zondag 26 december 2021

Covid geeft lelijke littekens.

 

December 26, 2021. 

Het is een topic dat ik beter niet kan aansnijden, maar toch ..... ik vroeg me onlangs af, of al die anti-vaxers ook zo anti waren geweest als het geen "griep" was geweest maar een soort builenpest, echt iets dat aan de buitenkant zichtbaar zou blijven, littekens zou achterlaten.

Ik las in de krant dat we voor het eerst meer foto's maken van ons zelf dan van onze geliefden. (Waarom denk ik aan dat bericht terug: ik ben foto's aan het uitzoeken van vroeger. Aangezien ik de meeste foto's maakte zijn het vooral foto's van mijn geliefden: familie, vrienden, natuur/dieren, weinig ikke). 

Dat is tegenwoordig wel anders. Iedereen wil vooral met zichzelf op de foto. En als er een puistje of vlekje zit wordt dat eerst onder een laag make-up verborgen, of op de afbeelding verwijderd. 

Dus als covid bulten, vlekken of littekens had achtergelaten: waren we er nu al van af geweest. Wat zeg ik, dan waren we met drie weken binnenzitten van het hele gedoe af geweest. Nou ja, dat dacht ik dus, al foto's van vroeger bekijkend, uitzoekend, in deze rare ego-tijd waarin veel mensen zichzelf erg belangrijk vinden, verdeeld zijn tot op het bot. Disclaimer: gelukkig zijn er ook heel veel mensen die aan de gehele gemeenschap denken. Hulde aan de zorg en de artsen, voor hen heb ik een diep respect. 


dinsdag 19 oktober 2021

Geesten die door de straten waaien.

 


Het komt vast door het overlijden van mijn vriends moeder, dat ik overal het einde van het leven zie. En nou is het nog herfst ook. Ik wil het bijna niet toegeven maar het is waar wat mn vriendin Sim zei over de dood: het lijkt of die in de straat woont (na het overlijden van haar nichtje). Ik zei toen: nee lieverd, de dood woont niet in de straat, de geest waait door de straat. Zo voelt het in ieder geval soms. 


Ik denk vaak terug aan wat ik zei op de crematie van mijn vriendin Marrie (Maartje): we gaan elkaar terug zien, ik weet het zeker! Woorden die waren ingegeven door Marrie zelf terwijl we over het hiernamaals filosofeerden: “wij hoeven niks af te spreken, wij vinden elkaar wel weer”. 

Het is sowieso lastig om iets af te spreken voor in het hiernamaals, want waar? Niet bij de lantaarnpaal, niet met een roos in je knoopsgat, want welke lantaarnpaal? en groeien er rozen in het hiernamaals? Bij wijze van spreken. En voorts lagen Marrie en ik, toen we dat zeiden, nog gezellig naast elkaar op bed naar haar tv-tje te kijken, en was het een soort liefdesverklaring zoals dat alleen in een heel hechte vriendschap kan. Zonder gêne, een borst vol. Een “My cup runneth over-moment”. De dood was nog ver weg toen, en diep, diep in mijn wezen voelde ik dat ik haar nooit zou kwijt raken. Nooit. 


Maar laten we even filosoferen over dat eventuele weerzien, laten we er niet van uitgaan dat we als druppels zijn in de zee. Of energie en moleculen die elkaar aantrekken zoals je ook wel hoort of leest.  

Laten we er even van uitgaan dat de kerkelijke voorstelling van zaken rond het after-life blijkt te kloppen: opgaand naar het licht. Petrus aan de poort, aankloppen, het opendoen en dan een blik van herkenning: hee, ben je daar al? Daarna zwaait die poort open en zie ik lammetjes naast de leeuwen spelen, al de dieren die me voor zijn gegaan komen me even blij tegemoet rennen maar rennen dan weer terug naar hun eigen familie. 

Ergens zit een man (of is het een vrouw? of allebei?), nou ja, een gestalte zit op een troon: God. Naast zijn troon ligt een glanzende windhond met de ogen van een ree: de God van de honden: heeee, dat lijkt Yardan wel!. Op schoot bij de gestalte ligt een kat met een donker masker waarin ogen zo blauw als hemelsblauw maar kan zijn: een heilige birmaan, of nee, een siamees! In ieder geval weet ik, die kat heet Tao. 


Ik schuifel voorzichtig dichterbij, want waar is mijn familie? 

God wijst en daar, bij de zuilen die ik direct herken, daar staat mijn vader, maar hij verstopt zich niet meer (zoals in mijn dromen waarin ik alleen zijn schaduw zag), hij komt me tegemoet en lacht een kamerbrede lach, armen wijd. Ik nestel me in zijn armen en voel tegen mijn wang de trui die mijn moeder voor hem breidde: het patroontje herken ik zelfs! 

Mamma is er ook, maar die is even bezig, ze praat met haar talrijke vriendinnen, zwaait al wel even: joehoeoeoe, ik kom zo! Mijn ogen dwalen rond, ik zoek want waar is ze? “Marrie” roep ik hard, “Marrieieieie”. (God houdt even zijn oren dicht, het galmt er bizar genoeg nogal). Marrie is zeker in de hemel toegelaten, want een beter mens was er niet, maar ze is margrieten aan het plukken, iets wat alleen de engelen mogen doen, daar, ze hoort me, laat de bloemen vallen en komt aanrennen……… armen wijd.  


Tja. Stel je voor dat dat eens waar zou kunnen zijn. Troostend zijn de gedachten wel, over weerzien, over een hemel. Leuker en gezelliger in ieder geval dan het idee dat we als energie, als moleculen elkaar zullen aantrekken, hervinden. Of opgaan in een groot licht? Druppels in de zee? Of dat er gewoon niks is, een groot saai niks (misschien wel met mooi uitzicht, want: sterren). 


We zien het wel, of niet. Voorlopig vind ik mijn moeder terug in de smaak van een kersenbonbon, of in de geur van buiten gedroogde was. Of vind ik mijn vriendin in de bermen vol klaprozen en margrieten. Verder moet ik het doen met het herkennen van een man op een fiets: hee, dat lijkt mijn zwager wel! Of een vrouw die in de auto voorbijrijdt en in een fractie van een seconde herken ik haar fraaie profiel: Marrie! Zag ze me niet? Waarom zwaaide ze niet? Stopte ze niet? Mijn vader zie ik zelden, die slanke gestalte, die bijna trotse houding, nee, mijn vader zie ik alleen in mijn eigen familie terug. Mijn moeder fietst nog wel eens voorbij, maar komt niet binnen voor een bakkie want nee, als ze dichterbij komt zie je het al, weet je het al: ze is het niet. 


Zo waaien de geesten door de straten, via een glimp van herkenning of een flard van een herinnering. En omdat er toch geen antwoord op hiernamaals-vragen is, het bij filosoferen moet blijven, zeg ik, nu er weer een geest bijgekomen is: ik mis jullie, ik hoop tot ziens lieve allemaal. 





maandag 11 oktober 2021

Marktplaats - de Gazelle opoefiets en een Raket!


Mijn vriend en ik houden van oude fietsen. Jaren geleden al weer (bijna 20 jaar geleden!) kochten we voor hem bij een lokale fietsenmaker een ingeruilde fiets die nog goed was: Sparta, stangenremmen, zwart, en een enorm groot leren geveerd zadel erop. Hij had eerder al een soortgelijke fiets, ongeveer even oud, een Gazelle, maar die was uit de kelder gestolen bij zijn vorige huis in Rotterdam. Die fiets had hij graag nog gehad, maar ja, sommige mensen kunnen nou eenmaal niet van andermans spullen afblijven. Het was niet alleen dat mijn vriend van deze fiets hield, hij houdt van de techniek van de fiets. In zijn jonge jaren al sleutelde hij samen met zijn broer met veel plezier aan allerlei soorten fietsen. Kortom, oude liefde roest niet zegt men (in dit geval trouwens wel ;-) ). 

De laatste tijd was het leven vol emoties. We merkten uiteraard wel dat het herfst werd, dat de zon lager staat, het daglicht goud is geworden, maar voor de rest zagen we niet veel schoonheid in de dagelijkse dingen, want we waren droef omdat we afscheid van een mooi en lief mens moesten nemen. Wat ons beiden wel wat opvrolijkte waren de plaatjes op het internet van oude fietsen. Voorts keek ik op marktplaats, waar een enkele keer een (zeer) oude fiets werd aangeboden. Alles voor een beetje afleiding. 

Terwijl mijn vriend en ik elkaar in lege momentjes bestookten met plaatjes en/of geschiedenis van oude fietsen, hier en daar oude achterlichtjes scoorden, of een mooie koplamp, kwamen we een mooie opoe-fiets tegen. Een "zusje" van de fiets die ooit van mijn vriend gestolen was: bouwjaar 1974. Kopen? zei mijn vriend. Ik zei: nee, ik heb een fiets, en een mooie ook. Maar goed, misschien begrijp je het al, onderweg naar het westen gingen we een week of drie geleden de fiets toch oppikken, die voor een billijke prijs weg mocht. 
De verkopers bleken een aardig stel en vertelden een en ander over de fiets: gekocht in de stad Groningen van haar eerste verdiende geld, 1974, alleen de bagagedrager leek vernieuwd, maar voor de rest: origineel. 

Terwijl mijn vriend een test-rondje fietste en ik de verkopende mijnheer vertelde dat vriendlief erg gelukkig werd van oude fietsen, antwoordde hij, ondertussen wat nieuwe fietsen opzij zettend: "ik heb hier achter nog een veel oudere fiets, een Raket geloof ik, van mijn vader staan, moet ook verkocht ....." en ik zag een oud gebarsten leren zadel, en een zwart stuur (overtrokken met celluloid). 
Terwijl mijn vriend weer van de opoe-fiets afstapte zei ik tegen hem: "kijk eens, een fiets van 1957, gaat ook verkocht worden ......". Ik zag z'n ogen groter worden! De banden van de Raket werden opgepompt en daar ging hij voor een tweede testrondje. 
Lang verhaal kort, we gingen er met twee fietsen vandaan en hadden bovendien twee erg leuke mensen ontmoet die beloofden ons eens op te zoeken. Thuis werd er gepoetst, de Gazelle was al heel netjes en had niet veel nodig: wel een ander zadel. De oudste fiets (de Raket) had meer aandacht nodig, maar de ergste roest verdween door de zwarte lak met een was in te wrijven. Het zadel bleek het comfortabelste waar we ooit op hadden gefietst. 

Nu fietsen we samen door dat mooie herfstlicht in een tempo zoals dat ooit voor fietsers normaal was. Ik op de opoe-fiets uit 1974. Peet op de Raket uit 1957 die loopt als een zonnetje. Ingehaald door de e-bikes. Bekeken door menig andere fietser. Een jongetje fietste ons tegemoet, bekeek de oude Raket verbaasd terwijl hij langsreed, en riep achterom: "wat een mooie fiets!". "Dank je wel, dat vinden wij ook", riep ik terug. 


dinsdag 5 oktober 2021

Marktplaats of gratis af te halen?

Vier jaar geleden. De driezitsbank was paars. Weelderig van vorm en bekleed met fluweel. Bovendien groot en zwaar en was hij van de mensen geweest van wie wij dit huis kochten. Waarom ze hem hadden achter gelaten bleek al gauw: zwaar en lomp en om hem het kamertje uit te krijgen (waar hij bijna klem tussen de muren stond) moesten we de poten eraf schroeven want hij ging anders met geen mogelijkheid door de deur. Gelukkig was toen onze vriend hier nog vaak en die hielp ons met sjouwen. We zetten de bank voor "eventjes" in de schuur. Zeiltje erover want de mede-bewoners van de schuur, de zwaluwen en/of kerkuil, hebben geen enkele eerbied voor meubelen. 

Dit is een groot pand, grote schuur, we hadden zeker kort na de verhuizing werk zat. Die bank werd half vergeten want stond in de schuur niet in de weg. Maar zoals dat zeker met grote schuren gaat: er kwam steeds meer rommel te staan. Alles voor "eventjes". Dus een jaar geleden ben ik begonnen met spullen sorteren: stort, opknappen, weggeven, marktplaats. 

Niemand van familie of kennissen had belangstelling voor een paarse bank en werd op het internet als "gratis af te halen" gezet. Het duurde eventjes maar uiteindelijk meldde iemand zich: "wil je hem voor mij reserveren? ik woon in Almere, heb zelf geen auto en moet vervoer regelen". Ik reserveerde de bank, en polste nu en dan: "wanneer kom je hem ophalen, en zorg je dat er sterke mannen komen met een busje of zo, want de bank is zwaar en ik kan absoluut niet meehelpen met tillen". De mevrouw reageerde met: "ik heb iemand die hem kan ophalen!". Fijn natuurlijk, en we maakten een afspraak waarbij ik nogmaals zei dat ik niet kan helpen tillen, dat er sterke mannen moesten meekomen.

De ophaaldag was aangebroken. De bank had ik nog even goed gestofzuigd, met azijnwater afgenomen zodat hij echt schoon was en stond al tussen de schuurdeuren klaar. 

Min of meer op het afgesproken tijdstip stopte er een klein, misschien wel twintig jaar oud Peugeootje voor de deur, een op het oog klein, te klein karretje er achter. Ik keek vanuit de tuin hoe het wagentje de oprit op reed, en dacht: het zal toch niet waar wezen? Moet dit de ophaalploeg zijn? En ja hoor, autodeur ging open ...... en een oude man stapte uit. Ooit lang geweest, nu gebogen. Slierten grijs haar wreef hij met een hand terug over zijn kale schedel. Alles aan hem was verkreukeld, inclusief de auto en het karretje. 

Ik zuchtte heeeeel diep. En beaamde dat hij hier een bank kon ophalen. Gelukkig was vriend Peter er, die kwam al aanlopen, altijd bereid om te helpen. Peter en ik keken elkaar aan, zeiden: goeiegod, gaat de bank wel in dat karretje passen?  

De man zei niet wie hij was, bromde nu en dan wat onverstaanbaars op onze vragen. Reageerde wel toen ik naar de donkere wolken wees en zei: volgens mij gaat het zo regenen, heeft u een zeil? Hij draaide zich om, rommelde wat in het autootje en trok er een groot oranje dekzeil uit, gooide het op het gras. Peet nam het voortouw, gaf aanwijzingen en ja hoor, de bank werd door beiden opgetild en je gelooft het niet: de bank paste er in! Tenminste, met de poten. Wulps plooiden de paarse leuningen aan achter en voor-zijde over de opstaande randen van het karretje. Peet vroeg: zal ik het zeil .....:? En heeft u een touwtje of een net? Nee. De man schudde zijn hoofd, hij had geen net bij zich. 

Peet en ik gooiden het zeil over de bank en propten zo goed en zo kwaad als het kon het zeil tussen en onder de bank. De kussens had ik (ik meende dat ik wel zo vrij mocht zijn) op de achterbank van het Peugeootje gedeponeerd. Peter trok nog een touw over het dekzeil en de man zei: "nou, oké dan". Stapte in en tot mijn grote verbazing reed hij niet daar heen waar ik gewezen had om te keren, maar hij reed de bomenlaan van de tuin in. Zo'n veertig, vijftig meter de tuin in is het gras wat breder, en daar reed hij een rondje om een boom en kwam vervolgens weer onze kant op rijden. Zonder op of om te kijken reed hij langs. 

Peet en ik keken het Peugeootje na. Ik zei: "nou, dat waren dan de sterke mannen en het busje" en had voorts nog wat kleinzielige gedachten over het ontbreken van een bedankje, gedachten die ik niet uitsprak. We keken de oranje klont na. Hij stopte nog even voordat hij weer de weg op draaide en was toen verdwenen. Dikke regendruppels kwamen nu uit de lucht vallen en Peet zei: zo, dat obstakel is uit de schuur verdwenen. Thee? 


vrijdag 1 oktober 2021

Het zadel - marktplaats.

Voor onze oude windhond Jip wilden we een bakfiets kopen. Dat klinkt of hijzelf ermee wil gaan fietsen, dat is niet zo, hij wordt passagier. Die bakfiets is er inmiddels. Via marktplaats gevonden. Er zat een lelijk zadel op, dat wel. Bovendien was het stuur ontzettend scheef. Peter zou de stuurpen vervangen en ik zou via Marktplaats een Brooks-zadel proberen te scoren. 

Omdat het wel een beetje leuk en betaalbaar moet blijven probeerde ik in de buurt zo'n zadel te zoeken. Dat lukte. Eén van de adverteerders reageerde op mijn bod (communicatie is lastig voor veel kopers/verkopers, helaas). Ik sprak een tijd af en tegen de avond reden Peter en ik naar de verkoper. 

Het adres bleek een flat waar ouderen in wonen. Ik stapte alvast uit, Peet ging een parkeerplaats zoeken. Het was ondertussen al aardig donker geworden en ik voel me altijd wat ongemakkelijk bij de ingang van een flat. Geen idee waarom. Eén glazen buitendeur was er, waarachter veel postbussen zichtbaar waren in een hal, en ik zag trappen. Mijn ogen gingen over de huisnummers, zagen de camera erboven, en ik drukte prompt op de verkeerde bel. Drukte daarna op de goede bel. De glazen deur zwaaide open. Ik stapte het portaal in, keek naar de trappen, de hal, de liften, nergens iemand te bekennen. Peter had ondertussen de auto geparkeerd en kwam ook binnenlopen. We wachtten, voelden ons een beetje "indringers", hoorden iemand op de trappen naar beneden komen. 

Het bleek een tengere oudere man met een plastic tasje onder zijn arm. Donkerblauwe spencer over zijn overhemd, een beige broek met een scherpe vouw. "Heeft u een zadel te koop?" vroeg ik. Hij antwoordde door te zeggen: hoe komt u binnen? Maar dan in heel plat Gronings. Ik biechtte op dat ik op een verkeerde bel had gedrukt, raakte even mijn borst aan zei mijn naam, en Peters naam. 

Hij reikte in het tasje, zeggend dat er allemaal ouderen woonden, dat er vaak door kinderen op alle bellen werd gedrukt, dat bewoners de deur openrukken, zonder te kijken wie er belt. Ook 's avonds. Dat dat niet de bedoeling was. 

Uit het tasje kwam het zadel, hij overhandigde het met een bijna triomfantelijke blik aan Peter, die zijn duimen even op het harde leer drukte en zei: wat een mooi zadel! De man knikte, zei dat hij het ook nog ingevet had. We gaven hem het geld en hij vertelde dat hij veel slechte ervaringen had met aspirant-kopers: ze spraken af maar kwamen niet. Dat was ook met het zadel gebeurd, daarom was het er nog. Ik vertelde dat ik ondertussen wel een boek kon schrijven over mijn ervaringen met Marktplaats: leuke en minder leuke dingen. "Maar wat woont u hier mooi, alles is zo netjes", voegde ik er aan toe. Dit veranderde iets in zijn houding, hij wenkte, we moesten hem volgen en dan konden we via de kelders en zouden we, kortere route, gelijk achter het gebouw op de parkeerplaats uitkomen. Wij volgden de catacomben in, waar hij, steeds enthousiaster, vertelde over zijn woning. 125 vierkante meter! twee parkeerplaatsen! een ruime kelder. Sleutels kwamen tevoorschijn en hij liet zijn kelderruimte zien die abnormaal groot leek en net zo keurig was als de man zelf: alles leek gerangschikt, gladgestreken en opgeruimd. Wij prezen alles, ook de netheid, waarop hij weer beamend knikte, ons daarna weer voorging door de catacomben van de flat. 

De deur naar de parkeerplaats ging open. Wij dankten hem vriendelijk, ook voor het laten zien van de kelder. Hij stak zijn hand op, wenste ons veel plezier met het zadel en zei, nog steeds in het plat Gronings: en niet komen klagen als je het te hard vindt he? Hij lachte, en wij ook. 



donderdag 10 juni 2021

Ring The Cat

 

We hebben een Ring-deurbel om wat meer overzicht te hebben rond het huis. We misten namelijk nogal eens een pakjes-bezorger. We hebben geen kat, tenminste niet officieel. Maar op de Ring-camera's zien we van alles voorbijkomen, vooral katten. Dag en nacht zijn ze actief, ook met het slopen van merel-nesten die ze zelfs s'nachts vinden. Dit wist ik niet, totdat ik het op camera zag. Ook de vos struint 's nachts door de struiken, of gaat al rond half elf 's avonds zijn rondje lopen, zit gemoedereerd op de parkeerplaats zich te krabben terwijl op de achtergrond de jonge fietsers nog met zomers galmende stemmen en soms met luid knallende speakers langsrijden. 

Nu zat er zonder dat we het wisten ook een roodborstje in de schuur te broeden. Ze hadden een gat in de hoek van de gevel ontdekt, waar de pannen overgaan in de gevel, aan het begin van de goot. Er lag binnen opeens een hele stapel blad op mijn werkbank, en er was ook op mijn werkbank zelf wat gerommeld, een bakje pompoenzaad lag op de grond. Boven de werkbank lag op de muurplaat in de kruising waar een balk van het dak rust ook een "hoopje" troep, maar daar kon ik niet bij om in te kijken, maar ik dacht nog: het kan ook een vogelnestje zijn! Toch, ik meende dat een marter bezig was geweest, zoveel troep lag er, en ik zette de wildcamera een paar nachtjes in de schuur: niets. Ik ruimde de rommel op, maar het bleef een beetje blad "sneeuwen" al was de ergste bende voorbij.  

Niets meer gemerkt, ook geen aandacht meer aan geschonken. We badmintonnen vrijwel elke dag in de schuur, rijden de auto of de maaier naar binnen en buiten, hebben de werkbank een andere plek gegeven en de kastjes die erbij stonden weggehaald. Kortom, er wordt vrijwel elke dag in die schuur door ons gerommeld. Daarom was ik zeer verbaasd toen ik twee kleine vogeltjes tegen de schuurramen aan zag fladderen: dus toch een vogelnestje!  Ik pakte snel de eerste en met de andere hand de tweede en liep naar de openstaande schuurdeuren: een fladderde naar links en de andere naar rechts, wat mijn moederhart zeer deed: blijf bij elkaar ..... (al weet ik dat ze separaat meer kans maken). 

De dagen hierna bleef het druk. In de schuur piept er nog heel wat maar niet vanuit het nest en de ouders vliegen van hot naar haar, ook in de schuur om de laatbloeiers te blijven voeden. Hoe ik ook heb gezocht, ik vond de kleintjes niet (wat niet vreemd is want de schuur is enorm en bovendien staat er veel hout, tuinspullen en meubilair opgeslagen), maar de ouders vinden hen goddank wel want het gepiep houdt nu al een paar dagen aan. 

Nu rinkelt telkens de bel, want er lopen zoals ik al zei veel katten. Die katten heb ik sowieso geen goed gevoel over: twee zijn langharig maar onverzorgd, mager, wondjes en dan zijn er nog een stuk of vier. Hoe moeten de vogeltjes daar tegen opgewassen zijn? Nou, de Ring-camera helpt. En dat is maar goed ook want de katten lopen nu sinds een paar dagen de schuur in (wat ze voorheen nooit deden), waarschijnlijk horen ook zij het roepen van de jonge vogeltjes. Zodra ik het alarm hoor rinkelen schiet ik al in mijn sloffen, ren naar de schuur, hoor van verre al het paniek-geluid van de ouders-roodborstjes, en jaag alleen al door mijn voetstappen de kat weer naar buiten. De katten zijn schuw, lopen laag als tijgers in het wild voor me uit, kijken meestal nog wel een paar keer om, en zijn duidelijk "not amused". Het bizarre is, ik heb nog met ze te doen ook, vooral met de rode langharige, die er het meest gehavend uitziet en daardoor aan de touwtjes van mijn hart trekt. 

Verstoor ik nu de natuur? Of help ik de natuur? In ieder geval help ik de roodborstjes. 




zaterdag 15 mei 2021

Het spookte - Katendrechtse Lagedijk - Tarwebuurt.

 

Elke morgen kijk ik naar de camerabeelden van de nacht. Zoals bij veel mensen hangen er tegenwoordig wat camera's om het huis, niet omdat we bang zijn voor inbrekers, maar we hebben diverse toegangsdeuren en soms staat een pakketbezorger voor een vrijwel ongebruikte deur en hij/zij heeft geen zin om te naar een andere deur te kijken/lopen, of te wachten, zet het pakket gewoon in de regen of gaat met het pakket in de armen weer weg. 

Die camera's leren ons e.e.a. over het leven rondom het huis als de rest van de wereld slaapt. Niets wereldschokkends, maar het is wel drukker dan we dachten. Reintje de Vos zit vrijwel iedere nacht op de parkeerplaats in zijn vacht te krabben. Soms zie je een egeltje scharrelen, maar vooral (onbekende) katten lopen hier af en aan. We weten nu: een vos en een kat respecteren elkaar, houden afstand. 

Onlangs ontdekte ik iets wat ik niet kon verklaren. De app meldde een waarneming, zelfs aangemerkt als "beweging" in de tuin, maar zonder dat de lamp was aangesprongen. De planten blijven scherp te zien, de druivenplanten, zelfs waar gras over het grit van de oprit heen groeit, spinrag vlakbij de camera wappert zachtjes heen en weer, maar dan is er plotseling "iets" onverklaarbaars. Strepen zijn zichtbaar alsof het opeens verschrikkelijk dicht regent (hek, planten, alles blijft verder scherp), de "wolk" beweegt snel naar boven, naar links en rechts. Het lijkt alsof deze "stofregen" vanuit de grond komt. Ik zag het een paar maal achter elkaar, begreep de beelden niet en zei tegen mijn vriend: het spookt. Hij keek, probeerde van alles te weerleggen, maar de beelden waren onmiskenbaar goed, want de omgeving blijft scherp en zichtbaar, spinrag ... alles is normaal verder, dus geen opname-storing of zo. We snappen de beelden gewoon niet, maar er zal wel een verklaring voor zijn, we hebben het van ons afgezet en het is daarna trouwens ook niet meer voorgekomen. 

Dit mysterie bracht wel mijn oude huis in herinnering, waar ik mijn eerste levensjaren doorbracht: in het toen nog wat landelijke Rotterdam Zuid. De enorm lange Karendrechtse Lagedijk werd doorsneden door de Pleinweg wat zo'n beetje de drukste weg was van Rotterdam, dus wij bleven als kind altijd aan de kant waar ons huis was: de Tarwebuurt.  De huizen waren hoog, drie woonlagen en in de punt een zolder waar kolen werden opgeslagen en waar zowel de mensen van de eerste woonlaag als de tweede (wij) een extra kamer hadden, van elkaar gescheiden door een doorgang waarin mijn moeder later haar wasmachine had staan en de kolenhokken. In het midden van deze doorgang was een dakraampje dat enig licht wierp in deze verder knap donkere zolderruimte. 

Wij speelden op die zolder. De kamer op het eind van de buren was op slot, de kolenhokken waren gemaakt van een hoog lattenwerk en als je je gezicht tegen de latten drukte kon je door de openingen de duistere zwarte kolenberg zien liggen. Tegenover die kolenhokken was het breder en stond op de houten vloerplanken de elektrische wastobbe (een schoep ging heen en weer, je moest er zelf heet water ingooien) en de wringer, en daar rechts van was ook het enige raampje. 

Op een gegeven moment was er iemand, ik heb hem altijd: "een witte man" genoemd. Mijn zusjes waren ouder, hadden wellicht wat minder fantasie dan ik, maar ook zij zagen "een man" in witte kleren. Wij wisten: witte overall dat betekent: schilder. Mijn vijf jaar oudere zus zegt nu nog steeds: hij ging het raampje uit. Mijn tweede zus weet nog: we vertelden het mama en die zei: dat kan niet, want ik ben aldoor in de keuken geweest en er is niemand langsgekomen, ook niet bij de buren (die dezelfde trap naar zolder gebruikten en langs onze keuken hadden moeten lopen). Mijn moeder liep naar de zolder, deed het raam open, keek naar buiten of er ergens schilders op de daken werkten. Dat was niet zo. Trouwens, het raampje kon alleen van binnenuit open gemaakt, en niet weer van buitenaf dichtgedaan worden. Het was voor haar alsof wij wat hadden verzonnen, maar wij drietjes hielden (tot op de dag van vandaag) vol: er was een witte (of wit geklede) man. En het was niet de buurman, want die kenden we uiteraard. 

Dit voorval bevestigde de gevoelens van mijn moeder, die altijd al zei dat het huis waarin we woonden niet pluis was, en dat het er spookte. Niet dat ik daar iets van voelde of meekreeg. Ik was er kind, speelde, vocht soms (en sloeg eens een op de trap naar boven komend buurkind (welk ik aanzag voor haar zusje) met een stoffer zo hard dat het kind helemaal naar beneden tuimelde. Dat is wel een "dingetje" geweest tussen de buren en mijn ouders), groeide op totdat ik negen, misschien net tien jaar was en verhuisde toen naar het veel groenere Zuidwijk. Wel kan ik me nog veel herinneren van deze eerste jaren. De smaak in mijn mond van ziek-zijn bijvoorbeeld, een smaak van ozon en buitenlucht. Of de hitte van het zinken plat voelen aan mijn voetzolen. De bedompte lucht van uitkokende was ruiken. Of dampende regen zien op de zongestoofde trottoir-tegels. Sommige herinneringen vervagen niet, reizen al die jaren mee: in de geur van seringen of meidoorn, of geur van regen, etc etc etc. Wat de spoken betreft, die reizen blijkbaar ook met je mee, waar je ook heen gaat en hoe oud je ook mag worden. Het zijn geen vervelende gasten, integendeel, ze vegen alleen verleden, heden en toekomst bij elkaar, zetten je op een verkeerd been, of laten je op zijn minst met een gevoel van verwarring achter. 

 


woensdag 28 april 2021

Ineke den H.

Na alles gedaan te hebben wat nu eenmaal elke morgen moet dwaalden mijn gedachten vrijuit, terwijl ik aan mijn thee nipte die nog te heet was. Achter het raam de uitbundige magnolia, die, vijf, zes meter hoog, de straat en het huis versiert. Op het gras de afgevallen bladeren, witroze fluweel in het groene lentegras. 

De zon schijnt en straks ga ik even een eindje anti-depressie-corona-rijden en mijn volgende gedachte was aan "ooit" toen ik nog naar mijn moeder kon lopen, of met mijn vader kon praten die deze week honderd jaar geleden geboren is. Wat zou hij zeggen. Wat zou hij van deze wereld vinden? Van Covid-19? Van mijn moeder weet ik het eigenlijk wel, zo lang is zij niet weg en haar optimisme en haar aanpassingsvermogen waren groot. Maar mijn vader .... die zou zorgen hebben over de wereld zoals die nu is, met name over de achteruitgang van de natuur, zou dat in relatie zien tot wat er nu gebeurt met dit klote-virus.  


In gedachten liep ik de lanen van mijn jeugd, wat eigenlijk meer straten waren. Handen over de dichte ligusterhagen of langs de tralies van een groot hek.

Er schiet vanuit het niets opeens een naam te binnen: Ineke den H.....! Even ben ik stil want verbaasd over de wonderlijke geest. Ineke den H...... ! 


Geforceerd probeerde ik een tijdje geleden (voor de zoveelste keer) haar achternaam te herinneren, maar het lukte niet, niet via Facebook, of LinkedIn, niet via Google Maps of andere sites. Iets met een O, Molenaar? Ik zocht op Molenaar in combinatie met straatnaam en vond veel vrouwen, ook een vooraanstaand arts en even hoopte ik dat dit “mijn” Ineke was, dat zij een briljante geest was gebleken, maar in de foto herkende ik niets bekends.


En nu, nu de zon schijnt en ik staar naar een straat die het tegenovergestelde is van de straten uit mijn jeugd, herinner ik me haar achternaam. Haar beeld bleef me al die jaren wel helder bij: klein, sluik haar en een smal gezicht, mager, katoenen grote jurken die misschien van een grote zus waren? en als ik eerlijk ben met de geur van armoede om haar heen. Een sterke bril, waarachter kleine oogjes. Ze werd gepest, ook dat. 

Ze mocht vaak op mijn rug nadat ik haar had opgehaald om naar school te gaan, en toen ik ging verhuizen beloofde ik haar vanuit een sterk gevoel van verantwoordelijkheid (ik was tien jaar en vocht als Ineke gepest werd): dit is niet de laatste keer dat jij op mijn rug zit.!


Zoals dat gaat vergeet je zulke plechtige beloftes niet, vroeg ik me vaak af wat er van Ineke terecht gekomen is. Zelfs liep ik (lang geleden alweer) bij een bezoek aan Rotterdam nog eens door haar straat en zocht ik naar een bekend naambordje, maar vond het niet. En het leven ging gewoon verder. Toch dacht ik nu en dan aan haar. Deze weken zat ze dus zelfs regelmatig op mijn rug, omdat ik haar achternaam niet meer kon herinneren, en zojuist heb ik haar eindelijk (zo voelt het althans) na vijftig jaar, op haar eigen benen gezet.





zondag 28 maart 2021

De melkboer.


"Daar is de melkboer" zei mijn moeder. En ja hoor, achter de ramen zagen we zijn wagen staan. Terugdenkend weet ik niet meer hoe die wagen er uitzag, wel dat er iets aan de zijkant "open" stond of open was.

We woonden sinds mijn 11e jaar in IJsselmonde, ook daar kwam de melkboer, net als op de Katendrechtse Lagedijk, aan de deur. De nieuwe melkboer was een lange man met zwart glanzend haar dat met een of andere "pommade" onder controle werd gehouden. De melkboer was aardig, maakte grapjes, maar hij had zo zijn eigen gedragsregels. Als de man belde moest er snel worden opengedaan, je kon hem niet lang laten wachten, en er was niet zelden een lichte paniek omdat mams portemonnee niet op zijn plek lag (in de keukenla). En de bel rinkelde weer ..... soms holde een van ons om de voordeur al open te doen terwijl mama haar portemonnee nog zocht. Anders reed hij misschien al weer weg. 

Voordeur open, boter, eieren, melk ..... en dan liep de melkboer met het Tomado-rekje waar zes melkflessen in konden naar de kar en kwam terug met de bestelling. Dan zei hij: het is zoveel gulden en zoveel cent. Mijn moeder wilde het liefst gepast betalen want we wisten: hij trok de schuin over zijn schouder hangende zwart leren tas die als geldbuidel diende iets naar voren, graaide erin, gaf een handje kleingeld terug en vertrok direct zonder dat je tijd had om het na te tellen. 

"Wel verdorie" zei mijn moeder, het geld natellend, "heeft hij weer een dubbeltje te weinig terug gegeven"! Mijn moeder wist uit ervaring: altijd een dubbeltje te weinig. Ditmaal was hij niet snel genoeg weg en mijn moeder wenkte hem waarop hij terug naar de deur kwam. Ze opende haar hand, wees, telde, en zei: "je hebt me weer een dubbeltje te weinig teruggegeven!"

Hij keek haar even strak aan. Trok de geldtas naar voren, pakte er een dubbeltje uit en smeet dat met aardig wat kracht de hal in, draaide zich om en liep naar zijn kar. Mijn moeder verbluft achterlatend. Niet dat het voorval tussen hen beiden iets heeft uitgemaakt, de melkboer bleef melk bezorgen, mijn moeder bleef het geld natellen. Later heb ik zelfs mijn eerste auto van deze melkboer gekocht, een Simca 1000 GLT. Dat bleek niet slim en heeft me veel meer dubbeltjes gekost dan mijn moeder ooit van hem heeft teruggekregen.



zondag 28 februari 2021

Katendrechtse Lagedijk 123 en 115.

 

Wat me drijft weet ik nu even niet, maar regelmatig lig ik 's morgens op een yogamatje oefeningen te doen. Wat pilates, wat yoga, wat tai chi en qi gung. Van alles wat. Ik heb een lekkere dikke oefenmat, en daarop ook nog een wollen matje, wat niet slim is als je wat meer grip wilt hebben, maar wel lekker is voor de warmte als je op je rug ligt. Hoe dan ook, vooral die warmte leidt tot afdwalen. 

Ik weet uiteraard niet wat andere mensen denken of ervaren als ze oefenen, of mediteren, maar vaak heb ik als ik mijn oefeningen doe een andere tijd-ruimte waarneming. Niet in de opwarm-ronde, dan lig ik nog te mopperen op het leven dat van me eist dat ik in conditie blijf (waarom doe ik dit, waarom blijf ik niet langer in mijn bed liggen, niemand vraagt van me dat ik dit doe, waarom waarom waarom .....etc. ). Maar als ik die eerste ronde gedaan heb (op de grond liggend fietsen en zijwaarts liggend been heffen), dan komen de "stille" oefeningen. Er komt een meditatieve rust over me en mijn geest gaat dwalen terwijl mijn lichaam vrijwel automatisch (maar toch ook weer niet) yogaposities inneemt, ik traag van de ene naar de andere positie overga. Ontspan.

Dit is een lange inleiding om te vertellen dat ik kan vliegen. Als kind kon ik het al en stortte ik ook regelmatig neer. Niet alleen als ik in mijn bed lag en met grote snelheid tussen de huizen door vloog, maar ook in het echt, als ik, zo hoog mogelijk op de trap staand, mij zo ver mogelijk voorover boog, gesteund aan de linkerzijde door de trapleuning, aan de rechterzijde door de wand: ik hing boven het trapgat! Een positie die ik zo lang mogelijk vasthield, maar dan zwiepte ik mijn benen naar voren en sprong het laatste stuk naar beneden. Dat ging negen van de tien keer goed, en soms deed ik me een beetje zeer maar nooit zo erg dat ik het de volgende keer niet weer deed. Neerstorten, opstaan. Nooit wat gebroken. 

Maar vanmorgen deed ik dat hangen en springen weer, alleen lag ik in werkelijkheid op mijn rug, op mijn warme yogamatje. Ik hing, slingerde mijn benen naar voren, sprong naar beneden en belandde op de jute traploper in het huis waar ik mijn jongste jaren heb doorgebracht: Katendrechtse Lagedijk 123a. Er stond geen fiets of brommer op het laatste stukje gang naar de voordeur, dus de sprong was mogelijk! Hoppa, de deur ging open en ik stond op de stoep van ons huis. Er scheen geen zon, het was "neutraal". Ik besloot een blokje om te gaan: naar rechts langs de school, direct weer naar rechts, en weer naar rechts: de Wolphaertsbocht, langs de slager waar de geur van dood hing, karkassen van de arme dieren hingen maar waar ik toen geen verdriet maar wel een verontrustende fascinatie voor voelde, langs diverse huizen en winkels en zelfs langs een winkel waar "aangeklede" papegaaien in het raam stonden. Zo noemde ik dat toen althans. Weer naar rechts (Hellevoetstraat?) en weer naar rechts: ik stond weer aan het begin van de Katendrechtse Lagedijk waar deze overging in de Gaesbeekstraat. Rechts van me resten van een treurige molen, verlaten en verwaarloosd. Het spookt er en ik kijk vandaag niet door de beschadigde pitriet zonwering naar de donkerte binnen dat verhaalt van voorbije levens, noch kijk of ruik ik de krotenkokerij aan de overkant die in mijn geheugen vooral met winter en dampende ketels verbonden is. Nee, ik huppel zo licht als lucht de hol op naar mijn eigen huis, de zon schijnt nu, huppel naar waar mijn moeder altijd is, en mijn oma, zusjes, en er thee wordt gedronken misschien zelfs met een kaakje erbij....... langs Jacob's de sigarenboer waar ik Samsom met 'vloetjes' haal voor mijn vader, langs Scheel de visboer (later de patatzaak van Zwaneveld) ik zwaai naar de overkant naar Plonie Mastenbroek. En opeens word ik overvallen door allerlei namen uit die tijd, buren, overburen, vriendinnen van mijn moeder, en natuurlijk de groenteboer die we tante Siet noemden. (Vaag kan je haar in de deuropening zien staan op onderstaande foto die mijn moeder maakte terwijl wij een sneeuwpop aan het maken zijn). 

Ik merk dat ik geen oefeningen meer doe, maar naar het plafond staar. Dit is wat ouder worden is, denk ik: dat heldere terugdenken en herbeleven van jeugd, van schijnbaar onbelangrijke of nietszeggende momenten in je leven, die later juist zo belangrijk blijken. Maar dit is wat ik nu doe: oefeningen die me in staat stellen om elke dag in de tuin te kunnen werken, gezond te blijven zo lang als mogelijk is, en te blijven vliegen door de straten van vroeger, ook dat. Het zou van voortschrijdend inzicht getuigen als ik stopte met mopperen als ik aan mijn oefeningen begin, want er komt vast een tijd dat dat oefenen niet meer kan, maar ik denk dat het zo gaat: pas als je iets kwijt bent of niet meer kan, besef je hoe gelukkig je was toen je het had, of kon. 




Van links naar rechts: Hennie, Tineke, Plonie, Marijke. 
Op achtergrond links: tante Siet de groenteboer.
overigens: nergens een auto! 


vrijdag 12 februari 2021

Sneeuw.

 

Het vriest en de zon schijnt. Het is licht buiten, en soms zelfs oogverblindend. Een heel aangename afwisseling voor de saaie corona-dagen, -maanden die voorbij schuiven als één lange saaie dag. Het ontgaat me welke dag het is, welke maand, en ik vergeet zelfs de mensen waar ik mee omging. En zij mij. Appjes worden minder, er wordt niet gebeld. Vergeten is misschien het juiste woorden niet, het is net of je helemaal niks meer hebt te vertellen, en je weet: zij ook niet. Goddank is er een familie-app, dat scheelt een beetje, vooral als er filmpjes komen van zus haar kleinkinderen.   

Voordat dit winterse weer werd aangekondigd werkte ik sinds september vrijwel elke dag in de tuin. Het is een grote, voornamelijk natuurtuin, ooit aangeplant (een vijftien jaar geleden) en daarna weinig meer aan gedaan, behalve dan dat de paden werden gemaaid. Her en der zieke essen, kapot gewaaide wilgen, omgewaaide populieren, verwaarloosde fruitbomen en bessenstruiken, opschot van honderden berken die een paar centimeter van elkaar af vooral de randen van de vijver markeren, de drie statige treurwilgen zelfs deels verbergen omdat ze inmiddels een meter of acht, soms 12! zijn. Opschot dat andere bomen beschadigt met schuurplekken, etc. etc. Ik vond zelfs een heel groepje kronkelhazelaars dat ik nog nooit gezien had, compleet overwoekerd door "gewone" hazelaars of door beschadiging inmiddels meer rechte takken van onder de entplek dan dat er nog kronkel-takjes waren. Ik zaagde voor zover mogelijk zoveel mogelijk rechte takken eruit, hopend dat de stammen (inmiddels een meter of zes tot acht hoog) bij het vallen niet teveel zouden beschadigen. Dat gebeurde wel, maar het was niet anders. Kortom, het aanzicht van de tuin is behoorlijk veranderd. 

Niet alleen het aanzicht is veranderd, de tuin heeft een andere betekenis gekregen: hij wordt eigen. Waar ik eerst vooral de hand van de planters zag, zie ik nu de tuin een vorm krijgen die bij mij past: met veel stapels snoeihout die beschutting kunnen bieden aan marters, egels en vogels, meer ruimte voor de bomen, minder bramen en wilde rozen, minder gras, wel open plekken om vogels te voeren. Alsof de roodborstjes weten dat ze van mij weinig te vrezen hebben hielden ze me gezelschap. In de grond pikkend waar die door mijn werkzaamheden omgewoeld was. Elkaar wegjagend, ook dat. 

Toen kwam de sneeuw. Werken was onmogelijk maar ik kon wel rondlopen, kijken naar de veranderde tuin. De sneeuw maakte voor mij een zwart-wit tekening van mijn werk, liet zien waar ik het snoeihout nog moest opruimen, maar ook waar de mollen alweer hard aan het werk zijn, waar het ree had geslapen, de fazant had gelopen, de vos, de katten. Overal sporen in de sneeuw, zelfs van vleugels van opvliegende vogels. Ik bracht een vogelvoederhuisje naar de tuin, en hing potjes vet in de bomen, legde appels neer op een sneeuwvrij gemaakt plekje bij de voet van de boom.  

Regelmatig loop ik even door de tuin, zojuist weer. Niet helemaal tot achterin (want daar slapen soms de reeën en ik wil ze niet storen) maar tot daar waar ik nog net de bevroren vijver kan zien. De reiger liep er met grote stappen over het ijs, langs twee ganzen die als tuinbeelden op het ijs zaten te dutten. 




vrijdag 1 januari 2021

1 januari 2021. Familie bezoek ondanks Covid-19.

 

 Gisteren, nee, vannacht reden wij naar huis, ik met een net gekregen oud schilderij op schoot. Mijn vriend en ik waren een tien dagen in quarantaine geweest teneinde oud en nieuw bij zus te kunnen doorbrengen. Het was heerlijk, we vergaten Covid-19 even helemaal, al viel het woord corona uiteraard nu en dan wel. We bakten kniepertjes en oliebollen, kaartten en keken naar de (laatste) oudejaarsconference van Yoep van 't Hek. Oud en nieuw was bijna als voordat het virus de wereld plat legde. Bovendien hadden de honden geen doodsangst omdat er veel minder vuurwerk was afgestoken. Kortom, ik voelde me rijk. 


Ik kreeg van mijn zus voordat ik wegging een oud schilderij overhandigd. Mijn zus had een tijdje geleden een inmiddels hoogbejaarde tante bezocht en deze had mij dit schilderij toebedacht: het schilderij dat bij haar ouders, mijn opa en oma, altijd boven de deur had gehangen: een havengezicht, wat kleine boten, een zeeschip of twee, waarschijnlijk Rotterdam? Een onbekende schilder, staat er Verheul? Ik kan de handtekening niet goed lezen.  

Dit schilderij is, was getuige van m'n kind-zijn, van mijn complete familie, van de discussies tussen de mannen, de vele kinderen en kleinkinderen die zich op 1 januari of tijdens verjaardagen verzamelden in dat piepkleine huis aan de Utenhagestraat in Rotterdam. 
Het hing daar stilletjes, verzamelde de sigarettenrook in een gelige waas, verkleurde de vernis.  Ik bekeek het eens goed, de lijst was door een van de ooms voorzien van een lik witte verf, het doek was wat bobbelig, er was sprake van craquelé en even dacht ik: ik laat het opknappen, opspannen, schoonmaken.
Wegrijdend van het huis van mijn zus en zwager, met dit schilderij op schoot, in gedachten bij opa en oma, rijdend in de nacht door vanuit het niets opdoemende en weer verdwijnende mistflarden richting huis, dacht ik: nee, ik laat het niet opknappen, het is goed zo. 



Waalhaven zegt mijn ex-man. En ik denk dat hij gelijk heeft, gezien de verhalen ooit van mijn moeder dat zij als kinderen in de Waalhaven zwommen, bij Pier zeven.