donderdag 29 december 2011

Oud en nieuw.


Kerst en oud en nieuw waren in mijn herinnering altijd aaneen geregen, het hele gebeuren vanaf de kerstboom in huis halen ging naadloos over in het eruit gooien ervan. Misschien komt dat ook omdat mijn oudste zus op de 'derde kerstdag' jarig is en alle dagen in december wel iets feestelijks en spannends hadden. Ach, mijn blijdschap als mijn vader oliebollen ging bakken, een biertje naast hem, met zijn schuimspaan af en toe in de olie prikkend om de oliebollen die vanwege hun soms vreemde model niet vanzelf draaiden een zetje te geven. 
Flarden herinneringen schieten door mijn hoofd, mijn vader die onze kerstboom aan de overkant van de straat in de fik steekt, de gevilde konijnen die op de markt (de nog van pels voorziene pootjes bijeengebonden) aan de kramen hingen, de kaarsjes die we elk bij ons bordje kregen met kerst en waar we niet mee mochten rotzooien (gestolde druppeltjes die langs de zijkant van het kaarsje hingen afbreken en weer boven het vlammetje smelten, hopende dat je daarmee de levensduur van je kaarsje positief zou beïnvloeden), de smaak van gesudderd konijnenvlees, donker en zacht in je mond terwijl je een vaag gevoel van schuld ervoer, de geur van stoofpeertjes, het goeie servies dat op tafel stond te glimmen. De dagen vlogen voorbij.
Ik herken bij het opruimen van de kerstboom in mijn eigen zuchten de zuchten van mijn moeder, stofzuigend, de droge naalden hard ritselend tegen het ijzer van de stofzuigerstang, als fijne hagel op de ruiten.  

Eén oud en nieuw herinner ik me in het bijzonder. Het was 1959, ik was zeven jaar en het onvoorstelbare zou gebeuren, het zou 1960 worden, wat ik spannend vond, maar daarnaast voelde ik ook iets van verdriet, een te vroeg besef dat die jaren voorgoed voorbij waren.  
Bij ons werd vroeger de kerstboom door het schuifraam vanaf de tweede verdieping aan de Katendrechtse Lagedijk zo naar beneden geflikkerd. Het was slim en niet slim. Slim omdat verdere rotzooi in huis voorkomen werd, niet slim omdat de boom met het neervallen de laatste naalden kwijtraakte, en een kale boom fikte niet lekker met oud en nieuw. Mijn vader loste dat aldus op, hij stak proppen kranten tussen de kalende takken, en eenmaal, jaren later, hing hij ook een keer wat rotjes in de boom. Die rotjes heeft hij maar eenmaal gedaan, was vast niet handig. Ik kan me nog een poging herinneren om èn minder rommel in huis te hebben, èn nog wat naalden aan de boom te houden, toen had pa de boom ingepakt in een laken en worstelde zo samen met het boompje de trap af. Volgens mij was dat geen succes. 

Zelden mocht ik in die jaren op oudejaarsavond om twaalf uur mee naar buiten, ik had een historie van ziek zijn tijdens de feestdagen, een aaneenschakeling van verkoudheden en luchtweginfecties. 
Dus ik zat vrijwel altijd in mijn pyjama op de brede vensterbank, drukte mijn neus tegen het koude glas, mijn moeder naast me, en we keken naar de vaag zichtbare figuurtjes beneden in de straat. Hier en daar werd in de straat wat rotjes of een enkele vuurpijl afgestoken, maar aan vuurwerk werd toen niet veel geld uitgegeven. Nee, het waren de kerstbomen die in de fik gestoken werden die het extra feestelijk moesten maken samen met het geluid van de scheepshoorns van de zeeschepen en rijnaken, het vulde de lucht minutenlang met een diep vibrerend geluid dat je tot in je tenen voelde. 

Ingespannen keek ik naar het plekje waar mijn vader met de boom en het vuur stond te worstelen. Zelfs vanaf de tweede verdieping kon ik de meestal vruchteloze pogingen tot een goed fikkie waarnemen. Telkens zag ik kort het vonken van de lucifer, dan het vlammetje dat wanhopig probeerde in leven te blijven, en dan het uitdoven. Naast mijn vader stonden mijn zusjes te kleumen, wachtend op het inferno dat soms toch verrassend fel toesloeg, maar vaak teleurstellend snel over was.  
Meestal waren mijn vader en zusjes zo weer boven. Toch had ik altijd het gevoel dat ik iets groots had gemist, alsof er belangrijke dingen zonder mij gebeurden. Sindsdien wil ik als het nieuwe jaar begint om twaalf uur even naar buiten. En het hoeft voor mij niet groots te zijn, maar ik wil wel die specifieke geur ruiken, rotjes horen knetteren, vuurpijlen de lucht in zien gaan, de mensen zien hannesen met vuurwerk, nou ja, gewoon erbij zijn.