woensdag 25 januari 2017

De kracht van Geur.


De handzeep is op. Ik doe een beetje water in het flesje en schud, denk ondertussen na of ik nog ergens een nieuw flesje heb staan. Ik doe een lade open van wat we vroeger het gootsteenkastje zouden noemen. Daar staat inderdaad nog een oud ogend flesje. Het voelt zwaar aan, vol. Ik besef dat het een flesje is dat nog uit mijn moeders huis is gekomen. Na een druk op het pompje valt een floddertje witte zeep in mijn hand. Terwijl ik mijn handen was, de sterke geur mijn neus intrekt, staat ze opeens naast me. Mama.
Zij wast ook haar handen, staand in een roze lange ochtendjas. Het is ochtend en haar haar staat alle kanten op, haar gezicht verkreukeld van de slaap of moeheid. Terwijl ik bezig ben met het ontbijt wrijft zij langzaam, alsof ze zere handen heeft, voorzichtig, de zeep tot schuim en de sterke geur drijft door de keuken. 'Wat stinkt die zeep toch' mopper ik. Ze zegt niets terug, ze kent mijn aversie tegen chemische zeepluchtjes.
Dan vraag ik: heb je goed geslapen? Maar ik ken het antwoord al. Zowel mijn moeder als ik leken synchroon te lopen qua slaapgedrag. Slecht inslapen, diverse malen wakker etc. "Nee" zegt ze, de kraan nu opendoend, haar handen afspoelend terwijl ze zegt: "ik kon niet slapen, was om drie uur wakker, om vijf uur, om zes uur ben ik gaan plassen .....".
Dan schuifelt ze op haar pantoffels naar de ontbijttafel, waar ze eerst een elleboog op de tafel legt om daarna pas haar achterste te laten zakken om te gaan zitten. Ze schuift wat spulletjes opzij, veegt wat kruimeltjes bij elkaar, kijkt met haar blauwe ogen, hand onder een kin, naar buiten en zegt : "het is koud ...... Tine, de kat staat voor de deur ......heb je de krant al uit de bus gehaald.........?", zet, als we beiden zitten, haar lepel in haar havermout, roert eens en neemt voorzichtig, haar mond voorzichtig tastend of het niet te warm is, een klein hapje.
Ze eet, maar haar ogen dwalen nog steeds voortdurend naar buiten. Achter de ramen fladderen wat vogeltjes rond het vogelhuisje. Nu zegt ze: "wil jij zo wat vogelvoer in het huisje strooien ..... ik heb ook nog wat vetbolletjes ......". Ze wijst waar de vetbolletjes liggen. Ik doe de tuindeur open, loop door het wittige gras naar het vogelhuisje terwijl de vogeltjes even wegvliegen. Even later sta ik weer in de keuken, ik stamp op de mat en doe mijn klompen uit. Rond mijn voeten strekken beide honden zich weer uit, of kijken ook even door de keukendeur naar buiten.
Het ontbijt is op, ma heeft haar handen om haar kopje gevouwen, we drinken onze thee en ze vertelt over vroeger. Over de ijsbaan in Rotterdam waar ze als jong meisje naar toe ging, over het met elkaar, hand in hand dansen of 'zwieren' op het ijs. Ze vertelt hoe ze naar de ijsbaan liep, door welke straten. Ze vertelt ook over de ijzel die zoveel jaren later Groningen plat legde, waardoor leidingen afbraken, bomen doorbogen tot ze de grond raakten of afbraken. Ze vertelt over haar vriendin Janske, waarmee ze samen het ijs van een hek hakten omdat de auto er anders niet uit kon. Ze laat foto's zien waarop het lijkt of de gevel van het huis in dik plastic is verpakt: ijs.
 
Janske leeft vandaag de dag nog steeds, kijkt met haar nietsziende ogen de hele dag naar buiten, wachtend op bezoek, of op Jezus want die heeft beloofd terug te keren, de doden zullen een opstanding krijgen, er zal een paradijs zijn. Janske rekent erop dat ze dan weer samen met mijn moeder avonturen zal beleven, ze beiden gezond zullen zijn. Ze hoopt dat ik er dan ook zal zijn. Tja, dat hoop ik ook, maar niemand weet wat er na dit leven komt.
Wat ik wel weet is dat mijn moeder nu niet meer leeft, en ik doe inmiddels van alles, ben met de honden buiten geweest, heb ze eten gegeven, me gewassen en aangekleed, heb mijn Facebook pagina gelezen, maar toch zit mama nog steeds aan tafel, samen met mij, met de kat, met thee en de krant, gewoon omdat ik mijn hand af en toe naar mijn gezicht hef, even wat haren uit mijn gezicht veeg of langs mijn neus veeg, en de geur van haar zeep me omhult.