zondag 22 juli 2012

De Kastelein.



We gaan naar de Ardennen, dat heeft nogal wat voeten in de aarde. Spullen inpakken voor de honden, riemen, tuigjes, halsbanden voor onderweg, etensbakken, eten, medicijnen, handdoeken,  hun dekbed. Voor Peet en mij een thermos thee, wat koekjes, fruit, kopjes, een theedoek. Dan mijn dekentje want Peet houdt van de koude airco en ik niet.
Als we uiteindelijk de auto aan het inladen zijn is het al veel later dan we weg hoopten te gaan. In de auto kijken de honden naar al het gesjouw met spullen, want er moesten ook voor ons natuurlijk nog wat kleren en schoenen mee. Naast Peet in de auto schuivend slaat mijn paranoia toe: :ga jij nog eens kijken of ik echt wel de deur op slot heb gedaan”. Je meent het niet, zegt Peet. Jawel, zeg ik. Hij stapt zuchtend uit, checkt de deur. Natuurlijk zat hij op slot.
In gedachten ga ik nogmaals na: is de kat goed verzorgd, heeft ze water, eten, hebben de planten water, heb ik alle zonwering dichtgedaan, zijn alle stekkers eruit? Etc.
We zijn nog maar net onderweg of ik zeg: ik heb dorst, we hebben helemaal geen koffie gedronken, zullen we dat ergens gaan doen?
Oke, zegt Peet, maar waar?
In Bellingwolde, stelt Peet voor, dat ligt net voor de grens, na de grens begint de eindeloos lange A31 waar geen restaurant meer te vinden is. Goed, zeg ik, direct denkend aan een café waar we al eerder waren: De Postiljon.

Terwijl we over de hoofdweg van Bellingwolde rijden, ons als altijd verbazend over de enorme kasteelboerderijen van vroeger, zoeken onze ogen naar een vlaggetje, een parasol, iets wat maar wijst op een open-zijnd café of restaurant. Er is niets. Dan herkennen we Café De Postiljon, het lijkt gesloten maar links van het café zit een kunststof aanbouwtje waarop met neon-letters “Open” staat.

We gaan naar binnen en de kastelein komt tevoorschijn, trekt vragend zijn wenkbrauwen op, wij wensen hem een goedemorgen . Goeiemorgen zegt hij terug.
We bestellen, ik wil een kaaskroket proberen, peet een satekroket.
Met een broodje graag. Kastelein knikt en loopt weg naar achteren, komt niet meer terug terwijl we nog geen koffie hebben besteld. Wij gaan op de twee ronde mini-krukjes zitten die er staan, kijken rond in het mini snacktentje. Op de achtergrond horen wij de kastelein in zijn keuken zingen.

We weten al iets van zijn geschiedenis, hij vertelde de eerste keer dat we er kwamen dat zijn vrouw kortgeleden overleden was, dat hij met pensioen is, maar ach, je moet wat om handen hebben, en als het druk is dan komt zijn broer helpen. Er liepen toen regelmatig mensen naar binnen, alleen sigaretten kopend of om koffie en bier te drinken. Een bruin café waar de kasten zo gammel waren dat we van alles omstootten, de opgezette dierenkoppen mottig aan de muur hingen en de tientallen fotolijstjes met in voetbaltenue gestoken mannen vrijwel allemaal scheef hingen. 

Terwijl we wachten op de terugkomst van de kastelein komen nog twee mensen binnen kijken, ze aarzelen. Ik begroet hen en zeg: kom binnen, het eten is hier goed, zoiets. De man loopt direct terug naar zijn fiets.
De vrouw kijkt me wat bevreemd aan, zegt op heel plat Gronings: kunnen we hier ook wat eten? Vast wel, zeg ik, maar de waard is even bezig achter. Hij komt zo terug.
De waard, kastelein en nu frietkot-eigenaar hoort ons vast wel praten maar komt pas weer tevoorschijn als de broodjes kroket klaar zijn: een kaaskroket, een sate zegt hij terwijl hij het neerzet. Oh, zegt Peet, en heeft u ook koffie, met veel melk? Kastelein herhaalt: koffie met veel melk, en verdwijnt zonder de vrouw te vragen wat ze wil. Hij komt weer pas tevoorschijn als de koffie klaar is, zeker vijf, misschien wel 10 minuten later. De koffie zet hij op een blaadje op de vitrine, wij pakken het aan.

Nu pas kijkt de kastelein naar de vrouw die al die tijd in de deuropening heeft staan hangen. Ze heeft ons verteld over de fietsclub waar zij en haar man (die inmiddels naast haar is komen staan) een route voor aan het uitzetten is. 80, 90 kilometer per dag. Het stel ziet er oud maar taai uit, komen uit Schildwolde, bij Slochteren, veel wind, maar ze hebben trapondersteuning voor als het te gek wordt. Ze overlegt nu met haar man wat ze willen eten en wij lopen ondertussen om ruimte te maken naar buiten, nemen plaats op een bankje net naast de deur. Peet zet het blaadje met de koffie op zijn knieën.

‘Kunnen we dat ook krijgen?’ vraagt de vrouw aan de kastelein. Ik zie ze wijzen, ze leest nu het zeer beknopte menu dat op een bordje aan de wand prijkt hardop voor, lezend met een vraagteken erachter.
“Het kan mij niet schelen”, horen we de waard antwoorden.
Wij schieten in de lach om de typisch Groningse manier van reageren. Hij bedoelt: het is er allebei.
Peet lacht zo hard dat zijn koffie bijna over de rand van het kopje schudt.
Dan is het echt tijd om naar België te gaan. We leveren het kopje weer in maar de kastelein komt niet tevoorschijn op ons “tot ziens”. Vanuit de verte horen we nog wel een: dag hoor.