Mijn hoofd gonst een beetje, misschien van het wijntje dat ik pas dronk in de auto, het pauze-wijntje van de bioscoop. Misschien ben ik ook gewoon moe.
Toen de film was afgelopen bleef ik nog even zitten. Vlak nadat de aftiteling begon floepte het grote licht aan en het kleine groepje bezoekers schuifelde al naar de uitgang. Wij niet, wij bleven nog even zitten, zoals altijd en voor onze ogen rolden de namen van de acteurs over het scherm, producers, gaffers, de make-up-lui, en ja hoor, helemaal op het laatst zag je heel kort het hoe en wat van de muziek vermeld. Het is dat stukje waar ik altijd op wacht, muziek maakt of breekt een film.
Deze muziek was goed, maakte wat weemoedig en verwees naar het verloren paradijs. De film zelf vond ik mooi, maar dat komt ook voor een groot deel omdat ik George zo mooi vind, al was hij ditmaal gewoon een vader, een falende echtgenoot. Geen moment twijfelde ik aan de film, maar naar een film gaan waar George in meespeelt is net zoiets als naar eentje met Meryl Streep, ze zijn zo bekend, en zo goed, dat je wordt afgeleid van het verhaal en soms meer geboeid ben door de acteerprestaties dan door de film. Dat gebeurde ook nu. George zette een geloofwaardige vader en man neer, ik zag de emoties onder zijn huid bewegen, maar ik keek bovendien ook nog naar zijn wimpers, naar de ouder wordende kaaklijn, zijn mooie mond.
Hier en daar hoorde ik om mij heen wat gesnotter, of gekraak van popcorn tussen tanden, storende elementen. Ik liet het mini-flesje wijn naast me voor wat het was, tot en met de aftiteling.
Twee medewerkers van de bioscoop stonden te wachten tot we opstonden, we trokken zo'n beetje als laatsten onze jas aan, liepen omlaag van rij 7 naar 6, 5 4 etc, onze voetstappen gedempt door vloerbedekking, via een donkere gang die alleen aan onze voeten met blauwpaarsig black light verlicht werd naar een zware deur waarachter een rood verlichte gang met rode vloerbedekking volgde, daarna stonden we in een enorme hal, glanzend gepolijste betonvloer, waar de groene verlichting en de reclames van de bar in weerkaatste. Een molotovcocktail van kleur.
Naar buiten, even de frisse lucht in, om een klein stukje verder weer naar binnen te gaan, naar beneden de parkeergarage in. Nog meer beton, kaal nu. Een opstopping bij de geldautomaat waar naar boven komende en vertrekkende mensen vastliepen.
Vier euro twintig, het tientje werd naar binnen geslurpt en in een bak rinkelde het wisselgeld: jackpot, grapte iemand. Twee betonnen trappen af, een deur open en de benzinedampen sloegen ons tegemoet, voor zover de falende ventilatie. In de verte stak het hoge dak van Peet's auto overal bovenuit. Handig. We wrongen ons in de auto, waar ik mijn flesje witte wijn tevoorschijn haalde, eindelijk een flinke slok nam. Een beetje lauw al.
We dieselden naar buiten, draaiden bij de stoplichten niet naar links waar de stad zich met duizenden lichtjes presenteerde, maar naar rechts waar de weg in het donker verdween. Al snel reden we op de A7 naar huis. Normaal zoeken mijn ogen tijdens dit ritje naar de reeën die bijna altijd wel ergens staan te grazen in de velden, nu staarde ik een beetje in het donker, denkend aan de film, aan wat onze familie zelf te verhapstukken heeft gehad de afgelopen tijd. De film deed me ook vaak denken aan de in coma liggende Friso, aan wat je als familie voor je kiezen krijgt.
De film ging over afscheid. Afscheid van het verleden en van herinneringen, afscheid van een vrouw, een moeder. Het moest je ook aan het denken zetten over wat belangrijk is in het leven. Geld, of liefde. Niet dat er nog sprake was van een keuze voor George, hij staat in de film voor een voldongen feit en wat wij als toeschouwer zien is hoe hij daar mee omgaat, hoe hij de band met zijn kinderen weer moet opbouwen. Meer vertel ik niet over de film, misschien wil je hem zelf zien?
Bijzonder, voor de film is niet apart (zoals gebruikelijk) filmmuziek gemaakt maar gebruik gemaakt van bestaande muziek. Voorproefje kan je hieronder horen.