vrijdag 10 februari 2012

Koeien en honden.


Midden in de nacht schrok ik wakker, een ijl geluidje kwam via de kieren van het hout de zolder binnen waar ik sliep. Het was bitter koud, ijs had zich op de dekens en op mijn haren vastgezet. Katten lagen opgerold te slapen in het stro naast me, en sommige van hen roerden zich toen ik me onder de dikke wollen deken uitworstelde, zodanig dat de deken niet open zou slaan, de warmte behouden zou blijven terwijl ik snel naar beneden zou gaan. In het licht van de maan dat door het smalle dakraam naar binnen viel stapte ik over de bult waar ik mijn slapende zus wist, naar de ladder. Beneden liep ik zo stil mogelijk, planken vermijdend die losliggen, pakte het kind op dat met dat nietige geluidje kenbaar had gemaakt dat ze wakker was. Het kind tegen mijn borst klemmend sloeg ik een doek om, liep naar het blauwige licht van het raam en keek naar buiten waar het maanlicht flonkerde op de sneeuw. Achter de muur hoorde ik de koeien ademen, onrustig worden. Bomen staken donker af en markeerden het pad waarvan ik wist dat hij het had genomen, slechts enkele uren geleden. 'Je moet het vertellen" had hij nog gefluisterd, en zonder groet was hij vrijwel geluidloos de deur uitgegaan. Even had ik nog naar zijn weglopende gestalte gekeken, daarna had ik de deur dichtgedaan en de grendel stevig in de uitholling van de muur geschoven.

Zo ging het dus niet. Welnee, al doet de bittere kou wel allerlei beelden en verhalen in me opkomen. Ik schrok vannacht wel wakker van een geluid, dacht aan een kindje, tilde mijn hoofd op en luisterde nog eens goed, en ja hoor, daar hoorde ik het weer, een zacht jammeren. Ik slingerde mijn benen uit het warme bed, liep op blote voeten en in mijn nachtpon naar de kamer, hoorde terwijl ik naar het lichtknopje zocht al dat er iets niet in orde was met Davo. Davo's nagels tikten ongedurig op de houten vloer en het gejammer hield aan, zachter, maar onmiskenbaar was hij in nood. Terwijl het licht aanging zag ik hem staan, in het midden van de kamer, kwispelend.
'Wat is er' vroeg ik terwijl mijn handen controlerend over zijn lijf gingen, alsof een hond antwoord kan geven. Hij jammerde nog eens. Dat was antwoord genoeg voor me, dit was meer ellende dan 'zijn-plekje-kwijtgeraakt'. Hij liep achter me aan naar de bijkeuken en ik zei: "wil je naar buiten?". Jip wel, die bonkte gelijk bij het woordje 'buiten' blij zijn grote lijf tegen mijn benen. 'Wees eens voorzichtig Jip', en hij droop af naar de kamer waar ik hem op de bank hoorde springen.
Ik deed mijn jas aan over mijn nachtjapon en mijn blote voeten schoof ik in mijn koude laarzen, vroeg me ondertussen af of ik niet meer kleren aan moest doen, maar ging toch door met Davo in zijn tuigje hijsen. "Nee Jip, jij blijft", want weer was Jip aan komen rennen door het geluid van tuigje vastklikken of sleutel omdraaien.
Met Davo ging ik naar buiten, stapte de stille grijswitte kou in. Over het maanverlichte straatje liep ik naar het landje naast ons. Daar deed Davo een soort rondedans in het knisperende ijzige gras, ondanks zijn hoge nood kon hij even niet beslissen waar .... Ik wachtte af totdat hij ging zitten, en jawel hoor, het probleem was duidelijk, diarree.

Ik voelde me onzeker, voelde de kou aan mijn blote benen, en vervloekte het dat ik mijn bril niet had opgezet, maar ja, haast. Toch, zelfs zonder bril was het mooi buiten, en goddank stond er geen wind. Davo had niet veel behoefte om nog langer buiten te zijn en maakte dat duidelijk door een sprongetje te maken in de richting van het verlichte rechthoekige vlak in de deur.
Binnen deed ik zijn tuigje af, hij dronk wat en slenterde naar de bank, waar ik Jip een stukje liet opschuiven. Toen ze weer veilig en wel lagen pakte ik mijn bril, keerde nog even terug naar buiten, waar het echt sprookjesachtig mooi was. Het was even na vieren, nergens was er geluid. Wat later lag ik weer in bed, luisterde en schrok meerdere keren wakker van geluiden, telkens even focussend of het niet Davo was die weer hoge nood had. Zo dommelde ik naar de ochtend, hoorde een auto die bij de brievenbussen stopte, ook bij de mijne, hoorde een kat die onder het raam schreeuwde en heel zacht hoorde ik zelfs de muizen ergens ritselen. Niet onder de slaapkamervloer gelukkig, maar ik had ook geen zin me druk te maken waar dan wel. Ik lag te denken hoe fijn het was dat ik 'buiten' woonde in 2012 in plaats van 1881, geen koeien hoefde te melken, geen kippen had. Maar ook dacht ik: van wie was dat kindje waar ik in eerste instantie aan dacht toen ik wakker schrok? En wie was die man die zo stilletjes vertrok? Misschien krijg ik vannacht het antwoord.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten