zaterdag 3 december 2016

Gevangen.


We keken allebei tegelijk naar buiten. Ik keek naar de kerstlichtjes die ik gisteren langs de goot van de schuur hing (en ook twee maal weer loshaalde omdat het niet naar mijn zin was). Hij keek hoogstwaarschijnlijk naar mij.
Ik keek langs hem heen naar de kerstlichtjes, mijn handen warmend aan de kom thee in mijn handen. Het hangt nog niet naar mijn zin, ik ga er nog een streng bijhangen, besloot ik. Acht uur in de morgen, een heel mooie tijd qua licht, alles is wittig van de kou van de nacht, het is nog niet helemaal licht en dat grijsblauwe van de ontwakende dag creƫert een sfeer die me ontroert. Geen idee wat daar achter zit, het doet me wat. Windstil.

Ondanks de kou staat de hele nacht mijn tuindeur open, op een haak die net een vijf centimeter frisse lucht binnenlaat. Heerlijk, maar qua geluid is het of je bed in de tuin staat.
Het enige wat mijn gemoedstoestand verstoort zijn de grote landbouwmachines die nu en dan langs denderen. Volle snelheid want tijd is geld. Ondertussen bellend want tijd is geld. Er moeten nog een paar rijen bieten geoogst hier vlakbij.

Ik luisterde naar het uitstervende lawaai van een bietenauto en keek weer over het stille veld nu en dan een slokje nemend van mijn thee. In m'n ooghoek zag ik weer iets bewegen in de op drie meter hoogte afgezaagde berk die pal voor mijn tuindeuren staat.
Die beweging had ik al gezien, maar mijn hersenen hadden dit gerangschikt in het vakje: koolmees. Ik dacht dat het een van de vogeltjes was die gebruik maken van een spechtengat dat in de thans aardig vermolmde berk gehakt is. Dat spechtengat is volmaakt rond, tenminste toen het gemaakt was, het zat er opeens, ik heb niets gehoord of gezien van het maken er van. Sindsdien nestelen er diverse vogeltjes, en soms is er ruzie om het plekje.

Voelde ik me bekeken? Misschien, want eindelijk ging ik terugkijken naar die lichte plek in het spechtengat dat een spechtenhoofdje bleek te zijn. Hij keek naar me en nu ik ook naar hem. Zo stond ik nog een tijdje, lichtelijk verbaasd want de specht peert hem altijd zodra hij mij ziet. Soms gaat hij gewoon naar de achterzijde van de boom, als we elkaar niet zien is er ook geen gevaar. Durfde hij nu misschien niet uit het gat te komen? Was het er lekker warm nadat hij daar de nacht had doorgebracht? Of had hij er allemaal torretjes gevonden en was hij nog niet bereid om weg te gaan? Mensengedachten over een specht.
Het gevoel dat ik hem daar gevangen hield was het sterkst, ik draaide me traag om en deed een stap weg van het raam, buiten schoot een zwart wit en rode schim uit het spechtengat, hard scheldend.