We gaan naar de Ardennen, dat heeft nogal wat voeten in de
aarde. Spullen inpakken voor de honden, riemen, tuigjes, halsbanden voor
onderweg, etensbakken, eten, medicijnen, handdoeken, hun dekbed. Voor Peet en mij een thermos
thee, wat koekjes, fruit, kopjes, een theedoek. Dan mijn dekentje want Peet
houdt van de koude airco en ik niet.
Als we uiteindelijk de auto aan het inladen zijn is het al
veel later dan we weg hoopten te gaan. In de auto kijken de honden naar al het
gesjouw met spullen, want er moesten ook
voor ons natuurlijk nog wat kleren en schoenen mee. Naast Peet in de auto schuivend
slaat mijn paranoia toe: :ga jij nog eens kijken of ik echt wel de deur op slot
heb gedaan”. Je meent het niet, zegt Peet. Jawel, zeg ik. Hij stapt zuchtend
uit, checkt de deur. Natuurlijk zat hij op slot.
In gedachten ga ik nogmaals na: is de kat goed verzorgd, heeft ze
water, eten, hebben de planten water, heb ik alle zonwering dichtgedaan, zijn
alle stekkers eruit? Etc.
We zijn nog maar net onderweg of ik zeg: ik heb dorst, we hebben
helemaal geen koffie gedronken, zullen we dat ergens gaan doen?
Oke, zegt Peet, maar waar?
In Bellingwolde, stelt Peet voor, dat ligt net voor de
grens, na de grens begint de eindeloos lange A31 waar geen restaurant meer te
vinden is. Goed, zeg ik, direct denkend aan een café waar we al eerder waren:
De Postiljon.
Terwijl we over de hoofdweg van Bellingwolde rijden, ons als
altijd verbazend over de enorme kasteelboerderijen van vroeger, zoeken onze
ogen naar een vlaggetje, een parasol, iets wat maar wijst op een open-zijnd
café of restaurant. Er is niets. Dan herkennen we Café De Postiljon, het lijkt
gesloten maar links van het café zit een kunststof aanbouwtje waarop met
neon-letters “Open” staat.
We gaan naar binnen en de kastelein komt tevoorschijn, trekt
vragend zijn wenkbrauwen op, wij wensen hem een goedemorgen . Goeiemorgen zegt
hij terug.
We bestellen, ik wil een kaaskroket proberen, peet een
satekroket.
Met een broodje graag. Kastelein knikt en loopt weg naar
achteren, komt niet meer terug terwijl we nog geen koffie hebben besteld. Wij
gaan op de twee ronde mini-krukjes zitten die er staan, kijken rond in het mini
snacktentje. Op de achtergrond horen wij de kastelein in zijn keuken zingen.
We weten al iets van zijn geschiedenis, hij vertelde de
eerste keer dat we er kwamen dat zijn vrouw kortgeleden overleden was, dat hij
met pensioen is, maar ach, je moet wat om handen hebben, en als het druk is dan
komt zijn broer helpen. Er liepen toen regelmatig
mensen naar binnen, alleen sigaretten kopend of om koffie en bier te drinken. Een bruin café waar de kasten zo gammel waren dat we van alles omstootten, de opgezette dierenkoppen mottig aan de muur hingen en de tientallen fotolijstjes met in voetbaltenue gestoken mannen vrijwel allemaal scheef hingen.
Terwijl we wachten op de terugkomst van de kastelein komen nog twee mensen binnen kijken, ze aarzelen. Ik begroet
hen en zeg: kom binnen, het eten is hier goed, zoiets. De man loopt direct terug naar zijn fiets.
De vrouw kijkt me wat bevreemd aan, zegt op heel plat
Gronings: kunnen we hier ook wat eten? Vast wel, zeg ik, maar de waard is even
bezig achter. Hij komt zo terug.
De waard, kastelein en nu frietkot-eigenaar hoort ons vast wel praten maar komt pas weer
tevoorschijn als de broodjes kroket klaar zijn: een kaaskroket, een sate zegt
hij terwijl hij het neerzet. Oh, zegt Peet, en heeft u ook koffie, met veel
melk? Kastelein herhaalt: koffie met veel melk, en verdwijnt zonder de vrouw te
vragen wat ze wil. Hij komt weer pas tevoorschijn als de koffie klaar is, zeker
vijf, misschien wel 10 minuten later. De koffie zet hij op een blaadje op
de vitrine, wij pakken het aan.
Nu pas kijkt de kastelein naar de vrouw die al die tijd in
de deuropening heeft staan hangen. Ze heeft ons verteld over de fietsclub waar zij en
haar man (die inmiddels naast haar is komen staan) een route voor aan het
uitzetten is. 80, 90 kilometer per dag. Het stel ziet er oud maar taai uit, komen uit Schildwolde, bij
Slochteren, veel wind, maar ze hebben trapondersteuning voor als het te gek wordt. Ze overlegt nu met
haar man wat ze willen eten en wij lopen ondertussen om ruimte te maken naar buiten, nemen
plaats op een bankje net naast de deur. Peet zet het blaadje met de koffie op
zijn knieën.
‘Kunnen we dat ook krijgen?’ vraagt de vrouw aan de kastelein. Ik zie ze wijzen, ze leest nu het zeer beknopte menu dat op een bordje aan de wand prijkt hardop voor, lezend met een vraagteken erachter.
“Het kan mij niet schelen”, horen we de waard antwoorden.
Wij schieten in de lach om de typisch Groningse manier van reageren. Hij bedoelt: het is er allebei.
Wij schieten in de lach om de typisch Groningse manier van reageren. Hij bedoelt: het is er allebei.
Peet lacht zo hard dat zijn koffie bijna over de rand van het kopje schudt.
Dan is het echt tijd om naar België te gaan. We leveren het kopje weer in maar de kastelein komt niet tevoorschijn op ons “tot ziens”. Vanuit de verte horen we nog wel een: dag hoor.
Dan is het echt tijd om naar België te gaan. We leveren het kopje weer in maar de kastelein komt niet tevoorschijn op ons “tot ziens”. Vanuit de verte horen we nog wel een: dag hoor.