zondag 19 augustus 2012

Steekvliegen.


Boven mijn voordeur hoorde ik wat brommen. Direct dacht ik dat ik toch weer een wespennest had, maar het bleek een in spinrag vastzittende vlieg te zijn die wij altijd "steekvlieg" noemen maar gewoon ronduit onder de dazen valt (zie onder). Hij probeerde los te komen door de turbo aan te zetten. Een hoop lawaai, maar het lukte niet. Ik keek eens goed, zag de gemeen groene ogen, de gekleurde vleugels waar ik in het begin zo geboeid door was (wat een mooie vlieg .... AU!) maar ik zag ook in de buurt een spin zitten. Hm. Een leven of dood-gevalletje. Het insect ken ik goed, het is een steekvlieg/daas waar ik heel allergisch voor ben (zie foto van hand). Dit soort zweeft geheimzinnig en met een heel diep geluid langs je. 'Anders' klinkt het, je weet daardoor direct het verschil, geen gewone vlieg al lijken ze erop en zijn ze te snel om de felgroene ogen en de gevlekte vleugels goed te zien.
Ze kunnen heeeeeeel stil landen, onvoelbaar zelfs op je blote huid en je voelt eerst pijn, dan pas besef je dat je weer gebeten bent. Ik haat die dazen, ze verpesten veel van de rust als je buiten zit. Maar deze zag er best wel wanhopig en zielig uit.

Ergens in mijn achterhoofd hoorde ik de stem van Debbie Reijnders, dierentrainer en een van de dames van onze damesclub. Toen we bij haar thuis waren liet ze alle dieren zien die zij en haar vriendin huisvesten, en in de waterbak van hun varkentje lag iets te verdrinken, een bij of zweegvlieg (de laatste is volslagen onschadelijk, ze lijken alleen een beetje op een bij of wesp, maar kunnen heel mooi als een kolibri in de lucht hangen). Ze bukte zich en hengelde het insect eruit, zeggend: 'geen enkel dier, zelfs geen tor of vlieg hoeft te verdrinken of zinloos te sterven, niet als ik het kan voorkomen'. Daar denk ik nu aan, terwijl ik naar die vastzittende daas kijk.

Deze steekvlieg ligt niet langzaam te verdrinken, maar het bevalt me toch niet, dat hulpeloze geworstel. Ik pak een hondenhanddoek die net achter de deur ligt en strijk het spinrag weg, de daas komt los, nog steeds een hoop lawaai makend met de vleugels, vastzittend nu aan de handdoek. Dan schuif ik het gemene insect op een plant, geen idee of het al gebeten is door een spin. Misschien vliegt het straks weer weg en komt (als het een vrouwelijk exemplaar is) dan vast terug om mij te steken. Of misschien zal ik straks gaan kijken of het weg is en zien dat het hulpeloos aan de plant hangt, het restje spinrag onontwarbaar rondom de vleugels, het invalide makend. Misschien zal ik weer proberen het los te maken, zal ik zien hoe de daas hulpeloos op de grond valt en het zelfs nu nog vervaarlijk brommende ding dan toch maar onder mijn schoen vermorzelen.






Dazen (Tabanidae) zijn een familie van bloedzuigende insecten die behoren tot de orde tweevleugeligen (Diptera). Dazen worden ook wel brems, steekvlieg of paardenvlieg genoemd, of in het zuiden blinde daas. De familie is wereldwijd verspreid; er zijn vermoedelijk ongeveer 8000 soorten. In Nederland leven zo’n 38 soorten. Daarvan vormen zo’n 12 soorten de laatste jaren een ware plaag. De bekendste en meest algemene soort is de regendaas.
Dazen worden vaak verward met horzels, dit is echter een totaal andere groep van vliegen. Horzels kunnen in tegenstelling tot dazen niet bijten. Daarnaast parasiteren de larven van horzels in levende dieren terwijl de larven van dazen zich ontwikkelen rond wateroppervlaktes.
Beschrijving
Dazen hebben grote ogen, bij veel soorten met een fraai kleurenpatroon, dat na de dood echter snel vervaagt. Het zijn over het algemeen forse, stevig gebouwde vliegen.
Ze zijn verder herkenbaar aan de antennes met drie segmenten waarvan de meest distale vaak een ringvormig patroon heeft maar geen arista. De kop is van achteren recht afgeknot en steekt aan de zijkant wat naast de thorax. De R4 en R3-venen op hun vleugels lopen uit elkaar en omvatten de vleugeltop. De monddelen bestaan uit een krachtige steeksnuit met labrum, hypopharynx, gepaarde mandibels en maxillen. De steekborstels worden van achteren door het labium omsloten, deze zijn relatief dik wat de steek zo pijnlijk maakt. Ze ontwikkelen zich langzaam (ongeveer 1 generatie per jaar, univoltien) maar de volwassen vliegen (imagines) komen vaak tegelijk uit zodat er snel plagen kunnen ontstaan.
Dazen strijken snel neer en bijten dan vrijwel onmiddellijk, wat meestal goed te voelen is. Naast deze korte pijnlijke ervaring is er ook het gevaar van bacteriële infecties die meestal goed te behandelen zijn met antibiotica. Dazen steken dus niet, daar ze geen angel hebben.
Steekvliegen zijn snel (25km/h) en achtervolgen hun prooi hardnekkig, soms wel een kilometer lang. Na een beet kunnen steekvliegen niet snel wegvliegen, zodat men hen met een welgemikte klap kan doodslaan; dan heeft men de beet echter al te pakken, die meestal tot een fikse jeukbult leidt. De snuit van de daas bestaat uit een tal van mesjes, waardoor de huid, bij een beet, als het ware wordt opengesneden. Door dit mechanisme is de daas, in tegenstelling tot een steekmug, in staat om ook door sommige dunne kledingstukken heen te bijten. Aan kledingstukken moet men in dit geval denken aan T-shirts, dunne broeken en dunne sokken. Alleen de vrouwtjesdazen bijten, om voldoende energie te verkrijgen om hun eieren te kunnen leggen. Met name vee kan zeer veel hinder van dazen hebben. Ze komen vooral voor op iets vochtige plaatsen die naast zon ook wat schaduw bieden. De larven ontwikkelen zich in water, modder, moeras, of rottende plantendelen. Ze leven vaak van andere insecten. Er zijn meestal 8 of 9 larvestadia, met een diapauze in de winter. In vrijwel alle geslachten (behalve een paar primitieve die vooral in de tropen voorkomen) voeden de volwassen vrouwtjes zich met bloed; de mannetjes bijna altijd met nectar of plantensap.

Meer informatie, (dankzij www.janvanduinen.nl) ook over de gewone (grijze) regendaas die hier in Oost-Groningen ook wel 'blinde mug' genoemd wordt:

Familie Tabanidae, Dazen

Dazen, familie Tabanidae, in Nederland 38 soorten.
De soorten die ik op de foto heb zijn:
Chrysops relictus Gewonen goudoogdaas
Haematopota pluvialis Gewone regendaas
Tabanus autumnalis Grijze runderdaas
Tabanus bromius Kleine runderdaas
Gewone goudoogdaas Chrysops relictus
Gewone goudoogdaas Chrysops relictus ogen
Een veel voorkomende daas is de gewone goudoogdaas, Chrysops relictus. Deze kan gemeen steken, een geluk is dat hij veel lawaai maakt bij het vliegen, zodat je haar meestal goed hoort aankomen.

Bij alle dazen zijn het de vrouwtjes die steken. Er zijn een aantal goudoogdazen die erg op elkaar lijken en ik kan dan ook niet garanderen dat het dier op de foto geen verwante soort is.





Gewone regendaas Haematopota pluvialis
Gewone regendaas Haematopota pluvialis ogen
11-07-2010 De gewone regendaas Haematopota pluvialis komt veel voor in de tuin. Met de warme dagen van de afgelopen tijd heb ik er veel last van. Ze steken gemeen, maar als ik zodra ik de steek voel het dier doodsla krijg ik geen jeukende bulten. Er zijn er de laatste dagen heel wat gesneuveld, want ze blijven aanvallen en wegjagen heeft geen zin. Als er een al een klap heeft gehad is dat geen reden om te vertrekken, ze valt ogenblikkelijk weer aan.
Het zijn de vrouwtjes die dit doen, voor het ontwikkelen van de eieren heeft het dier bloed nodig van een zoogdier. Van de mannetjes dazen heb je dus geen last die nemen genoegen met planten sappen. De dieren hebben prachtige ogen, zoals op de foto is te zien. Uit de foto is niet op te maken of het de gewone of de grijze regendaas is, Haematopota pluvialis of H. subcylindrica










Ochtend na een warme nacht.


Wat een benauwd nachtje was het en vandaag wordt het zelfs warmer dan gisteren, als de voorspellingen kloppen. Ik zette gisteravond alle deuren wijd open en ging bij de honden in de huiskamer liggen, daar was het het koelst. Via de openstaande deuren kwam af en toe het auto-geraas van langsscheurende jongelui, bonk bonk bonk de muziek, die ik daarna hoorde uitsterven.
Jip vond het erg gezellig dat ik zo dichtbij ging slapen, hij legde zijn grote zware hoofd op mijn schouder, blies zijn warme adem in mijn nek, zuchtte diep van geluk. De logé (Rusty) dribbelde op haar korte beentjes wat heen en weer, ging toen ook liggen.

Een paar maal was er voor Rusty en Jip reden om te blaffen. Parel kwam af en toe binnen via het keukenraam en vluchtte weer voor Rusty. De honden van de buren waren volgens mij buiten, want ook voor hen stond ik een keer op toen ik hoorde blaffen, telde mijn eigen honden, alles lag nog veilig op de bank. Ik stond uiteindelijk op, half drie, ik voelde de koelte van de nacht nu in het hele huis, deed de deuren dicht, ging naar mijn bed waar ik nog een uurtje of wat sliep.
Tegen zeven uur liep ik samen met Rusty (Jip en Davo kwamen niet van de bank af) naar mijn moeder om daar alles open te zetten. Ik voelde toen ik binnenstapte dat het meeviel, het wordt er nooit zo warm en benauwd als in mijn huis.

Ma lag op bed, (Tine, ben jij daar?) Ik riep 'ja'. Ze begon te praten, ik hoorde 'insecten' en 'wel vijftig' maar ik negeerde haar even, deed eerst alle deuren en ramen open en stapte toen haar slaapkamer binnen waar ze onder een laken lag, het dekbed weggepropt tegen de muur achter haar. Ze sprak over een droom die ze had gehad, dat ze water moest halen, dat ze aan een deur kwam en ze binnen werd gevraagd, de man stond met een groot vergiet vol, of was het een kom? maar ze stapte weer weg met het water, wetend dat ze die moest brengen naar ..... maar ze beloofde straks terug te komen voor koffie. Ze kon het nooit meer terugvinden, ze had zoveel straatjes doorgelopen ...... Ze was blij dat ik was gekomen, nu kon ze die onrust van dat huis en die man terugvinden eindelijk loslaten.

Ik luisterde naar haar stem, dik van de slaap. Ma lag met een arm omhoog, de rug van haar hand op haar voorhoofd, met de ogen dicht te vertellen. Ik hing een beetje tegen het bureautje aan waarop haar tv'tje staat, keek ondertussen in de rondte naar de langpoten en nachtvlindertjes die volgens mijn moeder bij bosjes in haar kamer bivakkeerden. Ze had het licht aangehad gisteravond, nog naar de tv gekeken.
Ik ving enkele langpoten en twee minuscule nachtvlindertjes en zette ze buiten, waar de zon nu boven de kim uitkwam.
Het was echt heel mooi buiten. Gouden strijklicht op de bomen, mooie wolken in de lucht.  Er koerde een duif, er kraste een kraai, ergens in de lucht trok een vliegtuig een streep. Een dotje krielkipjes en een haantje scharrelden door de tuin van mijn moeder maar vluchtten naar de buren toen ze me zagen. Rusty scharrelde iedere stap die ik deed achter me aan, mijn moeders gemarmerd bruin-zwarte kat volgde mijn nachtvlinders reddende handelingen met haar indringend gele ogen vanaf de trap naar de zolder.

We dronken in de slaapkamer thee, ma nu op bed zittend, ik weer hangend tegen het bureautje, pratend over de langpoten, de hitte, de droom. Er was een half uur verstreken, het huis van mijn moeder was inmiddels aardig wat koeler, ik sloot de deuren, liet de ramen open en zei: tot strakjes. Ja, tot straks, zei mijn moeder, haar benen weer op het bed trekkend en het laken over zich heen slaand: ga jij ook nog even een uurtje slapen? Ja, dat denk ik wel, loog ik.