We wisten het niet, kenden elkaar niet, maar wilden toevallig hetzelfde huis kopen in een nieuwbouwwijk. Het was een tijd waarin veel mensen belangstelling hadden voor een gesubsidieerde woning. Er moest geloot worden, en ik en mijn man wonnen de loting. Haar man en zij kochten het huis pal naast ons, hun tweede keus.
Gedurende de bouw gingen mijn man en ik regelmatig bij het huis kijken dat een van een rijtje van acht was, maar we ontmoetten zelden toekomstige buren.
Veel te lang stonden er alleen maar heipalen, maar we gingen toch, namen soms familie mee, en liepen in de veelbelovende geur van kamille die overal groeide. Toen de muren werden geplaatst liepen we door het karkas dat ons huis moest worden, keken naar ons toekomstige uitzicht, zaten bij de sloot die aan de tuin grensde, en konden niet wachten totdat ons huis opgeleverd zou worden. We moesten lang wachten, het waren de laatste huizen van het plan die klaar waren. Mei 1980 werd het huis opgeleverd. Een mooie lente.
Overal in de straat was bedrijvigheid, verhuizers, schoonmakende mensen, het geluid van gaten boren en timmeren, en ook in de tuinen werd druk gewerkt. Zo zagen we op een afstandje nieuwe buren aan het werk, maakten met deze en gene een praatje.
Wij moesten zo snel mogelijk ons parket leggen, er moest namelijk nog een hardhouten trap geplaatst worden, die mijn vader en een vriend van hem helemaal uit Groningen kwam brengen en plaatsen. Drukke en verwachtingsvolle weken.
Bij het schoonmaken hielp een onhandige vriendin, God hebbe haar ziel, door met een schuursponsje de ramen van de huiskamer te ontdoen van verf, daarmee haar handtekening voor altijd achterlatend.
We verhuisden terwijl de straat nog niet beklinkerd was, lastig voor de verhuizers en voor ons, maar we wilden er zo snel mogelijk in.
Het gaf niet, we hadden eindelijk ons eerste koophuis.
De tuin moest ontgonnen worden, en dat was een enorm karwei. Uren stond ik moederziel alleen te spitten. Niets dan dikke klei, heermoes (paardestaart), kamille, en taai gras. De heermoes heeft me dwars gezeten tot de dag dat ik er vertrok, 19 jaar later.
We stelden ons voor aan de buurman, die we inmiddels al herkend hadden van de loting. Hij schrok zich rot toen we vertelden dat we vier katten hadden. Een vriendelijke man met stropdas, zo'n 10 a 15 jaar ouder dan wij, en zelfs als hij in de tuin werkte zag hij er netjes uit. Mijn man en ik waren meer van de spijkerbroeken.
Dezelfde week zag ik naast ons een vrouw buiten de keukenramen zemen en ik stelde me voor, dacht dat het mijn nieuwe buurvrouw was. Een dame. Keurig gekapt en gekleed, half schortje voor. Ze lachte en zei: ik woon hier niet, mijn zus woont hier. Die zus had ik nog niet gezien, maar dat veranderde snel.
Mijn nieuwe buurvrouw was wat langer dan haar zus, en had een mooie houding. Ook een dame, maar anders, met een verlegen charme. Ik viel ik als een blok voor haar, liefde op het eerste gezicht, ik kan het niet anders noemen. Ik weet nog als de dag van gisteren dat ik na onze eerste kennismaking naar binnen liep en tegen mijn man zei wat een bijzonder mens onze buurvrouw was.
Niet alleen waren onze gesprekken open en herkende ik in haar een zielsverwant, ik kon ook uren naar haar kijken. Alles was mooi aan haar. Heldere grijze ogen, dikke haren waar al grijs doorheen zat, een mooie mond met krullende mondhoeken, heldere witte tanden, een voortand die wat eigenwijs scheef stond. Wijs en gevoel voor humor, een kind maar ook een moeder.
Al snel zaten we urenlang in de tuin samen, te kletsen over van alles. Het begon met het ontdekken van toevalligheidjes, haar man bijvoorbeeld heeft vrijwel dezelfde naam als ik, zowel onze doopnaam als onze achternaam. Ze hadden parket uitgekozen, net als mijn man en ik, hadden er ook een pers op liggen die ze notabene in dezelfde zaak als wij hadden gekocht, we waren op dezelfde dag in ons nieuwe huis getrokken (de verhuizers liepen elkaar bijna in de weg). We kochten (maar nu expres) bij dezelfde zaak onze zonneschermen, hingen die gezamenlijk op, en hielpen elkaar nu en dan. Onze mannen bouwden tussen onze tuinen een schuurtje voor de grasmaaier etc. en om wat privacy te creƫren tussen onze terrasjes.
We werden vriendinnen. Wat me onthutste was het feit dat ze zei dat ze van me was gaan houden en hoezeer ze onze vriendschap op prijs stelde. Zomaar, op een avond in de tuin. Zelfs mijn man had dat nog nooit tegen me gezegd, daar was hij te stoer voor :-)
De jaren verstreken en de vriendschap werd alleen maar hechter. Wat heb ik gelachen met haar, mijn geluk was groot. Gefietst, auto's gewassen, gewandeld, kijken naar magnolia's, kersenbloesem of kastanjeknoppen, rommelmarkten afgestroopt, gekleid op haar zolder, straatjes geveegd, sneeuwpoppen gemaakt, tuinschermen schoongespoten, surprises en kerststukjes gemaakt, klimop gestolen bij de kerk, jeminee ik kan het gewoon allemaal niet opnoemen, zo veel, zo veel plezier samen.
En dan haar zonen, twee prachtige jongens. De oudste wat meer op zichzelf, ernstig zo jong als hij nog was, heel oprecht en toen hij ouder werd konden we soms zomaar een hele avond met elkaar praten. En de jongste, ach, dat was nog een klein keuteltje in die tijd, hij was als een jong hondje. Ondeugend, maar als hij had gekund had hij gekwispeld van plezier als hij me zag.
Nooit eerder had ik zo'n hechte band met een vriendin. Haar familie werd mijn familie, wat een heerlijk gevoel was, want al mijn familie woonde inmiddels 250 kilometer verderop.
Mijn vriendin zei het als ze het ergens niet mee eens was, ze vergaf mijn fouten, ze leerde me van alles, en ik, achter in de twintig, zoog al haar woorden op als een spons. Ze vond dat ik talent had, dingen die ik heel gewoon vond noemde zij "talent". Door haar ging ik weer naar school, uiteindelijk naar de Academie. Mijn hondje, Freddie, kreeg ik van haar.
Graag zou ik alles vertellen, wat we allemaal samen hebben meegemaakt, hoe we er voor elkaar waren in moeilijke tijden, en dat zelfs toen onze vriendschap alleen maar groeide. Maar ik heb genoeg verteld en laat het bij deze ode aan onze vriendschap.
We wonen al 12 jaar niet meer naast elkaar. Ik was degeen die onrustig werd, het lawaai van de rijksweg kwam me te nabij, en het gestage geraas van het voorbijtrekkende verkeer in de verte bleef zeggen: gaaaaaaaaaaa, gaaaaaaaaaa. Ik liep tegen de vijftig. Het platteland waar mijn familie al zo'n twintig jaar, vijfentwintig jaar woonde trok. En ik ging en het is goed geweest. Hier voel ik me goed en ik zou niet meer naar de drukte van de randstad willen. Maar ik begrijp wat de mensen voelen die emigreren, die zich losmaken van alles waar ze van houden: altijd een diep heimwee naar toen. Ondanks de telefoontjes, de bezoekjes, de mails, mis ik Ons.