zondag 30 december 2007

Oud en nieuw

Tranen over mijn wangen, ik ben ziek. Ik lig plat, zwetend en met een zere schedel, laptop op schoot, af en toe uitkijkend over de tuin en naar het verkeer dat langs rijdt (vandaag wel drie auto's, een fietser, en een wandelaar met twee honden gezien).
Het is stil, af en toe regent het, soms schijnt dunnetjes de zon.
Als mijn moeder hier zou zijn zou ze zeggen dat ik al mijn hele leven ziek ben rond oud en nieuw. Dat is ook zo. Ik herinner het me. Een paar keer in het bijzonder. De eerste keer zal rond 1958 geweest zijn. Rotterdam. Katendrechtse Lagedijk 123, twee hoog. Voor/tussen/achter, daarmee is het hele huis opgesomd.
Goed. Het was een algemeen gebruik om, ALS je een kerstboom had, deze na de kerst met oud en nieuw te verbranden. Het werkte zo: het raam werd opengeschoven en de kerstboom naar beneden gedonderd. Met een beetje geluk zaten er na die aktie nog naalden aan, die fikten natuurlijk het best.
Zo ook die oudejaarsavond, alleen mocht ik niet mee omdat ik ziek was.
12 uur, een nieuw jaar begon. Vanuit de havens klonk het geloei van misschien wel honderd schepen, een onvergetelijk geluid dat onverbrekelijk met oud en nieuw verbonden is. Mijn oudere zusjes gingen met mijn vader mee naar buiten, ik bleef met mijn moeder achter, ik op de brede vensterbank, kijkend achter de beslagen ramen. Ik veegde condens weg, drukte mijn gezicht zo dicht mogelijk tegen het raam, zag helemaal niets, alleen maar vage figuren die aan de overkant op de stoep stonden. De scheepshoorns bliezen nog steeds: "kom naar buiten, er gebeurt iets groots wat nooit meer terug komt", en ik wist dat ik dit moment niet meer zou vergeten. Ik keek. Telkens zag ik even een vlammetje oplichten en weer uitwaaien, tot opeens de proppen kranten die mijn vader tussen de takken had gedrukt vlam vatten. Binnen een oogwenk stond de boom in lichterlaaie, het skelet donker afstekend tussen de vlammen. Na een minuut of zo was het boompje finaal kaalgebrand.

De tweede keer was in Leiden. Ik had longontsteking, was knap beroerd. Simone soebatte of ik toch niet oud en nieuw bij haar wilde vieren en natuurlijk wilde ik dat. Peter kwam ook en speelde gitaar, Sim en Peet zongen, Sim las voor, ik hoestte en was gelukkig.
Peet had wat vuurpijlen gekocht. Na de champagne ging hij naar beneden, inclusief leeg bierflesje om de pijlen in te zetten.
Simone, Pim en ik bleven achter de ramen staan kijken (Freddie zal ongetwijfeld op de bank gelegen hebben). Er stond een flinke koude wind. Beneden ons zagen we Peet rommelen in de straat, en ja hoor, de eerste pijl ging de lucht in. We zagen zijn gezicht even blij naar boven kijken, en daarna bukte hij zich weer. Woeszz, daar ging de volgende pijl, linea recta de zonwering in van de overburen, die ook op 1 hoog wonen.
Even dachten we dat alles oke was, maar nee, daar likten de eerste vlammetjes aan de franje van het zonnescherm, om daarna aangewakkerd door de wind op te laaien. Simone en ik keken elkaar ongerust maar ook een beetje lacherig aan. Peet's voetstappen klonken hard op de trap en de keukendeur werd opengesmeten, BRAND zei ie. Zijn ogen rolden in wanhoop door de keuken om daarna een steelpannetje met water te vullen en weer de trap af te rennen. We zagen hem buiten onder de inmiddels doorbrandende zonwering staan, even leek hij te mikken, en toen zwaaide hij met een grote armzwaai het water naar boven. We zagen het water in een fraai patroon uitwaaieren, overal heen, maar niet naar de vlammen. Ik had inmiddels de slappe lach, maar Sim en ik hadden inmiddels ook besloten de brandweer te bellen, er zat toch een huis aan dat zonnescherm vast. Zo gezegd zo gedaan. De brandweer zei echter doodleuk dat we geduld moesten hebben, het was druk.
In de straat hoopten mensen zich op, veel beschonken studenten die luidruchtig en erg goed gemutst het brandje becommentarieerden. Buurman had een tuinslang die snel werd uitgelegd, maar de druk van het water was niet groot genoeg, het straaltje vormde een boogje van niks. Een boomlange student gaf zijn biertje uit handen en nam de slang over, en op een trapje staand, mikte hij het pisstraaltje op het vuur. Langzaamaan doofden de vlammen, waarop de student, nog op het trapje staand, zijn armen hoog ten hemel richtte en een "we are the champions" aanhief.