Het is het meest bezongen: liefde. Soms hoor je iets en denk je: ja, dat is het, dat is houden van. En toch vind je altijd weer andere woorden, gewoon omdat woorden over liefde altijd tekort schieten.
De laatste jaren denk ik heel veel aan de woorden van Tennyson: it's better to have loved and lost then never to have loved at all. Die woorden bieden een beetje troost, nu ik wil schrijven over Marrie, een van mijn twee bijzondere hartsvriendinnen en over de liefde die vriendschap heet.
Op de spiegel die nu al weer jarenlang in mijn slaapkamer hangt, het glas bijna matglas van het stof, heeft mijn vriendin Marrie ooit met lippenstift "liefdevol" geschreven. Opdat ik nooit zou vergeten dat dat onze basis was, liefdevol naar elkaar zouden blijven kijken.
Gisteravond is ze overleden, en ik zal haar missen. Heel erg missen.
Marrie.
ze was mooi, van binnen en van buiten, en ik vond het een feest om naar haar te kijken.
mijn hart maakte letterlijk een sprongetje, jarenlang, als ik alleen maar een glimp van haar opving.
ze hield intens van haar man en (klein-)kinderen, haar familie,
ze voelde het als er iemand waarvan ze hield pijn had, zelfs via de telefoon,
ze hield van de zomer, van het strand, van de zeewind, vreesde het als de tijd naderde dat de kastanjes van de bomen gingen vallen, maar was als een kind zo blij met sneeuw,
ze zag de schoonheid van alles, van een kind, van een mooi moment,
ze zag de kwaliteiten van mensen maar kon ook erg om hun onbeholpenheid lachen
ze hield van bloemen, tere kersen- en appelbloesem,
magnolia's, klaprozen, maar ook van velden vol margrieten,
ze durfde te zeggen wat haar dwars zat
ze durfde vriendin te worden met lastige mij
Zij zag het als mij iets dwars zat
ze zag het als ik verdrietig was,
ze zag het als ik iets niet wilde vertellen of voelde dat ik iets onder de leden had
ze kon mijn haren zo uit mijn gezicht strijken dat ik me
weer kind voelde
ze kneep hard in mijn wangen als ze me te bleek vond en
wreef desnoods lippenstift op mijn wangen uit
of ze wreef mijn oren zo rood dat ze als 'rode kool bladeren' op mijn hoofd stonden (en kon daar hard om lachen)
ze kon me soms opeens knijpen en noemde dat 'apenliefde'
ze leerde me wat ik niet moest kopen (kleren van slechte stof die snel
'armoedig' worden)
leerde me dat ik altijd kwaliteitsschoenen moest kopen
zij en haar man gaven me jarenlang te eten en ik voelde me veilig en steenrijk,
ze verzorgde me als ik griep had
ze kocht bloemen voor me als ik opgevrolijkt moest worden en verzekerde me dat elke storm altijd ook weer gaat liggen
ze vertrouwde haar kinderen aan me toe toen ze ziek was
ze maakte plannetjes (ook voor anderen) die het leven beter maakten,
gooide soms iets, bijvoorbeeld een rauw ei, naar haar man ('Chris, vangen!') wat hij volgens mij altijd opving?
ze liep stijf in de arm met me als we gingen winkelen, af en toe even stijf knijpend, gelukkig.
we spraken urenlang, en we werden elkaar niet zat, nooit
we meenden beiden dat we zelfs in al die jaren nooit woorden hadden gehad (en dat zal best wel)
ze vocht als een tijger toen ze (weer) ziek werd.
ze zei dat ze van me hield
en ik zei dat ik van haar hield
ze zei dat we geen afscheid hoefden te nemen, dat we elkaar altijd terug zullen vinden, waar dan ook
en ik beaamde het, ik weet het,
dus het werd een 'tot ziens' en een stijve omhelzing, en nog een. En nog een.
Tot kijk Maartje, voor altijd vriendinnen! Nooit vergeten.