donderdag 2 augustus 2007

Musje.




Er ligt een dood musje voor de tuindeur, ik schaam me, want gisteren had ik het al zien liggen. De mus is gestorven door gebrek aan levenservaring, want gezien haar positie zal ze tegen de ramen aangevlogen zijn. Brutaal loopt een dikke vlieg over het jonge musjes-snaveltje. Gatver, ik besluit het beestje direct te gaan begraven.

Eerst zet ik even de kas open, geef de planten water en peins of ik vandaag de electra van de kas aan zal sluiten. Eigenlijk heb ik vandaag een rustdag, niet doen dus. Dan ga ik de schuur in en zie de oude fiets staan die ik of naar de kringloop moet brengen, of op marktplaats.nl moet zetten. Ik peins, het is mijn moeders eerste nieuwe fiets. Gazelle. Groen. Klein model. 

Zuchtend loop ik de schuur weer uit, om mij heen kijkend of ik het "oude ijzer" zal weg brengen. Onder het begroeide afdakje ligt een oud zonnescherm, en allerlei ijzeren mik. Om daar bij te kunnen komen moet ik eerst de tamme braam wegknippen, die helaas ook wilde scheuten heeft gemaakt. Die wilde scheuten zijn erger dan wat voor gruwelijk verminkende struik je ook maar in de tuin kan hebben, direct slaat hij zich vast in mijn jasje en zit ik muurvast. 
Goddank heb ik de snoeischaar al in mijn handen, ik knip mijzelf los en doe mijn jas voorzichtig uit. Dom dom dom probeer ik voorzichtig met blote handen de tak uit mijn jas los te trekken, ik vloek terwijl ik over mijn bril heen naar de doornen in mijn hand kijk, pulk ze er min of meer uit. Zie dan dat de braam ook naast het afdakje, in het ongebruikte parkeerplaatsje, al veel jonge scheuten heeft uitgelegd. Meters lang slingeren ze zich al onder de coniferen door naar de weg. Gotsamme! 
Ik baan me moeizaam een weg, knippend, heel voorzichtig de gruwelscheuten in de groene container deponerend. Het restant van afgeknipte takken opruimend loop ik langs de schuin omgewaaide appelboom, de appels liggen er in een waaier om heen. Ik knip gelijk de top uit de platliggende boom en de lange takken, hopend dat ik de boom in de herfst gewoon recht kan zetten. 
De appels doe ik in emmers, en zet ze bij de kruiwagen die vol met courgettes ligt. Ik zie de wilde scheuten van de fluweelboom woekeren en knip ze gelijk af, ik ruim de takken op. 


Het wordt tijd om de kat en hond eten te geven en om zelf wat te drinken dus ga ik naar binnen. De afwas staat nog op het aanrecht dus ik laat tegelijkertijd een teiltje vollopen, beetje Ecover er in, zet de waterkoker aan, pak het vlees uit de koelkast. Terwijl Fred en Pareltje eten was ik af maar word afgeleid door een wolk van mussen die de zaadjes van de berkeboom eten. Ze dwarrelen heen en weer voor het keukenraam, wel vijftig stuks, schijnbaar ongehinderd door het dode musje dat ik vergeten ben te begraven. Aj. Ik was eerst af, boen de gootsteen grondig en was de etensbakken van hond en kat. Nu eerst de mus! Ik pak een veegblik en veeg het musje erop, sorry zeggend voor het gebrek aan decorum.

Met in mijn rechterhand het blik waarop de mus ligt, loop ik naar de schuur voor een schep,  langs de waslijn waaraan on-gronings windstil de natte was hangt, even stilstaand om een punt van een laken goed te doen die binnenstebuiten hangt. Jeetje, ga nou eerst die mus begraven! zeg ik hardop. Ik loop door en pak dan eindelijk een schep.

Dan sta ik even stil, eindelijk met mijn gedachten helemaal bij de mus en besluit ik om haar een mooie rustplaats te geven, onder de berk, bij de zwerfkei. Eerst haal ik wat onkruid op het plekje weg, schep een gat. Niet te diep, want onnodig en ongezellig. Ik kijk nog even naar het beestje, de prille veertjes, de tengere pootjes, het overdreven grote snaveltje en wens van harte dat reïncarnatie geen onzin is. 
Dag mus, misschien tot ziens.