vrijdag 21 december 2007
Rijp
Half twaalf, koud, maar niet echt donker is het terwijl ik voor de laatste keer vandaag nog even naar mijn moeders huis fiets, kijken of het licht nog aan is, nee, alles is donker. Vanavond was de dokter bij haar, een prettig opgewekte man die de vermoeidheid van mijn zieke moeder leek op te lossen met zijn joviale opgewekte stem. Zelfs de kamer waarin ma al dagen ziek in ligt te zijn, veranderde van al die positieve kracht.
Zelfs het licht in haar slaapkamer is uit, ik rij terug naar huis. Sprookjesachtig mooi heeft de rijp alles wit gemaakt waardoor het ondanks het tijdstip vreemd maanblauwig? licht is. De mist absorbeert elk geluid, onvoorstelbaar stil is het. Rijp in de bomen steekt licht af tegen de lucht, tenminste, zo lijkt het. Ik heb mijn fietsbanden zo hard opgepompt dat het lijkt of ik nu over de weg zweef. Prikkend koude lucht adem ik in, pijnlijk contrast tegen mijn tanden. Mist hangt links en rechts over het veld, ik voel me vreemd en kan niet benoemen wat ik voel, het lijkt of de tijd stil staat, of het altijd zo koud en mooi is geweest, altijd zo zal zijn.
Als ik de honden uitlaat wordt dit gevoel nog sterker. Opeens ben ik in gedachten veertig jaar terug toen ik in ditzelfde type weer nog 's avonds laat aan het schaatsen was op een singel aan het begin van de Smeetlandse Dijk in Rotterdam. Lantarenpalen wat verderop waren aan, in de huizen schenen de lichten en langzaam aan gingen de schaatsers naar huis. Behalve ik en mijn zus Hennie, alleen wij tweetjes schaatsten door in die windstille kou. Het was alsof we niet moe konden worden, als een veertje ging ik over het knettergoeie ijs, en ik was gelukkig. Ik had wel altijd door willen gaan, voor altijd en altijd schaatsend in dat stille niet-echt-donker van maanlicht op dofglanzend ijs.
Abonneren op:
Posts (Atom)