donderdag 29 december 2016
Vuurwerk.
Ik zat naar de tv te kijken, top 2000 toen ik boven het geluid van de tv de deurbel hoorde. Voor de deur, mooi uitgelicht door de kerstverlichting stond de mooie zoon van een van mijn 'hondenvriendinnen'. Hij brengt de plaatselijke krantjes rond en zoals gebruikelijk komt hij net als andere krantenbezorgers rond kerst een kaartje brengen en krijgt hij vijf of tien euro, net wat ik in huis heb.
Hij wachtte geduldig terwijl ik overal zocht naar een tientje, want vorig jaar had ik maar een vijfje en daar heb ik me schuldig over gevoeld. Ik overhandigde hem het geld en vroeg of hij er vuurwerk van ging kopen? 'Een beetje' zei hij en binnen no-time hadden we het over zijn hond (bijna 16) ze zijn echt samen opgegroeid en over de andere twee honden die er bij hem thuis wonen. Uiteraard hadden we het ook over het effect dat vuurwerk op dieren heeft. Ja, vond hij ook naar.
Ik vertelde over het tv-programma, dat er een jonge man naar Polen was gereisd om daar zwaar vuurwerk te kopen, daarna samen met de presentatrice van het programma naar het bos was gegaan om daar dat vuurwerk af te steken. Zware knallen waren favoriet, dat was een mega kick en hij kon niet zonder. Hij werd onrustig en moest en zou ..... Goed, een soort verslaving dus. De krantenjongen schudde zijn hoofd, dat was wel heel erg zeg, maar ja, dat vuurwerk afsteken had wel wat, vond hij ook.
Ja, zei ik, ik herken er wel iets in van, toen ik zelf jong was ... die geur van kruitdamp, dat lopen met de jongens over de straat, het rondhangen bij de Chinees die meterslange slierten rotjes over de lantaarnpaal hing, daar moest je bij zijn. Maar, voegde ik er aan toe, er gebeurden ook vervelende dingen waardoor ik vuurwerk niet meer leuk vind.
Ik vertelde de jongen verder niks, zei hem gedag en dacht terug aan mijn eigen jeugd. Het vuurwerk dat toen werd afgestoken was een lachertje vergeleken bij nu. Mensen hadden een paar rotjes, in de hele straat werd hooguit één vuurpijl afgestoken. Mijn vader had een keer onze kerstboom opgetuigd met rotjes. Hij stond ze buiten in de boom te knopen, stopte toen wat kranten in de verder al geheel kale boom (die boom werd net voor oud en nieuw van tweehoog door een raam naar buiten geduwd en knalde dan op de grond waardoor er werkelijk niet één naald meer aan zat. Hetgeen het hardst fikt, de naalden, lagen èn in huis en verder in een bergje waar de boom op de straat was terechtgekomen). Maar goed, pa propte dan allemaal oude kranten tussen de kale takjes en stak hem uiteindelijk aan. Ik, toen nog de jongste, bezag het van boven, stond altijd met mijn neus tegen het raam te kijken naar de vaag zichtbare figuurtjes die op straat bezig waren. Mijn ouders vonden me misschien te jong, maar ik was ook altijd ziek, keelontsteking e.d. Mijn zusjes mochten wel naar buiten, dat maakte mijn ziek zijn nog onverdraaglijker. Telkens zag ik het vonken van een lucifer, het vlammetje dat even lekte aan de krant, en dan was het weer uitgewaaid. Mijn vader maakte kommetjes van zijn handen, waarin de lucifer beschut werd en dan waren we weer in spanning ..... lukte het? Zelden fikte de boom, of het was: woeshh, vlogen de kranten snel in de fik, brandden kort, en dan had je het weer gehad. En ook de rotjes die in de boom hingen maakte maar net een zuchtend pufje en ze waren weer uit. Nee, van sterretjes had je nog meer lol, al vielen soms heel hete korreltjes op je handen.
Eens, lopend in de Gaesbeekstraat in Rotterdam, liepen mijn moeder en ik hand in hand (ik een kind van misschien vijf) op klaarlichte dag langs de ULO die daar op de hoek zat. Jongens gooiden een rotje naar ons toe en dat ontplofte precies in de palm van mijn moeders hand. Dat deed haar goed zeer en ze heeft er haar hele leven (als vuurwerk ter sprake kwam) over gepraat, niet alleen dat het haar zeer had gedaan, maar wat de gevolgen voor mij hadden kunnen zijn.
Ik herinner me nog een paar incidentjes. Ik was een jaar of veertien, liep in Kreekhuizen over straat met mijn vrienden. Mijn ouders waren of thuis of ze waren bij een vriend van mijn vader, een man van chinese afkomst. Die vriend had vijf zonen, daar ging mijn broertje mee om, dat gaf allemaal extra vrijheid om s'nachts rond twaalven op het kruispunt bij deze familie Au rond te hangen, hopend dat mijnheer Au weer een hoop vuurwerk zou afsteken. Opeens kwam er een auto aanrijden en reed zo ons groepje in, een van de jongens (Johnny Alphenaar) aanrijdend die opeens beduusd met zijn voortanden in zijn hand op de straat zat. Het vuurwerk maakte niks meer goed, ik ging naar binnen.
1970, ik was 18, we vierden oud en nieuw bij mijn zus en zwager die in de Waerschutstraat in Rotterdam woonden. 'De straat' verzamelde na de kerst de kerstbomen en stouwden die op een binnenplaatsje bij de kerk die pal tegenover mijn zus haar huis stond. Over het puntige hek duwden ze de bomen en er stond tot oud en nieuw bewaking, want een andere straat kon wel eens komen stelen. Er was geen sprake van dat de straten samen verzamelden, nee, er waren diverse 'gangs' en het was oorlog. Fietskettingen, knuppels dat werk. Want het ging er uiteindelijk om wie de grootste stapel, de grootste fik had. Het werd natuurlijk een krankzinnig groot vuur, de brandweer en politie liepen in de rondte, maar niemand durfde in te grijpen. Ik overdrijf absoluut niet als ik zeg dat het bloedlink was. Vanuit de openstaande ramen rondom werd vuurwerk naar buiten gegooid, gewoon op de mensen die buiten stonden. Daar stond ook ik, want ik hield van die spanning en van dat vuur, ik stuiterde gewoon over straat zo machtig mooi vond ik het. Maar ja, toen gooide iemand iets brandends uit een raam en stond opeens mijn lange haar in de fik. Ik wreef direct het vuur uit maar ik had een groot gat in mijn haar.
Mijn ouders verhuisden van Kreekhuizen naar Den Briel, en daar kwamen mijn oudste zus en zwager ook heen om de jaarwisseling te vieren. Ik ging uiteraard weer stuiteren rond twaalf uur, wilde per se naar het centrum lopen om te kijken of 'er wat te doen was'. Mijn zus had er niet veel zin in maar ik drong aan en uiteindelijk liepen we in een groepje door de smalle Voorstraat. Vuurwerk volop. En opeens, ik weet niet meer of er iets gebeurd was, huilde mijn zus. Ze wilde terug, naar huis, echt doodsbang. We gingen terug.
Ik las toen ik nog niet zo lang getrouwd was in de krant er EEN MILJOEN GULDEN aan vuurwerk was uitgegeven. Ik hoorde in de jaren erna dat er steeds meer miljoenen euro's voor vuurwerk werden uitgegeven. De laatste jaren tussen de 65 en 70 miljoen alleen in Nederland al. Ik hoorde hoeveel ogen en vingers het vuurwerk kostte. Hoezeer de dieren van streek zijn, hoeveel vogels er wereldwijd op de wieken gaan, hoeveel luchtvervuiling er is.
Zestig jaar zijn verstreken sinds ik met mijn neus tegen de ruit naar de contouren van mijn met de kerstboom worstelende vader keek. En de oud en nieuws lijken elkaar steeds sneller op te volgen. Ja, ik sta nog voor de ramen met oud en nieuw, ergens zit nog iets van die spanning dat ik naar buiten moet. Drinken, roken, even los zijn, het komt in me op, maar ik doe niks van dat alles, behalve een glas drinken en denken aan alle mensen die ik verloren heb. Die ik mis. En ik denk aan alle mensen die er nog wel zijn, hoe kostbaar en rijk dat is. Een beschouwend moment dat meer indruk maakt dan de grootste knal die je kunt kopen en afsteken.
En dat vuurwerk? Het gaat zo het gaat. Misschien wordt de regering ooit zo dapper dat ze het particulier afsteken durft te verbieden, dat bijvoorbeeld alleen georganiseerd vuurwerk wordt toegestaan. Gewoon omdat de aarde snel opwarmt en we uiteindelijk allemaal dezelfde wens hebben: een gelukkig nieuw jaar voor al die generaties die na ons komen. Dus ik teken het vuurwerkmanifest en ga lekker overmorgen bij mijn zus kniepertjes bakken (zwagerlief bakt de oliebollen). Ik hoop dat mijn honden het carbid schieten dat helaas vlakbij hun huis wordt gedaan niet te eng vinden.
Een heel gelukkig nieuw jaar allemaal, wees voorzichtig en geniet.
Abonneren op:
Posts (Atom)