donderdag 8 december 2011

Hondenweer.


Als ik mensen spreek die een hond gehad hebben en die er over peinzen of ze er weer een zullen nemen hoor ik het vaak zeggen: 'ik twijfel, ik hoef nu ook niet meer 's avonds de hond uit te laten' en 'ik kan gaan en staan waar ik wil'. Het is natuurlijk waar. Als je een hond hebt leef je anders. Gezelliger als het goed is, en soms moet je inderdaad naar buiten terwijl je eigenlijk niet wil. 

Half twaalf 's avonds. De hagel ratelt op het dak, de ramen. Wind doet de balken kraken, de pannen rammelen. Onrust drijft me heen en weer door het huis terwijl ik eigenlijk zou moeten gaan slapen, ik loop wat dingetjes op te ruimen, nog eens kijken of de deuren op slot zijn, kijk dan even in mijn atelier naar het rare schilderijtje dat ik vandaag maakte, loop weer terug, ik wil voordat ik ga slapen zeker weten dat ze er zijn, de kat, de honden. Ze liggen gewoon op de bank, reageren amper als ik hun naam noem, mijn handen over hun zachte, maar wat vochtige vel laat gaan. En Parel, die drukt zich laag tegen de grond en tijgert langs me heen, onrustig als de wind zelf. Met grote schrikogen naar het dak kijkend mauwt ze haar gemene tandjes bloot als er weer een bui losbarst.

Even daarvoor was ik nog buiten geweest. Het werd tijd, ik wilde naar bed, de honden moesten hun laatste plas doen, maar de buitendeur sloeg door de wind uit mijn handen. Het geweld buiten was niet erg bemoedigend voor de honden, die wilden niet, stapten terug de bijkeuken in, staarten naar beneden. Ik drong aan, maar nee, ik moest ze de deur uitduwen.
In het veldje aan de zijkant van het huis konden ze niet plassen, de wind rukte aan ons zodra we naast het huis de volle laag van de aanstormende wind kregen en in het licht van de buitenlamp zag ik bladeren en regen in een woeste polka ronddansen.  
Ik boog me tegen de regen in, trok de honden voort die geen stap wilden verzetten. Dan maar naar voor, in de beschutting van het huis plassen. De honden waren inmiddels wat paniekerig, rukten aan de lijn, maar in de zeer betrekkelijke luwte van de heg en het huis leken ze zich over te geven, drukten zich tegen de heg, deden daar wijdbeens op mijn aandringen snel hun plas ("goddank, goed zo jongens") en we renden gedrieën weer langs het huis, naar de deur waar de warmte van de houtkachel ons bij het opendoen welkom heette. De deur sloeg dicht. Stil. Nou ja, voor zover mogelijk in een klein huisje op het platteland in een razende storm. Ik hoorde mezelf diep zuchten, zag en voelde hoe nat we waren geworden in die schamele minuut, deed mijn jas uit, veegde het haar dat in natte slierten tegen mijn hoofd geplakt zat uit mijn ogen, pakte een handdoek en droogde de honden af, die van de schrik zonder op hun snoepje te wachten naar hun bank liepen en zich daar gedwee oprolden.
Wat een nacht.
Gisteravond was eigenlijk net zo. Toen ben ik eerst een tijdje in bad gaan liggen om de regen te vergeten. Het hielp, ik sliep even later binnen no-time, en ik pakte mijn koffers, ging op reis, op weg naar de zon. Zonder honden overigens.