woensdag 5 september 2012

De Zee.


Woensdag, Cap Blanc Nez.
We zijn er weer. Voor ons ligt de zee in al die onthutsend heldere groenblauwe uitgestrektheid. Achter ons heuvelt het Franse landschap in lichtbruin, oker of grijsbruine tinten. De lucht is blauw maar in de verte diepgrijs dreigend met regen. Het dorpje dat we beneden in de vallei zien heet Escalles.

We zijn hier vaker geweest, maar dat maakt niet uit, integendeel. Het is alsof je een goede vriend weervindt in het landschap. We wandelden hier eens tijdens een bulderende storm, maar ook in een potdichte mist of beschenen door de zon, het maakte niet uit, het was altijd mooi en indrukwekkend. 
Af en toe schijnt nu de zon op de krijtrotsen aan de overkant, Engeland, en het volgende moment is er niets dan zee te zien, bevaren door spierwitte Ferry-schepen die we af en aan zien varen tussen Calais en Dover. 

Later, als we onze spullen bij ons overnachtingsadres hebben gezet, lopen we naar het strand. Zwart en gelige door de zee afgesleten stenen worden luidruchtig door het water heen en weer gerold op de grens tussen strand en zee.
Het water trekt zich terug en al snel komt het zand tevoorschijn. Grondwater stroomt gestaag van en door de krijt- en kleirots achter ons, zoet water dat smaakt naar land, weet ik nog van de vorige keer. Toen kon ik me niet inhouden en dronk ik het. 
Onder onze voeten mengt dit zoete water met het zoute. 
Peet offert een muntje aan de zee, een diep filosofisch moment noemt hij het. Even hebben we het over waarde van geld, over waarde van het leven, over Karel die zo hield van deze kust. 
Dan lopen we weer terug, we gaan een biertje drinken en eten.