donderdag 31 januari 2013

Een leeg huis.


Het is nog lang niet echt leeg, maar toch gaat het huis van mijn moeder leeg aanvoelen. Het voelde al vervelend aan toen ze naar het ziekenhuis moest, en nu voelt het nog veel triester aan.
Standaard was mijn begroeting bij het openen van de voordeur: een hoge 'joehoe', zodat ze niet zou schrikken. En dan klonk er ergens uit het huis een echo: een misschien nog hogere 'joehoe'. Dan wist ik meestal gelijk waar ze was, voor of achter, in de keuken of in de kamer.

Nu klinkt alleen de harde klap van de voordeur die ik achter me dicht sla. Ik stap langs de dozen die in de hal klaarstaan voor de rommelmarkt, de keuken in waar ik nog steeds een kat verwacht, maar die gelukkig inmiddels een heel goed thuis heeft gevonden bij onze lieve buren.
Soms doe ik het licht aan, en als het kil aanvoelt ook de kachel. De gordijnen doe ik open en dan kijk ik even rond wat ik zal doen.

Het opruimen en spullen wegdoen hoort er allemaal bij, bij het afscheid nemen. Maar het is moeilijker dan ik dacht. Ik dacht dat we de zwaarste tijd achter de rug hadden, de periode dat mijn moeder pijn had, en dat is natuurlijk ook zo. Maar er is nu een diep gemis voor in de plaats gekomen. Het is bijna niet voor te stellen dat iemand die je 60 jaar kent er niet meer is.
Continu denk ik: ik wil hierover met mijn vriendin praten. Maar die is er ook niet meer.
Gelukkig heb ik nog een vriendin, en heb ik nog veel meer vriendinnen gekregen die ik korter ken, maar me inmiddels ook heel lief zijn.

Om niet confuus te worden stel ik mezelf iedere dag een doel. Elke dag zoek ik iets uit, sorteer ik alvast iets. En eenmaal in de week komen mijn zussen en broer voor het grotere werk. Mijn zussen hebben een titanenklus op zich genomen door alle brei- en borduurspullen mee te nemen om uit te zoeken. Mijn broer buigt zich over de video's, de foto's.
Vandaag maak ik lades leeg die veel gebruikt werden door mijn moeder. Kousen, zakdoekjes, brillendoosjes (en brillen), portemonneetjes, reisspulletjes, kammetjes. Ook in dit kastje vind ik veel boekjes/agenda's/kladblokjes waarin ze schreef, net als een groot schrijfblok waarin ze een brief is begonnen naar haar kinderen die toen nog in het westen woonden (mijn vader leefde nog, dus de brief is zeker van vóór 1985). Ik leg alle notitieblokjes waarin door haar geschreven is in een krat die speciaal voor dat doel in de keuken staat. Hij is bijna vol.

Ik leg de brillen bij elkaar, de portemonneetjes, en ik pak een 'losbladige' agenda die bij een reis-etuitje (rolletje wc-papier, kammetje, spiegel, setje voor nagelverzorging, washandje) ligt. Die agenda had ik over het hoofd gezien.
Een foldertje valt eruit: ken uw bijbel.
Op de eerste pagina heeft ze haar naam ingevuld en haar adres. In geval van nood moet ik gebeld worden, onderaan het zelfde blaadje staat dat genoteerd.
De aantekeningen dateren van het jaar 2000 naar 2001, een van de laatste keren dat mijn moeder in Benidorm overwinterde. Mijn zus Marijke heeft mijn moeder naar haar vriendin Minke gebracht, vanuit  daar zouden Minke en ma naar Spanje vertrekken.
De blaadjes die gebruikt zijn voor december komen uit een heel andere, heel oude agenda: 1967 staat er boven, over het maandoverzichtje in de hoek zit een stickertje geplakt. Zo kon mijn moeder mooi die oude blaadjes gebruiken.

Op 15e december 2000 zijn ze met de bus vanuit Heerenveen naar Spanje vertrokken, lees ik, en onderweg werd mijn moeder ziek. Erge buikpijn schrijft ze, en 'gelukkig zette het niet door'.
De 16e december kwamen ze aan in de flat (Moby Dick), ma ging douchen en daarna gingen ze de noodzakelijke boodschapjes halen.
De 17e december vermeldt mijn moeder dat ze weer ziek is. Er wordt een tv'tje gebracht door het hotel, maar dat gebruiken ze niet en ze zetten het ergens weg. Vrienden komen langs, Geert en Patrick. En later in de week wordt mijn moeder weer ziek.

De afvoer van de wasmachine is verstopt en zet de flat onder water, waar 'mannetjes' voor langskomen.
Ze schrijft dat ik haar gebeld heb, en dat ze mij telkens vergeet .... en dan is er een hiaat en wordt er met een andere pen verder geschreven: een leuke brief van Johanna.
Een lijst met opsommingen van winkels volgt, uiteraard wordt daarin de Belgische bakker genoemd, en  de todo.
En: 'Zaterdag, Tine moest weer eerst bellen, sufferd, vergeet het toch niet aldoor!'
Volgens mij was de afspraak dat ze me vanuit Spanje met haar nieuwe mobieltje zou bellen. Niet gelukt dus.
Inmiddels wordt het kerst.

De wandelingen worden zo te zien steeds langer, ze schuimen over de markten op zoek naar achtergebleven dingen (ze vonden o.a. diverse poppen, tafellakens, sinaasappels). Een soort jutten maar dan zonder strand.
Het strand zochten ze ook vaak op, ze liepen naar 'het eind' en gingen door 'de kalverstraat (toeristisch straatje) weer terug. Moe waren ze toen ze thuis kwamen, van alle hellinkjes die ze hadden moeten nemen.

Content verhaalt mijn moeder over de opgeknapte flat, de nieuwe keukenuitrusting. Soms staat er wat er gekookt werd: 'mijn beurt om te koken, vlees gebraden, pudding gekookt'.
Ze liepen gezamenlijk elke zondag naar de Spaanse Koninkrijkszaal van de Jehovah's Getuigen, en waren doodmoe als ze dan weer thuis waren.

Een enkele keer haalden ze chinees, en soms vergaten ze water te kopen. Een wandeling door de droge bedding (waar als het regent het water in kolkt maar waar meestal alleen maar zwerfkatten, stof en afval te vinden is). Ze vinden er ook 215 peseta's.
Ze ontmoeten een man, hij heet Van Ee, hij is dankbaar dat Minke en ma hem helpen (staat niet vermeld maar vertelde ze) en hij neemt ze mee uit eten.
Post komt, twee brieven van zus Hennie, eentje van mij.
Op een dag halen ze zoveel water en boodschappen dat ze uitgeput zijn en 's middags gaan slapen. Dat bevalt mijn moeder helemaal niet, ze schrijft: dat is me net als altijd slecht bekomen. Ik moet niet in slaap vallen overdag!

Ze missen een optocht en ontmoeten kennissen, Carla en Ina waarmee ze een tijd praten.
Dan komt mijn zus Hennie in Spanje aan (blijft een weekje) en met haar gaan ze een eind lopen (via de droge sloot).
Soms zitten ze gewoon een daagje 'aan het muurtje bij het strand', een andere dag lopen ze naar Albiers en gaan met de bus terug, 'tot Patricia'.
Op woensdag ziet ze gordijnen voor 800 peseta per meter.
Ze lopen 'naar het kruis' en helaas is er geen post op de 11e januari en ook niet op de 12e.
De 13e stapt mijn zus Hennie weer op de bus naar huis.
De 14e valt ze als ze door de droge sloot richting markt wandelt. Ze koopt op de markt de tegeltjes met het nummer 22, haar huisnummer.
Weer geen post op de 15e.
De 16e koopt ze olifantjes, voor Hennie en voor Marijke. Dan komt ook eindelijk de post, een hele stapel van zo'n 10 cm.

Op de zigeunermarkt wordt een sportjack gekocht (ook dat legde ik eergisteren bij de kringloopspullen), en daarna liepen ze naar het strand. Bij thuiskomst was er weer post. Het was die dag (de 17e januari) het mooiste weer van de wereld, net als de dag daarop.
Dan stokt de post weer dagenlang, en op zaterdag lopen ze weer naar de Koninkrijkszaal. Geen vermelding van vermoeidheid ditmaal en de zondag erna koopt ma gordijnen op de markt (gordijnen die ik waarschijnlijk van de week ook bij de kringloopspullen heb gelegd).

Ze ontvangt de 22ste een brief van mij. De dag erna vindt ze in een van haar schriftjes 200 gulden die ze daar zelf ingestopt had maar vergeten was. Daarvan betaalt ze geleend geld aan Minke terug.
Minke wordt de 24e ziek en ma is op zichzelf aangewezen. Ze moet alleen naar het postkantoor en de supermarkt. Ze vindt op de markt een zak met wol en 25 peseta's, en een lap stof voor kussens.
Daarna houdt het verslag op, tot nog een paar aantekeningen dat ze weer op de bus gaan en de volgende dag, op 28 januari staat er 'thuis'.

Ik blader nog wat in het boekje dat verder leeg blijkt, denkend hoe fijn het was dat mijn moeder zo'n zestien jaar lang samen met Minke gedurende de winter in Spanje zat. Ik vind nog een vel met stickertjes waarop bijtjes en soms een vlindertje staan. Gedroogde bloemetjes vallen uit de agenda op de grond. Een ooit wit kelkje, en een paarsig klein margrietje.

Zes weken van mijn moeder in een notendop. Zes weken van de bijna 90 jaar.
Het boekje deed ik dicht en stak het in mijn zak, de rest van de spulletjes die nog in de la lagen ruimde ik op.
Ik had het koud gekregen en trok een van mijn moeders truien uit de kast, deed hem aan. Toen pakte ik mijn sleutels, deed mijn jas aan, en sloeg de deur met die harde doodse klap achter me dicht.




woensdag 30 januari 2013

Niets meer aan doen.


Het is vreselijk weer. De regen slaat tegen de ramen, de wind schuurt en rammelt aan de dakpannen. Het is bijna half negen 's morgens, de lichten zijn aan en zojuist zette ik de BBC aan voor het nieuws en voor tegendruk voor zowel mijn sombere gemoed als het donker buiten. Een jonge vrouw met een pauwblauwe jurk komt in beeld. De weerkaart achter haar belooft niet veel goeds, het enige plekje waar een belofte van zon glanst, is in het haar van de weervrouw, voor de rest ziet het er sombertjes uit (gale winds from the west ....)

Veel digitale pijlen benadrukken het stormgeweld, komen vanaf het westen vanaf de Atlantische Oceaan, om met rap tempo over Ierland, Engeland, de Noordzee en dan over Nederland te schieten. Het ziet er niet goed uit voor vandaag. Weer om een erfenis te verdelen, zeiden ma en ik dan tegen elkaar. Een opmerking die nu zowel gepast als heel ongepast zou zijn.

Het is in de winter dat de meeste oude mensen het leven loslaten, begreep ik van de begrafenisonderneemster die kortgeleden de uitvaart verzorgde van mijn moeder. Gisterenmorgen sprak ik even met haar, ze hoestte en nieste en was wat schor, een gevolg van de vele in koud weer gedane begrafenissen de laatste tijd. Ik wenste haar beterschap en ging naar mijn klasje.

Het is een groepje van zo'n vijftien mensen, allemaal pensioengerechtigd, nee, toch niet, bijna allemaal. Ze komen eenmaal in de week met hun tas of kar vol schilderspullen naar een gebouwtje toe dat de vereniging jaren geleden voor een symbolisch bedrag van de gemeente heeft gekocht met als doel een hobbyclub te huisvesten. Dat is heel goed gelukt. Het is een gezonde vereniging en er wordt van alles georganiseerd.

Een van de mannen die komt schilderen is hoogbejaard. 85 jaar inmiddels. Willem. Hij schildert bijna altijd paarden of landschappen. Vorige week sjouwde hij een nieuwe zelfgebouwde schilderkist mee. Hij maakt alles zelf zou ik bijna zeggen, hij heeft zelfs een boot die hij zelfgebouwd heeft, maar vanwege Willem's ouderdom ligt de boot nu te koop. Maar laat ik niet afdwalen. Ik vind Willem leuk en maak altijd even een praatje met hem.
Hij heeft ogen die zelfs op deze leeftijd nog zo blauw zijn dat ik begrijp dat in die ogen veel vrouwen bewonderend hebben gekeken. Komt nog bij dat hij lang en sterk is, brede schouders, sterke armen en handen, al ligt de huid nu dun en vlekkerig over die handen, de nagels niet zelden blauw door ongelukjes tijdens het knutselen.

'Ha Willem, hoe gaat het'? Mwoah, bromt hij terug, terwijl hij wat rommelt met zijn spulletjes.
Je hebt een nieuwe schilderkist, merk ik op.
Hij veert overeind, zegt: 'je bent de eerste die het ziet. Niemand (en hij zwaait zijn arm in de rondte in de richting van de anderen hobbyschilders die aan tafeltjes zitten te zwoegen of te kletsen), niemand heeft het gezien. Jij bent de eerste'. Hij kijkt me met die blauwe ogen zowel blij als verbaasd aan.
Het gesprek leidt al snel naar zijn gezondheid, hij voelt zich niet zo goed vandaag, zijn hand tikt even op zijn borst. Drie maal al hebben ze zijn hart gedefibrilleerd, de laatste maal vier maal met van 'die strijkijzers'.
'Jeetje Willem' weet ik alleen maar uit te brengen. Ik weet dat hij een oudere broer heeft verloren, een jaar of wat terug en wat later komt die broer ter sprake.
Willem vertelt dat hij, ondanks dat zijn broer zes jaar ouder was, veel met hem optrok.
Paarden waren essentieel voor veel bedrijven, iedereen had ze, maar Willem was als de dood voor paarden. Even sta ik in gedachten in een boerenschuur, ik hoor het stampen van het onwillige zware paard, ik zie de Groningse mannen en de zesjarige Willem.
Groningers zijn over het algemeen mannen die niet voor een gat te vangen zijn maar dit paard was 'eigenzinnig'. Ik hoor het zenuwachtige lachen van de mannen als Willem maakt dat hij wegkomt. Het is warm in de schuur en het ruikt naar paardenmest en stro. Dan komt de zo'n achttienjarige buurjongen binnen, die is goed met paarden, streelt het onrustige dier over zijn hals en even later staat het paard voor de kar, stapt, de flanken wat zweterig van de spanning, naar voren, voelt dat hij niet verder kan. Werpt zich dan op aandringen van de buurjongen naar voren in het tuig en de kar komt in beweging. Ratelend rijdt de kar door de deur het zonlicht in, de paardenhoeven hard kloppend op de keien.

Willem stopt met vertellen, staart even in het niets, zegt dan dat hij altijd in de armen van zijn broer sliep. Het was vroeger niet ongewoon om een bed te delen, en Willem voelde zich niet alleen geborgen, maar hield erg veel van zijn broer. Tot de dood hen scheidde. Dan zegt Willem: als ik me niet goed voel dan praat ik met mijn broer, zeg ik: ik kom er snel aan!
Ik kijk naar Willem en zie dat tranen zijn ogen hebben gevuld. Bol staat het water in de rand, als een te vol geschonken borrel die ieder moment kan overlopen.
Ondertussen staan we arm in arm, merk ik. Onder mijn hand voel ik de sterke arm, en het harde bonkige mannenlijf, gehuld in een stugge blauwe overjas. Ik wacht even, knijp in zijn arm en zeg: hoe staat het met je schilderij?
Hij vermant zich, glimlacht naar me en zet zijn schilderij op de schilderkist. Willem schildert altijd vanaf foto's, en de opzet maakt hij door bijvoorbeeld de omtrekken van het plaatje met carbonpapier over te trekken. De vorige begeleider van dit klasje vond dat maar niks, maar ik vind het prima. Wat men maar fijn vind om te doen, moeten ze doen. Als ze maar plezier hebben en blij zijn met het resultaat.

Gisteren zette Willem in een rap tempo en in grove lijnen twee paarden op het schilderdoek, de carbonlijnen goed volgend. Wat later loop ik achter langs hem en zie het verbluffende resultaat: 'niets meer aan doen' roep ik vrijwel continu tegen iedereen, want niemand, echt niemand weet op tijd te stoppen. Dus ook ditmaal roep ik dit tegen Willem, die me verbaasd aankijkt, want hij is nog maar net begonnen.
Ik hou het doek op een afstandje en zeg: zie je Willem dat het niet veel meer nodig heeft?
Hij lacht en schudt zijn hoofd over mijn domheid, wijst op het voorbeeld: zo moet het worden.
Zegt nadrukkelijk tegen me: jaja, het lijkt al ergens op, maar ZO moet het worden.
'Maar kijk dan toch', probeer ik nog eenmaal: 'doe alleen nog wat 'snels' aan de ogen en de mond en laat het eens zo'.
Nee, beslist Willem. Ik besef, hij heeft gelijk, het is zijn schilderij. En ik wandel naar de volgende schilder in de dop.








woensdag 23 januari 2013

Maanlicht op sneeuw.


Twee foto's voor de mensen die geen hond hebben. Zo ziet het er 's nachts uit, als het tenminste winter is. En gesneeuwd heeft. En er volle maan is.
Het was windstil, en de maan zorgde voor een mysterieus licht in de verte. Op het veld. Zie je het? Dichtbij leek het of er duizenden diamanten in de sneeuw lagen. Ja, ik weet het, het is een slechte foto, het was in het echt wel duizend keer mooier.
Rond de maan zat een gekleurde kring. PRachtig.

Deze mooie uitspattingen van de natuur waren de dingen die ik mijn moeder graag vertelde. Soms, maar dat is al even geleden, zei ik: je moet echt even mee komen naar buiten, het is zo mooi. In de arm even door de sneeuw lopend, of naar de bomen lopend die door de bliksem getroffen waren.
Zo merkte ik ook op een mooie zomernacht dat mijn moeder voor een bepaalde toonhoogte doof was, want de krekels hoorde ze niet. Ze kon het bijna niet geloven dat ik haar voor een krekelconcert zo laat op de avond naar buiten had gehaald, ze hoorde niks!
Het heeft nog lang geduurd voordat ze me geloofde dat de krekels zoveel lawaai maakten.







Het gedicht dat voorgelezen werd bij mijn moeders begrafenis:

Huil niet aan mijn graf

Ik ben niet daar, ik slaap niet
ik ben de winden die waaien
ik ben de diamanten glinstering in de sneeuw
ik ben het zonlicht op rijpend graan
ik ben de zachte herfstregen
Als je wakker wordt in de stille morgen
hoor je mij in opstijgende vogelvleugels
stil cirkelend in de lucht
Ik ben de ster die zacht schijnt in de nacht
dus huil niet bij mijn graf
ik ben niet daar, ik ben niet dood. 


zaterdag 19 januari 2013

Zaterdag.


Opeens is het zaterdag. We zijn in de Ardennen, Peet en ik, bij onze vrienden. Het is koud en er ligt sneeuw. Oud en voorzien van dikke muren staat het typisch Ardeense huis grijs en stevig als een fort in het witte landschap. Aan de ene kant strekt de vallei zich als een opbollend laken in de wind uit, aan de andere kant slingert een smalle weg zich omhoog naar het naaldbos.
Vogels zitten in het voor het huis sneeuwvrij gemaakte stukje gras te zoeken naar broodkruimels, krenten en zaden die voor hen gestrooid werden. De buizerd zit dik en wat dichterbij dan normaal in een boom naar het gewroet van de vogels te kijken. Even later laat hij zich uit de boom vallen en vliegt weg.

De vorige keer dat ik hier was had ik nog een moeder, en mijn vriendin Marrie leefde nog. Mijn vriendin las graag mijn blog, omdat ze er zelf niet meer op uit kon, en omdat ze tussen de letters door kon lezen hoe het met me ging. Wat een ongekende rijkdom was het dat ik haar ooit heb leren kennen, en dat we zoveel met elkaar hebben meegemaakt.

Mijn moeder las mijn blog niet vaak. Liever hoorde ze alles. Als ik terugkwam van een uitstapje zoals dit vertelde ik mijn moeder uitgebreid wat we allemaal gezien of gedaan hadden. Ditmaal zou ik haar verteld hebben dat we een groot hert zagen dat vanuit de berm snel wegstapte het bos in toen wij donderdagavond hier aankwamen. We waren moe van de lange rit maar nog wakker genoeg om hem te zien. Schimmig en door de nacht gecamoufleerd zagen we hem eerst niet, tot hij wegsprong, goddank de goeie kant op anders hadden wij hem niet meer kunnen ontwijken. Groot was het dier, imposant.
Ik zou ma ook verteld hebben over de vos. Gisteravond hoorde ik iets schreeuwen en ik stapte het bed uit, deed het raam open en hoorde hem vlak onder het raam 'blaffen'. Maar hij hoorde mij ook het raam open doen, en hield zich verder stil.
En vandaag zagen we bij het wandelen een hele groep wilde zwijnen het pad oversteken. Diverse grote zwijnen en een heel stel 'jonkies'. Als ik het mijn moeder verteld had zou ze direct gezegd hebben: weet je nog ..... dat pa Henkie, toen zo'n vier jaar oud?, in de boom zette toen we werden aangevallen door dat zwijn dat heel kleine jonkies bij zich had?
Zij kan het niet meer vertellen, maar het ging ongeveer zo: onze hond blafte en vloog op de zwijnen af, en pa pakte Henk op, maaide met een tas, allemaal consternatie. Opeens hoorden we een knal, een boswachter gooide een rotje waarop de dieren wegrenden en wij kregen een reprimande dat we daar (toevallig ook in de Ardennen) in het bos, in wilde-zwijnen-gebied liepen. Want wilde zwijnen kunnen bloedlink zijn.
Tja.

Mijn moeder is er niet meer, dus vertellen zal ik het haar niet meer. Was het pas afgelopen maandag dat we haar naar haar laatste rustplaats brachten? Ik kan het niet geloven. Alle begrip voor tijd ben ik de afgelopen maanden verloren. Het schijnt bijvoorbeeld ook kerst te zijn geweest, en oud en nieuw. Mama. Ergens voelt het alsof ze er nog is, alsof ik straks bij thuiskomst weer gewoon met haar zal ontbijten, zal bijkletsen. Je kan niet zestig jaar lang zo veel met elkaar delen en dan opeens niet meer. Dus praat ik in gedachten gewoon door, en hoor ik ma terug praten. Ongeduldig soms, omdat ik mijn feiten soms door elkaar hussel.

Straks, als de dagen weer 'gewoon' worden, weet ik dat ik Mar ga missen. Ik mis haar nu nog niet, want het voelt of ze er altijd is, zelfs continu bij me is. Ik hoop dat dat zo blijft, dat ik zal blijven voelen dat ze bij me is.

Ondertussen gaan de dagen voorbij, en de nachten brengen niet veel rust. Lang lig ik 's nachts nog wakker, of ik verkeer in een sluimergebied waar schaduwen me vergezellen, tegen me praten, maar op een afstandje blijven. Het maakt me onrustig, want ik versta ze niet. Eenmaal zag ik een man en vrouw elkaar kussen. Blij. Gelukkig. Ik wist wie ze waren, maar ik wist ook dat ik het niemand mag vertellen: Ssssst, dit is alleen voor jou, vertel het niemand.
Dus ik vertel verder niets.

De ochtenden dienen zich aan in het stikdonker, altijd rond vier, vijf uur. Blijven liggen, hooguit even gaan plassen, en dan weer rustig in bed gaan liggen zonder nijdig te worden over de te korte nacht is belangrijk. Al slaap je niet, je rust toch.
Dat geldt ook hier in de Ardennen. Waar de vos 's nachts blaft en de sneeuw de nacht vriendelijker maakt, het dekbed me warm omhult en ik me veilig en geborgen weet in het huis van mijn vrienden.






donderdag 17 januari 2013

Polsbandje.


Er lag vandaag een briefje in de brievenbus bij mijn moeders huis. Een monteur van de personenalarmering was langs geweest omdat we, in plaats van een alarmeringsknop die om de hals gedragen moet worden, op 3 december vorig jaar een alarmeringsbandje voor de pols hadden aangevraagd.

Op het handgeschreven briefje stond: het alarmeringsapparaat dat u in gebruik heeft is een ouder type en werkt waarschijnlijk niet goed samen met een polsbandje, wellicht kunt u een nieuw apparaat aanvragen. Belt u daarvoor alstublieft ......

Het bericht dat mijn moeder overleden is is dus nog steeds niet aangekomen.

woensdag 16 januari 2013

Trage hulp.


Goedemorgen mevrouw, spreek ik met Personenalarmering? Ja? U spreekt met Tineke. Ik ben mantelzorgster, mijn moeder is echter overleden. Vorige week heb ik een van uw medewerkers aan de telefoon gehad over het alarmeringstoestel dat wij van u in bruikleen hebben, een telefoon en een 'halsbandje'. Het toestel zou gisteren opgehaald worden en dat is niet gebeurd. Ik heb dus de godganse dag voor niets zitten wachten. Ja, ik wacht even.
......
Wat zegt u? Moet ik het toestel zelf ergens inleveren, nou zeg, waarom zeggen ze dan dat het gisteren zou worden opgehaald? Ja, ik wacht weer even.
......
Wilt u nu even wachten? Dan pak ik een pen.
Zegt u het maar ....... Veenlustpassage nummer 20, en daar kan ik het toestel inleveren? Goed. Maar nogmaals, ik vind het niet leuk dat ik de hele dag heb zitten wachten. Ik heb - het wachten moe - aan het einde van de dag, om half vijf, naar iemand van personenalarmering gebeld en heb gezegd dat ik naar huis wilde, en toen werd me op het hart gedrukt dat ik moest blijven wachten, dat het toestel echt nog opgehaald zou worden omdat 'de monteur' die het toestel op zou halen nog tot laat werkte. Rond vijven werd ik notabene door diezelfde medewerkster teruggebeld. Ze had contact opgenomen met de monteur en deze had gezegd dat het niet ging om het ophalen van een toestel, maar dat het halsbandje omgewisseld zou worden door een polsbandje (dat hadden we inderdaad op 3 december vorig jaar verzocht). Toen gaf ze me een ander telefoonnummer, en daardoor heb ik nu u aan de telefoon.
......
Ja, dat is inderdaad te laat. Om over het brengen van een polsbandje te spreken terwijl mijn moeder al overleden is, is inderdaad voor mij niet leuk.
.....
Ik begrijp dat het u spijt.
.....
Nee, er is nu niks meer aan te doen.
.....
Inderdaad, dit soort communicatiefouten is niet leuk op dit soort dagen. Eerlijk gezegd, er zijn de afgelopen maanden zoveel dingen fout gegaan dat ik het idee heb om er een boekje over te schrijven.
.....
Goed dat u gaat uitzoeken wie er verantwoordelijk voor is, het klinkt of u er ook van baalt.
......
U heeft zelf ook uw moeder verloren? En u bent begrafenisonderneemster geweest?
......
U heeft gelijk, tijd nemen om te rouwen is belangrijk. Ja.
......
Ja, als al het geregel achter de rug is ...... wat zegt u? ..... Nee, ik zal proberen aan mezelf te denken. Dank u wel.

Kortom, de medewerkster baalde als een stekker van het misverstand en ontpopte zich als een meelevend mens, gaf allerlei goedbedoelde adviezen. Ondertussen staat hier een alarmeringstoestel in de gang en ik moet het zelf weg gaan brengen. Maar het had geen haast, had de vriendelijke medewerkster me nog op het hart gedrukt.

Even later jengelt mijn mobiele telefoon het irritante deuntje dat ik na deze rotmaanden bijna niet meer kan verdragen. Een onbekend nummer zie ik in het scherm staan. Ik neem op en een gejaagde vrouwenstem zegt: met Annie Mulleken, begrafenisonderneemster, ik heb uw voicemailbericht gehoord, uw moeder is overleden.

Ik val even stil, het zal toch niet waar zijn dat ze nu pas ...... na zoveel tijd, reageert op mijn telefoontje?
Hallo? zegt ze.
Dan zeg ik: het klopt, mijn moeder is overleden, op 9 januari, dus u belt rijkelijk laat terug.

Ze schrikt, zegt dan: dan is er iets mis met mijn voicemail of email ..... ze stamelt nog wat, zegt dan: 'neem me niet kwalijk' en hangt op.

Natuurlijk ga ik het niet doen, maar zou ik een boek overwogen hebben waarin alle misstanden vermeld zouden worden, en alle communicatiefouten, om nog maar niet te spreken over het tevergeefs soebatten om hulp/ziekenhuisopname bij zowel huisarts als specialist, waardoor mijn moeder meer pijn en ellende te verdragen heeft gekregen dan had gehoeven, dan zou het vermelden van dit laatste telefoontje een illustrerende afsluiting zijn geweest.


dinsdag 8 januari 2013

De geest moet waaien.


Dinsdag 8 januari 02.27 uur.

De geest moet waaien, staat op een briefje bij mijn vriendin Simone thuis. Het schiet me te binnen als ik, liggend op mijn 'veldbed', de frisse lucht voel die binnenkomt omdat mijn broer telkens even het raam op een kier zet.
We waken om beurten, mijn broer Henk en ik. De verpleegkundigen komen binnen, ze voelen ma's pols, kijken of ze verschoond moet worden en geven haar weer een dosis slaapmiddel. Henk en ik kijken beiden even mee, dan loop ik door het inmiddels stille verzorgingstehuis, door de ruime hal, naar het bezoekerstoilet.  Hier en daar staan deuren open van slaapkamers, hier en daar klinkt gesnurk. Ik open en sluit de deuren zo zacht mogelijk. Vannacht is het een stuk stiller dan eerdere nachten.

Het duurt lang voordat Henk op zijn veldbed gaat liggen, hij is over zijn slaap heen, en pas om 3.13 hoor ik dat hij heel eventjes slaapt.

Op het bed bij het raam ademt mijn moeder zwaar, onder invloed van de morfine en de slaapmiddelen die zij om de twee uur krijgt toegediend. Haar geest is nog hier, al voelt het ook alsof we onze moeder al kwijt zijn.
Alleen de nachtverlichting brandt, zacht. Het bijna-kaarslicht valt over mijn moeders gladde voorhoofd. Geen frons of knijpende ogen gelukkig, want dat zou duiden op pijn, vertelden diverse verpleegkundigen en de arts ons vandaag.
Mijn moeder heeft een mooi glad gezicht, haar fraaie profiel staat scherp afgetekend tegen de gordijnen. De schaduw valt op haar magere wangen.
Af en toe druk ik een kus op haar wang of voorhoofd, verbaasd over haar schoonheid, haar gladde gezicht. Ze ziet er opeens heel jong uit, ondanks dat ze bijna 90 jaar heeft volgemaakt. Oud en jong tegelijk.

Allerlei gedachten komen langs, vooral als ik naar haar handen kijk die on-moeders mager, smal en rechts licht gebald naast haar liggen. Uiteraard denk ik aan mijn vriendin Marrie die nog maar kort geleden in een hospice afscheid nam van het leven, de overeenkomsten zijn groot. 
Maar vooral denk ik telkens aan wat voor moeder ze voor ons was. Mijn eerste woord dat te binnen schiet: leuk. Tweede woord: opgewekt. Derde: stabiel. Een leuke zelfstandige en eigenzinnige moeder.
We hebben, sinds ik zo'n dertien, veertien jaar geleden in Groningen ben komen wonen, veel met elkaar opgetrokken. We hebben ontelbare kilometers rondgereden, gewandeld, over het water gestaard, naar de ontwakende lente of de herfstkleuren gekeken, bomen dik in het rijp gefotografeerd en honderden kopjes koffie en thee gedronken, stapels pannenkoeken en visjes gegeten. Bijna altijd samen ontbeten, geluncht. Gewinkeld. Of  bij warm weer uren in de tuin onder de parasol gezeten, ook dat. 
Als kind kon ik al aan haar rokken gekleefd zitten. Een anekdote is dat ze, in de keuken staand en snotverkouden liedjes voor ons zong. Ik drong er op aan dat ze doorging en ze zei: ik moet even ademhalen hoor. Waarop ik haar hand greep en zei: dan ga ik mee. 

Haar handen vertellen dat ze van het fijne werk was. Kleren naaien of breien vroeger, later heel veel borduren. Mijn moeder had een broertje dood aan huishoudelijk werk, maar vond het prima om voor ons, voor mijn vader of voor haarzelf wekenlang aan truien te breien, of, zoals ze nog net deed voordat ze ziek werd, om voor mijn favoriete (door haar) gebreide sokken nieuwe tenen en zolen te breien.
Dat brei-talent erfde ze van haar moeder, die ook uitgetekend kon worden aan tafel met een kopje thee, handwerkend, breiend.

Jaren geleden heb ik mijn moeder al geprezen voor haar tomeloze inzet om voor ons en haarzelf een beter leven te creëeren door te vechten voor een huis in een groenere omgeving, Zo zette ze een twaalftal advertenties voor huizenruil, om betere huisvesting te krijgen. En daarvoor nog, toen het verhuizen van de Katendrechtse Lagedijk nog onmogelijk leek, naaide ze talloze blouses en jurken om een vakantiehuisje in Oostvoorne te kunnen overnemen, ondanks dat ze toen nog geen auto hadden om er naar toe te rijden. Fietsen met drie kinderen en bagage van Rotterdam naar Oostvoorne was nimmer een belemmering. (Planjé heette die winkel waarvoor ze die kleren naaide, dacht ik. Ook dat schiet door mijn hoofd, telkens weer, dat ik vanaf vandaag niets meer aan haar kan vragen. Dat deed ik mijn leven lang. Mijn moeder had een heel goed geheugen en ze wist veel. Ze vertelde regelmatig over haar jeugd, of over de vakanties die we hadden, of over wat dan ook.)

Die jurken en blouses die ze voor betaling naaide maakte ze van een vormeloos patroon dat haar door Planjé ter hand was gesteld. Aan maten werd niet gedaan, een maatje groter moest gewoon wat ruimer om de naden heen geknipt, wat volgens mijn moeder onmogelijk is. "Vormeloos" was het woord dat ze ervoor gebruikte. Ze naaide ze toch, want ze kreeg voor een gemaakte blouse bijvoorbeeld 1,95 en als er mouwen aanzaten 2,50. De exacte vergoeding weet ik niet meer, maar zoiets was het.
Het geld dat ze hiermee verdiende zette ze apart om mijn oom af te betalen van wie ze het door hem zelf getimmerde vakantiehuisje kocht. Mijn vader, die dat hele huisjesplan in eerste instantie niet zag zitten, zag haar volharding en begon mee te sparen, waardoor het einddoel, 2000 gulden, veel eerder in beeld kwam.
Zo'n moeder dus. Eentie die niet thuis wilde poetsen en schoonmaken, maar er opuit wilde, haar hele leven lang.

Nu zit ik naast haar, in het duister, te wachten op haar laatste ademtocht, wat heel onwerkelijk is. Wat zullen we onze gezellige bijdehante moeder missen. Maar het is op, het is niet anders. En ditmaal kunnen we echt niet met haar mee. Van ons mag ze gaan, er op uit, de geest moet waaien. 

zaterdag 5 januari 2013

Vreemd genoeg een mooie dag.


De laatste weken zijn heel moeilijke geweest, zoals je dat goddank maar zelden in je leven meemaakt. Mijn moeder is haar laatste levensfase ingegaan en mijn vriendin Marrie is gestorven, gisteren begraven.
Het zijn gebeurtenissen in je leven waar je je ook niet op kunt voorbereiden. Hoewel .... ik twijfel of ik het op moet schrijven, want misschien word ik niet begrepen. Aan de andere kant, een ieder mag vinden wat hij vindt.

Donderdagavond, de dag voor de begrafenis las ik voor het slapen gaan in een boekje dat ik te leen heb gekregen van een vriendin met wie ik eigenlijk dit jaar in januari naar India zou gaan. We zouden daar wijze lessen leren, diverse meditatie-workshops volgen. Is wegens omstandigheden niet doorgegaan. Het boekje heet Final Talks - Annamalai Swami.

Het boekje viel open op een willekeurige pagina en ik begon zomaar ergens te lezen, het maakt namelijk niet uit waar je begint. Het zijn vragen van mensen die opgetekend zijn tijdens de laatste lessen die Annamalai in zijn leven gaf, en zijn antwoorden. Om de vragen en antwoorden die ik las, nu exact te verwoorden, liet ik zojuist weer het boekje openvallen, en nog eens, en nog eens, maar ik kan niet meer terugvinden wat ik die donderdagavond las.

De vragen weet ik niet meer, maar wel de antwoorden. Er stond namelijk dat je jezelf, net zoals je dat met een radio kunt doen, af kunt stellen op diverse frequenties. Je kunt je instellen op negatieve signalen uit je omgeving, of positieve. Wel iets wat je moet leren/kunnen, dacht ik. Vanuit mijn tai chi-achtergrond weet ik dat je jezelf kunt afsluiten voor al te veel signalen uit je omgeving waardoor je kan voorkomen dat je wordt overspoeld door emoties, en dat je je kunt 'wapenen' door wat oefeningen te doen die je eigen energieveld versterken. Dus de woorden die ik las over dat 'afstemmen' leken me niet onlogisch.

Het andere antwoord ging over zien wat je wilt zien. Als je een touw op de grond ziet liggen en je ervan schrikt omdat je denkt dat het een slang is, ervaar je het ook als een slang, is je angst net zo groot voor dat touw als voor een slang. Vind ik ook logisch. Misschien lijkt het een beetje op ons spreekwoord: de mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest .... Of, zoals vriendin Simone en ik wel zeggen: een haai in je badwater voelen. Niks aan de hand, integendeel, en toch overal beren zien.
Het boekje sloeg ik dicht maar ik lag nog een aardige tijd naar het plafond te staren.

Wij moesten gisteren vroeg opstaan om op tijd voor de plechtigheid aanwezig te zijn. Ik sliep onrustig, stond op voordat de wekker afliep en liet het bad vollopen (geen haai te zien). Daar lag ik een tijdje na te denken, er was me namelijk gevraagd om tijdens de begrafenisplechtigheid mijn eerdere blogbericht over mijn vriendin Marrie voor te lezen. Ik had gezegd dat ik het die ochtend zou laten weten of ik dat zou doen, zou kunnen, maar ik was erg onzeker. En niet alleen omdat de kapster mijn haar te kort had geknipt. Ik hoor bij de mensen die altijd knap van streek zijn tijdens begrafenissen, laat staan tijdens Marries begrafenis.
De kleren die ik de dag ervoor had klaargelegd liet ik liggen. Ik zocht wat anders uit, deed wel de ketting met de halve gulden om die ik heel lang geleden van mijn moeder heb gekregen (waar een verhaal aan vast zit) en speldde de broche op die ik ongeveer een jaar geleden van Marrie heb gekregen.

We reden om half acht weg. Peet stuurde de auto door het met tegenzin ontwakende land en ik sloot mijn ogen maar sliep niet. Zo zat ik ruim een uur mezelf voor te houden dat ik niets moest, ik kon nog altijd 'nee' zeggen. Ik las en herlas (ook hardop) mijn tekst, belde om negen uur dat ik het zou oplezen tijdens de plechtigheid. En vanaf dat moment werd mijn al dagen bonkende hart rustig.
Dat zou zo blijven gedurende de hele dag. Niet alleen bleef ik doodkalm, ik werd gewichtloos. Er waren een paar momenten waarop ik voelde dat ik van mijn apropos kon raken. Mensen met groot verdriet zien laat me nooit onberoerd, en ook het moment dat opeens mijn andere hartsvriendin voor mijn neus stond was zo mooi, dat ik bijna barstte.

Mijn golflengte stond goed afgesteld, ik werd telkens weer direct kalm. Het leek of ik alleen maar liefde kon voelen, zo kan ik het nog het beste omschrijven. Ik voelde om mijn mond continu een glimlachje en ik kon het niet helpen, ik voelde me bijna blij. Nooit heb ik de energie van een overleden persoon gevoeld, nu leek het alsof ik gedragen werd, het was of ik liefde in- en uitademde. Anders kan ik het niet verwoorden. Mar was als een wolk om ons heen.

Later, zittend op de thee bij Peet's moeder, ontdekte ik dat ik Marrie's broche verloren had. En zelfs dat bracht me niet van mijn stuk. Mijn hand op de plek waar hij had gezeten vertelde ik het aan Peet en zijn moeder. Peter ging direct weg, kijken of ik de broche in de auto verloren had. Peet's moeder kwam naast me zitten, ontdaan door de ontdekking.
Opeens lachte ik en zei: dat zou bizar zijn, op de dag dat Mar begraven is haar broche verliezen. Alsof ik mijn verstand verloren had. Toen stapte Peet breed lachend weer naar binnen, in zijn uitgestoken hand de broche die hij dichtbij de auto, op zijn kop en daardoor vrijwel onzichtbaar, tegen de stoeprand aan, in wat vuil had zien liggen. Hij was zelf stomverbaasd dat hij hem daar had zien liggen.

Rond drie uur reden we weer richting Groningen. Het leek of het de hele dag niet echt licht geworden was. Nog steeds lag er een rouwsluier over de dag. Traag schoven de ruitenwissers nu en dan de miezer regen van de ruiten. Ik dacht na over de dag, peinzend wat me was overkomen, waarom ik me nog steeds zo sterk voelde. Zou je je echt kunnen instellen op een positieve golflengte? Het leek in ieder geval wel zo.
We reden direct even naar het verpleeghuis waar mijn moeder verzorgd wordt. Ik zag haar zwakte, haar eenzaamheid ondanks dat mijn broer nog maar net weg was, en ik nam een besluit. We reden nog wel even naar huis om wat te eten maar ik ging daarna direct weer naar het verpleeghuis. De verpleegkundige maakte naast mijn moeders bed een 'gastbed' op. Groot stonden mijn moeders ogen: blijf je? Mag dat? Ja mam, dat mag. 'En' vroeg ze met haar gebroken stemmetje: 'hoe ging het vandaag'? Goed hoor mam, het is raar om te zeggen, maar het was een rijke dag. Ik kuste haar en zei: welterusten.






dinsdag 1 januari 2013

2013.



Wat heb ik slecht geslapen. Als dit een voorteken is voor het nieuwe jaar dan ziet het er niet best uit. De ochtend bracht nog wat sluimeren in het gebied tussen hemel en aarde waarin ik me gewoonlijk nog graag even bevind, maar in dit sluimeren bewoog zich ditmaal een krokodil die aan mijn benen trok, naar beneden, het diepe in. Scherpe onregelmatige tanden knabbelde tegelijkertijd in en door mijn aderen, naar mijn hart, au, pijnlijk. Die pijn begreep ik en ik werd wakker. Verdriet, uithollend verdriet. De krokodil was weg, maar het pijnlijke hart was er nog. 
Angst kwam tevoorschijn, het is toch niet normaal dat mijn hart zeer doet? Ik voelde mijn pols. Het deed het nog, klop klop voelde ik geruststellend en regelmatig, misschien wat sneller dan normaal. Nu moest ik aktie ondernemen, niet blijven liggen, met de honden naar buiten, anders zou het verdriet een massieve klont worden. 
Ik waste me snel en slordig, trok gemakkelijke kleren aan, laarzen en binnen tien minuten liep ik buiten. Stil, en regenachtig. Maar vooral stil. De wereld sliep nog. De vogels waren wel op. Hoog in de lucht enorme groepen ganzen, in de bomen een wolkje vinken dat snel voor me uit vluchtte. Een roodborstje dat alarm sloeg toen ik naderde. 
Ik hoorde het tikken van de hondennagels op het asfalt, mijn gelaarsde voetstappen. Het zere hart herstelde wat. 
Weer thuis zette ik de tv aan, verlangend naar het geluid van sportverslagen van het traditionele ski-springen op nieuwjaarsdag. Mijn gedachten gingen naar mijn opa, die daar altijd naar keek, maar ook naar mijn schoonfamilie, mijn eerste schoonfamilie. Het bijeenkomen op nieuwjaarsdag. De blauwe rookwalmen, de koffie en oliebollen, broodjes en soep, de gezellige grote klont familie waarin je je geborgen voelde. Maar de tv liet alleen wat kinderfilms zien, het was zeker nog te vroeg. 
Dan maar zoeken naar iets op het internet wat me vrolijker maakt, vertelt wat er goed is aan het verstrijken van de tijd. 2012/2013 zou volgens velen een spirituele periode inzetten, een tijd waarin mensen minder gericht zullen zijn op materialistische dingen. We zullen zien. Persoonlijk ben ik vóór. Ik typte in Google: '2013 het jaar van    '.
Dit was het eerste bericht dat tevoorschijn kwam: (www.welingelichtekringen.nl):

Wordt 2013 het Jaar van het Licht?
Talloze mensen in arme landen hebben geen of onvoldoende electriciteit. Ze behelpen zich met lampen die op kerosine branden of zijn aangewezen op dure lampen op zonne-energie. Een nieuw soort lamp biedt uitkomst: Geen batterijen, geen stinkende kerosine (met het gevaar dat je giftige dampen inademt) , geen zonnepanelen en ook geen windenergie.
De lampen werken op zwaartekracht. Je trekt in 3 seconden een gewicht omhoog en hebt 30 minuten licht. De lampen kosten nu nog 10 dollar maar dat zal naar verwachting  snel halveren.
Dan kan de lamp massaal in de Derde Wereld worden verspreid. Vanaf dat moment hebben mensen in arme landen bijna gratis licht.  Vrouwen en mannen kunnen ‘s avonds studeren, kinderen huiswerk maken.
GravityLight heeft al meer dan 250.000 dollar geworven voor verder onderzoek. Wie minstens 50 dollar geeft krijgt zelf ook zo’n lamp. De eerste lampen gaan naar Afrika en India. Deze gebruikers moeten de uitvinders tips geven hoe ze de lamp verder kunnen verbeteren.


Een goed begin dacht ik zo. Ik wens iedereen een heel spiritueel en verlichtend jaar, zonder krokodillen, met veel liefde en aandacht voor elkaar.