zondag 1 januari 2012

Nieuwjaarsdag 2012.


Ach ja, jullie weten hoe het gaat, je bent laat thuis met oud en nieuw, half drie of zo, maar je wilt perse nog een kopje thee, en even lezen. De tijd vliegt en opeens is het donkergrijs achter de ramen en je hoort even je hond een blafje geven. Ochtend, en zo te zien aan het boek dat op de grond ligt en je bril die in je bed ligt heb je toch even geslapen.
8.18 uur. Eigenlijk veel te vroeg om op te staan, het is goddomme nog zo donker.

Ik herinnerde me direct dat ik de kat van de buren eten moest geven, en de kippen voeren/naar buiten laten. Dus ik stond op, deed een joggingbroek over mijn nachthemdje aan, sokken, klompen, jas, sleutels. Op de bank had ik inmiddels Davo zien liggen, in zijn pyjama, zo comfortabel warm dat hij deze ochtend zelfs zijn ogen niet opendeed toen ik hem even aaide. Jip liep even kwispelend met me mee naar de buitendeur.

Ik wilde de buitendeur opendraaien en merkte dat die de hele nacht open had gestaan. Hm, dat was slordig, maar goed, ik stapte de miezerige regen in. Het was heel stil buiten, bijna sneeuwstil. Wat heerlijk dat al die herriemakende vuurwerk kopende Nederlanders nu nog sliepen. En, veel opvallender, het voortdurende zware gebulder van het carbidschieten, dat mijn moeder continu aan de oorlog deed denken en dat overal, vanuit de verte maar vanuit alle richtingen, de lucht vulde, was weg.

In het huis van de buren was het ook stil, de enige die me had moeten begroeten had waarschijnlijk geen zin om op te staan, dus ik trok een zakje katteneten open, zette het schoteltje met eten op de grond en liep daarna naar de schuur voor het kippenvoer.
Met een blikje kippenvoer in mijn hand liep ik door de tuin richting kippenhok. Nat zompig gras glibberde onder mijn klompen.

Gedempt omdat ze nog opgesloten zaten hoorde ik de kippen al hun tevreden geluidjes maken, een diep kelig geluid, alsof ze een aanloopje nemen naar een 'tok-tok-tokje'.
Eerst het voer strooien, en dan het luikje open, en kijk, daar stappen ze al trots en op het oog ietwat verontwaardigd over het late tijdstip naar buiten.
Terug in het huis van de buren zie ik dat Pinky, het wat stram geworden 19-jarige katje van de buren, nu wakker is en achter de tuindeur op me staat te wachten. Ik krijg een kopje, en ze vlijt zich even tegen mijn handen, maar wijst me dan heel gedecideerd de weg naar de keuken: eten, en gauw ook. Ik loop even met haar mee, zeg haar dat ze met haar neus gekeken heeft, dat haar eten al klaar staat. Terwijl ze zich naar haar eten spoedt wipt heel even haar staartje met een schokje in de 'queen of the house' stand, recht omhoog, en dan eet ze.

Terug in mijn eigen huis doe ik de gordijnen open, de lichten van de kerstboom aan. Ik weet niet hoe dat bij jullie gaat, maar na oud en nieuw is het net of het anders is als je die lichtjes aandoet. Ik kan niet goed beschrijven wat het is, alsof je vals speelt, of ..... nee, ik weet het niet, het is anders.

Rond half twaalf zit ik met Peet te ontbijten, nog steeds in mijn pyjama gehuld, en opeens overvalt me een groot verlangen naar het bezoeken op nieuwjaarsdag van mijn opa en oma, van mijn vaders kant, de Schrieken. De geur van oliebollen en koffie en soep, die kluit familie die er altijd was.
Of, en die herinnering is net zo groot, het bezoeken op 1 januari van mijn eerste schoonouders. De grote familie die daar samenkwam vulde (al was ik ouder en moest ik aan sommige omgangsvormen wennen) eenvoudig de 'gap', niet de leegte, maar de ..... ja, de inmiddels wat veranderde samenstelling of drukte die er nog niet zo lang geleden bij mijn opa en oma was. Bizar genoeg woonden toen ik pas getrouwd was mijn opa en oma inmiddels vlak naast me, maar die drukte op nieuwjaarsdag zoals die ooit in hun huis in Rotterdam heerste, die was er nog maar zelden. Opa keek nu met nieuwjaar naar het schansspringen op tv en er liepen misschien wat tantes, maar dan had je het ook gehad.
Ook bij mijn schoonfamilie stond bij binnenkomst de tv aan, ook het skispringen, en was er geur van soep en sigarettenrook. De mannen klaverjasten. Drukke stemmen, het hoge lachen van de kinderen, het rustig door de drukte bewegen van mijn schoonmoeder met een kalme onverschrokkenheid die haar jongste zoon als enige van haar lijkt te hebben geërfd. Of nee, nu ik het opschrijf denk ik dat ik de anderen onrecht doe, eigenlijk hebben ze alemaal wel iets in hun houding die aan haar onverschrokkenheid (of was het standvastigheid?) doet denken.
Ik hield van deze familie. Heel die onrustige regelmatig ruziehebbende grote schoonfamilie, die soms ook spontaan met elkaar liep te zingen, die uiteindelijk toch weer altijd met elkaar aan tafel schoof, die mis ik. Of laat ik het anders zeggen, ik kijk met veel plezier naar die tijd terug, want missen klinkt zo treurig.

Velen van hen zijn overleden, mijn schoonouders, oma Van de Linden, tantes, maar ook Ben, die op jonge leeftijd ziek werd maar waar ik nog regelmatig aan denk, of, veel later Riet. En de band die de rest van de familie had is verbroken door conflicten. De stijfkoppigheid was groter dan het vertrouwen in elkaar, denk ik wel eens.
Met sommigen van hen heb ik nog contact, en als ik hen iets voor het nieuwe jaar toe zou wensen, tja, dan is mijn wens, dat zij nog altijd diep van binnen die saamhorigheid voelen, de bloedband. Dat zij elkaars fouten en gebreken weten en herkennen, maar dat geen probleem meer vinden. Dat ze een manier vinden om weer contact met elkaar te hebben. Omdat, vanwege, nou ja, omdat alles dat hen bindt zo waardevol, zo onvervangbaar is.