zondag 4 september 2011

Fietsen in het donker.

Vroeger hoorde je als je fietste je dynamo luid piepen en reutelen. Een geluid dat je eraan herinnert dat je ergens heengaat, schreef Suzanne ... (naam is me even ontschoten) eens.
Ik moest aan die zin denken, terwijl we door het donkerende land fietsten. De hemel kleurde diepblauw met hier en daar nog een lichtblauwe veeg of rode streep, het westen aanwijzend.
Een scherp led-lampje wees de weg, pal voor mijn voorwiel een witte lichtvlek werpend. Ik hou van lampen op een fiets, ik hou sowieso van licht, van de zon, van kerstlichtjes, zelfs van de weerschijn van mijn richtingaanwijzers van mijn auto. Dat even oranje oplichten op de witte wegmarkeringen in dat duister naast je. Tja, je kan maar ergens van houden.


Vanavond fietste mijn vriend naast me. Voordat we weggingen had hij mijn banden goed hard opgepompt, iets waarvan ik dacht dat het niet nodig was. Maar met harde banden fietsend merkte ik dat mijn knieën toch nog niet aan vervanging toe waren, en dat ik lekker hard kon, zo hard dat ik steeds harder wilde fietsen, genietend van mijn miraculeus verjongde benen en van de bijna windstille zachte avond die nog vol zomergeuren was en naar regen rook. Door het dorp fietsend hoorde je hier en daar geluiden uit de tuinen komen, reed er soms een auto langs, ons even verblindend. Maar buiten het dorp komend werd het stil, hoorden we alleen onze banden ruisen op het asfalt en onze stemmen.
Nee, het is niet meer het dynamo-geluid dat je er aan herinnert dat je ergens heen gaat, alleen dat felle lichtje voor op de weg, dat ik ondanks mijn snelheid niet inhaalde.




Foto-album.

Tussen de bladen van mijn foto-album vind ik kleine briefjes, aantekeningen, die ik maakte tijdens of na de gesprekken met oma, mijn vaders moeder.
Oma's meisjesnaam was Patijn. Haar vader heette Chris Cornelis, en haar moeder Maria Henderika, maar volgens mijn aantekeningen noemde hij haar Koosje.
Soms, als ik terugkwam van mijn werk en even bij mijn oma aanging die slechts twee deuren verder woonde, liet ze wat foto's zien. Die foto's heb ik dus niet, die zijn vast bij haar dochters.

De briefjes verhalen over ruim honderd jaar geleden. Echt. Over onder andere oma's moeder die Marie de Haringboer werd genoemd omdat ze vis verkocht, en helaas jong gestorven is. Mijn oma werd op 25 mei 1896 geboren, en groeide op in het hartje van Rotterdam, rond De Schie. Ze kreeg de bijnaam "de Lijster", omdat ze graag en mooi zong.
Oma's verhalen gingen als ze het over haar vroegste jeugd had, over Riek en Baat, haar zussen. Over dansen onder de Delftse Poort op hun klompjes, omdat dat daar zo mooi klonk. Over boomstammen die in de Schie dreven bij de houtzagerij en waarop de waaghalzen liepen, soms met noodlottige gevolgen, want als je er onder schoot ......

De Schie, daar kon je in zwemmen, daar werd vis uit gegeten. En moest oma niet vaak zalm eten, of is dat een verhaal dat ik er zelf in mijn hoofd heb bijgemaakt? Als ik mijn aantekeningen goed begrijp moet er zelfs nog ergens een foto zijn van Koosje (Marie de Haringboer) waar zij op de kar zit, en op de kar: maasbliekvoorn? (onder dit linkje kan je iets lezen over de zalm).
Jammer dat ik zo slordig heb genoteerd, maar goed, ik krijg toch al een aardig beeld voor ogen van die goeie ouwe tijd.
Als oud-Rotterdammer zit ik even te peinzen waar De Schie gebleven is, even naar Wikipedia:

Politieke spelletjes tussen diverse leenheren en de rivaliserende steden Schiedam, Delft en Rotterdam, leidden ertoe dat in 1343 tussen Overschie en Rotterdam een kanaal werd gegraven. Zo werd de macht van Schiedam over het scheepvaartverkeer op de Schie gebroken. De Schie splitste zich nu te Overschie in de Rotterdamse Schie en de oorspronkelijke Schiedamse Schie.
en
Van de Rotterdamse Schie is tegenwoordig weinig meer over. Na het bombardement zat men met een enorme hoeveelheid puin. Tussen 1940 en 1942 wordt met dat puin de Schie grotendeels gedempt, zoals op de huidige Schiekade. 

Er was nog een fotootje, vertellen mijn notities, van oma, inmiddels zwanger van haar eerste kind: Riet. Ze staat in een weiland tussen de koeien. Een karretje nog zichtbaar met bonen, een bord erop: 1 ct de kilo, afhalen, afval inleveren.
Dat waren nog eens tijden.


De aantekeningen vertellen verder over haar eerste kinderen: Ooit viel Riet (Riek?) in de Schie en Mooie Dirk (de groenteboer) haalde haar op tijd eruit. Riet verstopte zich in de kast bij de buren, uit angst voor straf.
Nee, dan Mimi, (met dank voor de rectificatie), die schoot de diender, die de fraaie bijnaam "vleknek" had, met een katapult tegen zijn oor. Ze ging er als een speer vandoor en is bij haar moeder onder de wastobbe gedoken, durfde er niet onder vandaan te komen en heeft daar erg lang onder gezeten. 


Nee, ik wil er niet al te romantisch over doen. Het was bittere armoede. Mijn oma was (als ik mij goed herinner, en mijn tantes mogen mij corrigeren) twaalf jaar toen ze in dienst ging bij een rijke familie.
En ik kan me niet herinneren dat ze daar wat positiefs over heeft verteld. Wist je dat in die tijd, toen er nog geen wc-papier was, de welgestelden hun gat afveegden met sponsjes? En dat de dienstbodes die moesten uitwassen? Dat is wat ik me vooral herinner, hoe oma vertelde dat haar werkgever vanuit het toilet riep: MARIEEEEEEE, mijn sponsieieieieie! Hoe zij daar zeventig jaar later om kon lachen.

Davo, zondagmorgen.

Het gaat nog niet goed met Davo. Hij ligt een paar meter van me af op de bank en ik hoor zijn darmen op gang komen, alles borrelt en piept. Maar vannacht heeft hij geen problemen gehad, hij ligt ontspannen op de bank, en naast hem staat de tuindeur wijd open, voor het geval dat ....

Ondertussen staat er rijst met kip voor de honden op het gas, ligt Jip op mijn bed, die schoof weer vroeg naast me, gebruikmakend van het feit dat de slaapkamerdeur openstaat.

De kippen van de buren moest ik uit hun nachthok laten en ik hoorde ze al vroeg lawaai maken, de haan kraaien, zoals heel de buurt hier 's morgens kraait. De pauwen van de andere buren zag ik al op de weg lopen, hun leven riskerend.
Het was verleidelijk om te blijven liggen, maar op de achtergrond bleef ik die haan maar horen roepen. Dus ik schoot mijn laarzen aan (eerst omkerend want soms zitten er oorwurmen in), sloeg wat om mijn schouders en liep naar de buren.

Een groot voordeel was, ik heb de opkomende zon gezien, waar de hemel van de aarde gescheiden wordt door een bosje, nèt onder de dikke wolken uitpiepend, slechts seconden later alleen nog een glimp van rood op de horizon achterlatend. Een rode knipoog.
Het voelt heel goed om in mijn nachtpon op een landweggetje te staan, de frisse lucht aan mijn benen te voelen. Duifjes te horen koeren op het dak, uit te kijken over het veld waar zo kort geleden nog die dikke mat van graan op lag. Vochtig is alles, want vannacht heeft het weer wat geregend en als je goed luistert hoor je van alles, zelfs het water dat zich verzameld heeft in de bomen hoor je bewegen, af en toe hoor je het vallen op de weg, op het gras in de bermen, alles leeft. Net als ik.

De afgelopen dagen is het stro samengepakt, met machines zo groot dat ze boven het huis uitkomen, geluiden maken die nog het dichtst komen bij ouderwetse rivierboten, door het sjoek sjoek van de stroverzamelende raderen en het brommen van de dieselmotor. De mannen waren tot diep in de nacht bezig, hun kans grijpend nu het stro kurkdroog was door de hitte van de afgelopen twee dagen.