donderdag 28 juli 2011

Parel.


Het is nog vroeg, 7.47 wijst het klokje van de computer aan. Toch ben ik al op pad geweest want het is vakantietijd en de kat van de buren geef ik eten. Keesje. Tenminste, als hij komt. Vanmorgen heb ik vergeefs geroepen, ondertussen door de tuin lopend, wingerd uit de struiken trekkend.
Mijn honden, bless their little hearts, weten dat ik vaak 's morgens even zonder hen vertrek en blijven altijd op de bank liggen terwijl ik door het huis scharrel, sleutels pak, fiets buitenzet. Jip komt me bij terugkomst wel altijd blij begroeten.

Vanmorgen ging het net zo, en bij terugkomst wilde ik mijn tai chi oefeningen gaan doen. Maar eerst thee zetten. O, en de tuindeur moest open, maar het wasrekje dat ik gisteren net voor de hoosbui binnenzette staat in de weg. Dus eerst de was afhalen, rekje inklappen, dan eindelijk de deur open.

Terwijl ik de deur opendoe krijg ik een schok, want mijn ogen zien iets voor de deur liggen waar ik niet blij mee ben. De ceremonie van naar buiten stappen, uitrekken, wat oefeningen doen wordt vergeten.

Parel is een zwerfkat die ik geadopteerd heb. Ze heeft een permanente wond in haar oksel waar zij ooit een vlooienbandje of zo ingegroeid heeft gehad, maar goed, dat zal de eigenaars die haar hier op het platteland dumpten niet veel kunnen schelen. Het katje was vriendelijk, had al jongen gekregen die ook al weer rondzwierven (vermoedelijk heeft mijn moeder een van haar jonkies), dus ik heb het katje laten steriliseren en laten behandelen voor de wond. Toen ze goed hersteld was heb ik ze weer buiten gezet, het was een zenuwachtig katje, maar uiteindelijk is ze een "binnenkat" geworden. Zozeer zelfs dat ze maandenlang binnen is, een hekel aan kou en regen heeft, en altijd, echt ALTIJD, zelfs nu het zomer is en ze continu buiten rondloopt, binnen komt plassen!

Maar in ieder geval, Parel wilde vannacht niet binnenkomen. Het was zacht weer, een vochtige en mysterieuze stille avond. De honden liet ik rond elf uur nog even plassen, en vaak komt Parel dan even de honden begroeten, soms zelfs kopjes geven om daarna met een zelfbewust opgeheven staartje weer te verdwijnen. Wel meende ik verderop langs de greppel Keesje te zien lopen. Ook hij reageerde niet op mijn roepen.
Parel en Keesje, allebei zwerfkatten geweest, struinen graag rond in het donker. 'sZomers dan.
De restantjes van het nachtelijke avontuur vind ik vaak voor de keukendeur.

Zo ook deze morgen, maar ditmaal ligt er zo'n hoopje onherkenbaar dat ik ervan schrik. Het restant is veel groter dan van een muis, ik zie wat zwarte huid, een vlies met ingewanden, ah, een pootje, nageltjes. Het lichaampje is gevild, Parel is kieskeurig. Ondanks mijn weerzin wil ik weten wat ze in vredesnaam heeft gevangen.
Zou het een mol zijn geweest? Ik wil me over mijn weerzin heenzetten, immers, liggen bij mij in de koelkast niet in een groen bakje afgehakte kippenpootjes waar vrolijke biologische kippen aan hebben vastgezeten? Mijn hypocrisie heb ik al jaren geleden erkend en mijn nieuwsgierigheid is groot.

Dus buk ik me, ah, nu zie ik het, al zit de afgestroopte huid een beetje als een capuchon over het kopje heen, van dichtbij zie ik nog net de oren, snorharen, een snuitje. Het bekje staat open en ik zie gelige tanden: compleet was het een zwarte rat. Volwassen zo te zien. Ik pak de schep, bedank in gedachten Parel voor haar gift, en graaf een grafje voor de restanten.
"Paaaaaaarel, Paaaaaaarel", roep ik. Daar komt ze, fraaie lapjeskat, de groenige ogen wat dichtgeknepen. Ze loopt naar binnen, springt op de balie, en wacht ongeduldig tot ik de inhoud van het zakje kattenvoer in haar bakje heb gedaan.