met bakstenen lagen. 
Hier en daar een watertoren, plukjes bomen, maar vooral uitgestrekte enorme velden, glooiend, ons soms even een glimp gunnend van de zee, de blauwe koelte in de verte. Het is nog 3 km naar Fecamp, nog 23 naar Étretat.  

15.00 uur. We rijden net weg uit dat bizarre stukje strand/olie-overslag of olie-opslagterrein (Sint-Jouin Plage). Het is niet gelukt om in Étretat naar de rotsformaties te gaan kijken. Het was te druk, we konden nergens parkeren, zijn doorgereden. We herkenden nog wat routes waar we eerder hadden geprobeerd toch bij de kust te komen, maar die lopen dood. 
Herkenden een parkeerplaats, een nou ja, een plek waar we een paar jaar geleden onze auto hadden neergezet, daarna een stukje hadden gelopen om toch de zee te zien. Was dit de plek waar die trap zo boven de zee hing? (en waar Peet, ondanks alle verbodsborden en waarschuwingen toch een eindje op liep?)

Ik schrik, Peet toetert omdat een motorrijder tussen ons en de voor ons rijdende auto in schoot. De motorrijder reageert door zijn voorwiel op te trekken, een wheelie makend, om daarna tussen de auto voor ons en de tegenliggers in vol gas weg te scheuren, de hufter. 
Maar goed, op de kaart zagen we een mogelijkheid om toch weer bij de kust te komen, Saint-Jouin Plage. We dachten dat we in Pernis terecht waren gekomen toen we die enorme olieopslag pal aan de kust zagen staan.
Pal ernaast een enorme parkeerplaats waar honderden auto's stonden. Auto's van dagjesmensen die aan de andere zijde van de baai zaten, gelegen naast de krijtrotsen en voorzien van een strandje, waar honderden mensen in de zon lagen of zwommen. 
Het was deels een kiezelstrand maar bij het water een gezellige reep zand, zand dat langzaam door het opkomende water verdween terwijl we zaten te eten, of liever gezegd, terwijl we wachtten op het eten. 
Fransen hadden ons attent de helft van hun tafel aangeboden, wat we graag accepteerden want het was steendruk, en we waren hongerig, dorstig. 
De Fransen die ons aan tafel uitnodigden waren wat ouder dan wij, spraken goddank rustig frans zodat ook ik kon volgen waar het over ging, de woorden bijeen sprokkelend. Ik kon het redelijk volgen, Peet werd gecomplimenteerd met zijn Frans. De man kwam uit deze regio en mompelde onverstaanbaar Frans gelardeerd  met wat woorden Engels, zijn vrouw sprak heel rustig en goed articulerend, gebaren erbij makend, zoals dat hoort in Frankrijk. 

De bediening liet het afweten, totdat onze tafelgenoot zich bozig in rap Frans tot een ober wendde. Toen kregen we eindelijk wat te drinken, en we bestelden gelijk eten, gegrilde sardines, een salade. Onze buren excuseerden zich voor hun wat dikke tong (de man), ze zaten aan de Calvados toen we kwamen. Ik hoorde de man zelfs "putain" zeggen toen het enorme glas voor hem op tafel werd gezet. Het was dan ook een groot glas, met ijs. Terwijl hij zich excuseerde tikte hij tegen de lege fles die ook op tafel stond, zei dat daar wijn in had gezeten, lachte.  
Even later vertrokken ze, nadat we alle foto's van de kinderen en kleinkinderen hadden gezien. Wij keken ze na. Zij, door de artritis moeilijk lopend, keurig gekapt en gekleed, hij zweterig en met een rood hoofd, grote zonnebril op, dikke buik, ietwat schommelend.

Wij lopen wat later naar de stampvolle parkeerplaats terug, vinden zonder moeite onze volkswagenbus. Stappen in en rijden richting D31, 'Beatrix', de navigatie, op haar woord vertrouwend. 

18.00 uur. Het is koeler en bewolkt in Bretagne. We zijn nog een uurtje van Plouha af, maar het weer is enorm veranderd. In Ètretat was het nog 31 graden, rond  Mont St. Michel was het al 7 graden koeler. Geen idee wat we vinden in Plouha, misschien zijn John en Ann er niet eens, weet je veel. We landschap links en rechts van ons is vertrouwd, we zagen dit al een paar maal eerder.
Ik heb het idee dat er veel meer windmolens zijn dan twee jaar geleden, de wieken draaien rap in de rondte.
Veel motorrijders, in spijkerbroeken, wat schuin hangend in de bocht, passeren ons.

De Pont du Normandie was weer prachtig om te zien. Wat een enorme boogbrug, zo hoog, het uitzicht adembenemend. Wandelaars hingen er op het hoogste punt tegen de balustrade, naar beneden kijkend, wapperende kleren. Ook fietsers mogen over een bizar smal fietspad over deze brug rijden, slechts gescheiden door een streep op het wegdek van het langsrazende snelverkeer. 

De navigatie zegt dat we om 18.44 op onze eindbestemming (Plouha) zullen zijn, nog 34 minuten te gaan. 

In Plouha aangekomen treffen we gelukkig onze vrienden John en Ann aan, ze hebben bezoek, Lizzy en haar man Rudy. We drinken gezamenlijk wat en binnen no-time is het of we ook Lizzy en Rudy al jaren kennen. Een gevoel dat ik de volgende dag tegen Lizzy uitspreek waarop ze zegt: I know, I have the same feeling. Ze schrijft, maandag als we hen gaan uitzwaaien, haar adres op, nodigt ons uit om te komen kijken waar ze wonen, later, misschien als we Peet's zus gaan opzoeken? want nu zijn ze op weg naar het uiterste puntje van Bretagne. 

Maandag 10 september 2012, 18.30 uur. 
Ik gilde bij iedere stap dat ik verder in het water stapte, of bij iedere golf die me overspoelde. Ik moest tegelijkertijd lachen, het kon me niks schelen, het bevrijdende gevoel van de zee had me in zijn greep. Een dichtbij lopende vrouw moest door mij ook lachen, zij pootjebadend, ik haar voorbijlopend. De zee leek even zo koud nadat we in de zon op het strand hadden gezeten dat het even in me opkwam dat we gek waren om te gaan zwemmen. Maar al snel werd het fijn, toen we eenmaal 'door' waren, het heldere water, het deinen op de zee, het opgetild en naar het strand gesmeten worden. Louterend en gevoelens losmakend die alleen de zee losmaakt. Er waren heel weinig zwemmers, wel veel pootjebadende mensen, oud, bijna allemaal oud. Vaak met hondjes, twee zwemmende labradors of retrievers, verder allemaal kleine hondjes, oude pinchertjes, airdale of yorkshire terriërs. 

Het eerste oude mannetje met hondje zag ik vanmorgen toen we het strand naderden. Wij daalden af van de rotsen, kwamen van het pad af dat Lizzy ons had gewezen (just walk until the big rocks, you can climb them with little effort, then go all the way up, all the way, there is a path …. ). Zo gezegd zo gedaan. We liepen vanaf het strand van St.Palus, liepen naar rechts over het strand, zagen de rotsen, het pad naar boven. Ik dacht ondertussen aan Lizzy, een gevoelige engelse, gepensioneerd . Ze heeft zich rijk gewerkt door hier in Frankrijk huizen eigenhandig op te knappen. Haar man Rudy was van oorsprong een Nederlander, nu 68, schilder, en hij was al 45 jaar weg uit Nederland. Hij had zijn vrouw verloren, Lizzy haar man, en ze ontmoetten elkaar bij gemeenschappelijke kennissen en zijn nu al 15 jaar samen. 

We hadden langs het hele pad magnifiek uitzicht, we verbaasden ons over die rare Fransen die vrijwel nergens waarschuwen voor de mogelijke doodsmak die je hier kunt maken als je te dicht bij de rand van de klif komt. Tweemaal troffen we een belachelijk hekje aan van kastanjehout, alsof dat je zou houden als je zou struikelen. Op het hoogste punt aangekomen zaten we een tijdje op de rots, dronken wat, maakten foto's, lazen een beetje, en we liepen verder. Een stukje verder bereikten we Treverneuc?, vonden we een restaurantje, een grote Ier (hond) liep buiten rond. Een jong stel runde de zaak. We bestelden café creme, lots of milk, benadrukte Peet nog - bij een man getooid met pijpenkrullen die Shirley Temple niet misstaan zou hebben. Hij was lang, erg bruin. Even later zette hij twee minikopjes koffie neer, Karel zou het zeer gewaardeerd hebben want de koffie was gitzwart. Wel zette hij er een mini-kannetje hete melk naast. Hij was erg aardig, lachte witte tanden bloot, dus we klaagden niet.

Toen we weer afdaalden naar het strand liep daar pootjebadend een breekbaar oude man. Hij liep tot aan halverwege zijn kuiten in het water, hij droeg een zwembroek en daarboven een vleeskleurig vest waardoor het op een afstandje leek dat zijn vel te wijd om zijn lijf hing. Het hondje dat hij aan een flexlijn bij zich had trok de oude man voort, maar deze kon slechts een klein stapje maken, daarna zijn been bijtrekken, en dan weer een stapje maken. Ik zag dat het been dat hij telkens bijtrok een lelijke verdikking had, aan de achterzijde boven zijn knieholte. Hij vervolgde zijn weg vanuit het water, over het strand, en later, toen wij al lang en breed op een terras achter onze koffie zaten, zagen we hem langs schuifelen, nog steeds voortgetrokken door het hondje, naar een oude VW-camperbus lopen welke voorzien was van gordijntjes, instappen en na wat een eeuwigheid leek langzaam weg rijden. Ik nam in gedachten mijn pet af voor het lef van deze eenzame oude reiziger. 

Dan gaan we weer, de ober achterlatend die onder ons bonnetje wat golfjes en daarbij wat visjes had getekend.