Een tijdje geleden al weer las ik een interview in De Trouw dat me raakte. Het ging over een schrijver die een boek had geschreven over het tragische en gewelddadige einde van zijn in afzondering levende oom, Daniel. Ik keek naar de ernaast geplaatste foto van een tengere man die in een heimwee oproepende kamer (ik herinner me zelfs nog een pantoffelplantje op de schoorsteenmantel) naar buiten keek, het licht weerkaatsend in zijn ogen: Chris de Stoop, de schrijver.
Lezend werd ik overvallen door een enorme boosheid en daarna droefheid, die me bijna belette om het artikel uit te lezen. Maar goed, ik las ook dat de schrijver de kracht had gehad om de rechtszaak tegen de daders bij te wonen, de daders ook ontmoet had, en nu getuigenis wilde afleggen, niet alleen over de verschrikkelijke daad, maar ook over uitzichtloosheid van kansarme jongeren waaruit niets goed voortkomt en zoals blijkt in deze tragedie "onverschillige" daders creƫert.
Soms heb ik de behoefte om mijn hart schriftelijk te luchten, en dat deed ik ditmaal in een kort mailtje naar de schrijver, hem bedankend dat hij de moed heeft gehad om niet alleen het gerechtelijke proces aan te gaan, maar ook een boek te schrijven over deze tragedie. Ik bekende tevens dat ik gehuild had toen ik over het lot van zijn oom had gelezen, maar dat ik de moed niet had om het boek te lezen. Hij schreef terug dat het boek niet alleen tragisch was, maar vooral een ode aan zijn oom was, zijn leven betekenis wilde geven.
Als iemand de moed heeft om een dergelijke tragedie in de ogen te zien, de daders te ontmoeten, en daarna nog in staat is om een boek te schrijven, tja, kan ik dan niet de moed opbrengen om het te lezen?
Dus ik ben aan uw boek begonnen Chris. Uw oom Daniel heeft een gezicht en betekenis voor mij gekregen. Ik zag hem op zijn tractor naar de winkel rijden, ik zag hem bij de koeien, en ik prijs zijn vasthoudendheid in de liefde voor de slagersdochter, maar eerlijk gezegd moest ik nu en dan toch ook weer een beetje huilen.