dinsdag 23 oktober 2012

Ziek.


Mijn moeder ligt met haar rug naar me toe op bed en probeert te gaan zitten. Dat lukt niet. Dan draait ze zich iets verder op haar zij, wrikt haar gewicht dankzij een elleboog die ze in de matras als steun gebruikt en beetje omhoog. Ik sta er wat onhandig bij, probeerde haar net 'gewoon' overeind te trekken, maar dat wil ze pertinent niet.
Nu ze half op haar zij ligt, nog steeds met haar rug naar me toe, maakt ze een gebaartje met haar hand.
'Wil je je water zo opdrinken?' vraag ik.
Weer dat gebaartje met haar hand, een nauwelijks waarneembaar maar ongeduldig knikje van haar hoofd. Dikke ogen van vermoeidheid, verwarde haren.
Voorzichtig leg ik het pilletje in haar open, wat schuin gehouden hand.
Haar handpalm voelt droog en warm aan. Het pilletje rolt er bijna af, maar dan sluit haar hand zich. 'Wat een klein pilletje' mompelt ze, terwijl ze het in haar mond doet. Haar hand beweegt zich nu zoekend naar het glas water dat ik net bij haar neerzette. Ik reik het aan.
Omdat ik mijn moeder net de bijsluiter heb voorgelezen weet ze dat ze minstens een half glas water moet drinken, dat is voor haar een hele opgaaf. Drinken doet ze niet graag, hoe raar dat misschien ook mag klinken. Zelfs in haar jeugd werd haar opoe er al narrig van dat ze zo slecht dronk en opoe zei dan: 'er zitten toch geen bonken in?'. Bonken! Een woord waar ik een beetje misselijk van word.

Ik kijk naar mijn oude moeder, me verbazend over het feit dat ze in staat is zo half op haar zij liggend te drinken. Maar ze doet het, telkens even wachtend of het water niet terugkomt. Want dat doet enorm zeer zegt ze.
Het lijkt of het water wat kracht geeft want ze zet het glas neer, en wrikt zich verder omhoog. Op het moment dat ik mijn hand op haar rug leg om haar wat te steunen boert ze.
'Kijk', zegt ze, 'dat is waar ik zo'n last van heb, daarom neem ik telkens maar een klein slokje'.
Nee, zeg ik, het gaat net als bij de babietjes, als je op je rug wordt geklopt laat je een boertje.
Ik klop ter demonstratie en prompt laat ze weer een boer.
We lachen allebei, maar zonder echt blij te zijn. Het glas gaat langzaam helemaal leeg, ze wil slapen.

Dan kijk ik nog even bij de honden, die op de bank liggen te slapen, ik rol mijn slaapzakje uit in de logeerkamer en denk aan vroeger.