maandag 3 december 2007

Staar

Met een glas wijn en de tv aan nestel ik me op de bank. Yardan komt rechts naast me liggen, warm tegen me aan, legt zijn kop op mijn schoot. Freddie komt aanlopen, wil ook op de bank en ik klop op de lege plek links van me. Freddie reageert bijna niet, stevent recht op het plekje af waar Yardan al ligt. "Freddie" vraag ik zijn aandacht, en weer klop ik op het linkerkussen. Dan springt Fred, bovenop Yardan. Yardan springt overeind, Fred valt en gilt, Yardan gromt, ik geef Yardan een mep, Fred druipt af met staart tussen de benen, net als Yardan.
Iedereen is confuus. Ik roep Fred terug, klop weer op de bank een kijk toe hoe hij ontdaan en met oren naar achteren gevouwen, ongemakkelijk gaat liggen. Ik pak zijn schedel met beide handen en laat mijn voorhoofd even rusten tegen het zijne. Yardan breng ik naar een hondenmand, waar hij wel gaat liggen, maar starend naar de muur recht voor hem, oren ook naar achteren gevouwen.

Zo zitten we, alle drie geschrokken, en ik voel me schuldig. Mijn glas staat in een plasje wijn naast me, mijn handen liggen op Freddie's scherpe rug, op de tv is een Samsung-reklame met een liedje over heart shaped bruises.

UMCG


Beneden hoor ik de logé piepen, hij wil plassen, en als een speer schiet ik mijn bed uit: vlug naar beneden om de tuindeur voor hem open te doen. Snel schiet hij weg de tuin in, ondanks zijn angst voor de harde wind en het donker. Freddie stuur ik achter hem aan, die is ondanks zijn leeftijd nooit bang voor storm en het duister.

Met mijn voorhoofd tegen het koele glas gedrukt probeer ik ze te zien, maar het is te donker. 7.07 zie ik op het display van de oven. Geïnspireerd door de honden ga ik naar de wc, snel, en neem daarna mijn positie bij de tuindeur weer in, om na amper een halve minuut ongerust te worden, ik doe de deur open en fluit. Als een raket vliegt Yardan vanuit het donker naar binnen, bonkt hij blij zijn harde lijf tegen mijn benen aan. Een beetje ruw droog ik zijn poten af, mijn wang rustend tegen het paardachtig grote lijf. Koud is hij, ik ruik hond en buitenlucht. Ik klop op zijn kont ten teken dat hij "klaar" is, waarop hij bijna met tegenzin wegslentert. Daar komt Freddie aan, een licht veertje in de stormachtige wind. Snel laat ik ook hem binnen, "wachten liefje". Freddie rilt terwijl ik zijn fijne voetjes voorzichtig afdroog. Ook hij loopt terug naar zijn mandje. Ondertussen schreeuwt de kat om eten en krijgt dat ook, als dank drukt ze haar dikke lijfje even tegen mijn benen.

Nog even sta ik besluiteloos in de keuken, voel de vermoeidheid van een slechte nachtrust. Dan ga ik half blij/half schuldig terug naar bed en rol me in mijn nog warme dekbed. Heel langzaam wordt het buiten lichter, en ik doezel weg in een halfslaap, voel mezelf aangenaam wegzakken in dat stukje favoriet niemandsland waarin ik nog net controle heb, maar waar mijn lijf heel licht wordt, mijn adem dun, en ik weg kan zweven naar een andere dimensie. Opeens ben ik terug in het UMCG en wordt er aan me geschud: "mevrouw Schriek, haal eens adem, mevrouw Schriek, haal eens diep adem". Ik voel de pijn in mijn borst en voorzichtig probeer ik te ademen. Weer zegt de stem en nu met grote nadruk: "mevrouw Schriek, haal eens adem"! Ik ruik ziekenhuislucht en voel kordate verpleegsterhanden in mijn arm knijpen terwijl ik voorzichtig mijn ademhaling op gang breng. Geconcentreerd ademend trekt de pijn weg en ik doe mijn ogen open. Hard slaat de regen tegen het dakraam, en door de grote ramen zie ik mijn tuin in het geelgrijze ochtendlicht.