maandag 24 augustus 2015

Streekroman


Wonend in een streek waar ruzie de naam heeft bepaald, waar roddel, familietragedies, de oorlog en bittere armoede nog vage sporen heeft achtergelaten, ontkom je er niet aan dat je af en toe nog een geutje gif opvangt. Vandaag uit onverwachte hoek.

Vanmorgen liep ik met de honden richting wandelpad. Een oudere vrouw die getrouwd is met een van de boeren die hier geboren en getogen zijn, stond, kont naar me toe, onkruid te wieden bij haar huis. Het huis staat te koop en via een andere buur heb ik gehoord dat dat is omdat de heer des huizes, ooit een krachtige grote sterke man, lichamelijk en mentaal achteruit gaat. Ik zei goeiemorgen en wat bijna nooit gebeurt, deze 'buurvrouw' reageerde door op te staan en enkele passen naar me toe te lopen. Boodschap: ik sta welwillend tegenover een praatje.
Ik volgde de honden die kwispelstaartend haar wilden begroeten. Wat onhandig tapte ze liefdeloos met haar hand op een van de hondenkoppen, Davo, die haar met zijn melkwitte ogen aankeek. Jip keek met verlangende ogen naar de verte.

Na de gebruikelijke opmerkingen over het weer vroeg ik of ze deze streek, het buiten wonen, zou gaan missen. Buurvrouw zei: "Oh maar we gaan weer buiten wonen, we gaan naar ..... daar woont mijn dochter, en haar schoonouders hebben daar meerdere boerderijen, die staan leeg. We gaan vaak al in het weekeinde naar haar toe, maar we willen ook altijd weer graag op ons zelf zijn. De kinderen zijn 3 en 6, dus dan ben je blij als je weer een beetje rust hebt." Dat laatste snapte ik maar al te goed.

Buurvrouw vertelde dat ze alles weer netjes wilde hebben omdat ze straks naar haar andere dochter ging, er direct na vertellend dat je daar toch rekening mee moet houden, omdat je niet meer naar de een dan naar de ander .....

Ik ben geen lezer van streekromans, ik had er al wel een stuk of wat kunnen schrijven, geïnspireerd door de vele verhalen die ik hier in de streek hoorde.
Bijvoorbeeld, dit is wat de buurvrouw vervolgens vertelde: de ouders van haar schoonzoon hadden meerdere zonen, meerdere boerderijen want rijk. Een van die zonen wilde zijn erfdeel en ging met zijn jonge gezin naar Amerika, ging daar koeien houden, 350 stuks. Maar het ging fout, de melkprijzen waren laag ("dat zou dan de reden zijn geweest", mompelde ze er achter).  Het gezin kwam na vier jaar weer terug. Berooid. Een van de kinderen was daar geboren, er zou ook in Nederland nog een kind geboren worden. Een groot gezin dus, totaal vijf kinderen. Ze gingen na terugkomst uit Amerika een dertig kilometer van hun ouders in het noorden van Groningen wonen. Hun andere zonen hadden inmiddels de rest van de boerderijen en het land overgenomen. Uitgestrekte kale landerijen, rijke vette klei, het wad niet al te ver, bijna altijd wind.

Een van die kinderen die uiteraard met zijn ouders terugkeerde uit Amerika, nu vijftien jaar oud, fietst regelmatig die dertig kilometer naar zijn opa en oma of, en nu komt het probleem, naar hààr dochter die samen met haar man nìet in Amerika hun geld hebben verkwanseld en nu een heel groot en bloeiend bedrijf hebben opgebouwd. Aardappelen, pootaardappelen voor het buitenland, altijd druk behalve als het erg nat weer is, dan kan je met de machines die vette klein niet berijden. Die jongen vind het heerlijk om de hele dag mee te rijden op de landbouwmachines. Rijden, almaar rijden over die velden, liefst zelf maar daar is hij te jong voor.
De buurvrouw is inmiddels erg opgewonden, zegt dat de jongen geen verstand heeft, dat hij zelfs probeerde een oogstmachine schoon te raggen met een stuk ijzer terwijl nota bene de machine nog draaide, dat hij sowieso een gevaar is, geen verstand heeft, rondloopt op die boerderij alsof hij daar hoort (zijn opa en oma boeren niet meer, alle boerderijen worden door de andere zonen bestierd), maar ook dat rondhangen bij opa en oma moet afgelopen wezen. En dat gaat ze hem vertellen ook. Als ze hem daar nog een keer ziet dan zal ze eens zeggen dat hij daar niet moet rondlopen alsof hij daar hoort, dan hadden zijn ouders maar niet naar Amerika moeten gaan en alles verkwanselen én dat híj niet welkom is. Zo! De buurvrouw hakt terwijl ze het zegt met een schoffel driftig de blaadjes af van de paardenbloemen die het wagen om hier en daar tussen het kortgemaaide gras op te komen.
In gedachten hoor ik haar bij elke driftige hak zeggen: daar! en daar! ik zal je!

Denkend aan mijn moeder die wél graag streekromans las, maar als tegenhanger niet roddelde of kwaadsprak en die de goede band die wij kinderen met elkaar hebben als heel gewoon en vanzelfsprekend beschouwde, keek ik naar deze vrouw, die telkens weer de zinnen lardeerde met opmerkingen over de welvaart van haar dochter, die goddank is getrouwd met de niet-in-Amerika-alles-verloren-hebbende zoon.  Ik kon het niet laten, zei: ik ben blij dat wij geen familieproblemen hebben, wij kunnen gelukkig allemaal goed met elkaar opschieten. Zijn blij met elkaar.
Heel even keek ze me strak aan, hakte weer in op de tere blaadjes tussen het gras en zei: mijn dochter moet meewerken, het is een erg groot bedrijf! En ziend dat ik, groetend, de honden volgde, die al een tijdje hun gewicht in hun tuig lieten hangen, hun koppen in de richting van mijn huis alwaar op het aanrecht hun eten klaarstond, zei de buurvrouw: nog een fijne dag. Dag hoor, zei ik, jullie ook een fijne dag.