woensdag 30 januari 2013

Niets meer aan doen.


Het is vreselijk weer. De regen slaat tegen de ramen, de wind schuurt en rammelt aan de dakpannen. Het is bijna half negen 's morgens, de lichten zijn aan en zojuist zette ik de BBC aan voor het nieuws en voor tegendruk voor zowel mijn sombere gemoed als het donker buiten. Een jonge vrouw met een pauwblauwe jurk komt in beeld. De weerkaart achter haar belooft niet veel goeds, het enige plekje waar een belofte van zon glanst, is in het haar van de weervrouw, voor de rest ziet het er sombertjes uit (gale winds from the west ....)

Veel digitale pijlen benadrukken het stormgeweld, komen vanaf het westen vanaf de Atlantische Oceaan, om met rap tempo over Ierland, Engeland, de Noordzee en dan over Nederland te schieten. Het ziet er niet goed uit voor vandaag. Weer om een erfenis te verdelen, zeiden ma en ik dan tegen elkaar. Een opmerking die nu zowel gepast als heel ongepast zou zijn.

Het is in de winter dat de meeste oude mensen het leven loslaten, begreep ik van de begrafenisonderneemster die kortgeleden de uitvaart verzorgde van mijn moeder. Gisterenmorgen sprak ik even met haar, ze hoestte en nieste en was wat schor, een gevolg van de vele in koud weer gedane begrafenissen de laatste tijd. Ik wenste haar beterschap en ging naar mijn klasje.

Het is een groepje van zo'n vijftien mensen, allemaal pensioengerechtigd, nee, toch niet, bijna allemaal. Ze komen eenmaal in de week met hun tas of kar vol schilderspullen naar een gebouwtje toe dat de vereniging jaren geleden voor een symbolisch bedrag van de gemeente heeft gekocht met als doel een hobbyclub te huisvesten. Dat is heel goed gelukt. Het is een gezonde vereniging en er wordt van alles georganiseerd.

Een van de mannen die komt schilderen is hoogbejaard. 85 jaar inmiddels. Willem. Hij schildert bijna altijd paarden of landschappen. Vorige week sjouwde hij een nieuwe zelfgebouwde schilderkist mee. Hij maakt alles zelf zou ik bijna zeggen, hij heeft zelfs een boot die hij zelfgebouwd heeft, maar vanwege Willem's ouderdom ligt de boot nu te koop. Maar laat ik niet afdwalen. Ik vind Willem leuk en maak altijd even een praatje met hem.
Hij heeft ogen die zelfs op deze leeftijd nog zo blauw zijn dat ik begrijp dat in die ogen veel vrouwen bewonderend hebben gekeken. Komt nog bij dat hij lang en sterk is, brede schouders, sterke armen en handen, al ligt de huid nu dun en vlekkerig over die handen, de nagels niet zelden blauw door ongelukjes tijdens het knutselen.

'Ha Willem, hoe gaat het'? Mwoah, bromt hij terug, terwijl hij wat rommelt met zijn spulletjes.
Je hebt een nieuwe schilderkist, merk ik op.
Hij veert overeind, zegt: 'je bent de eerste die het ziet. Niemand (en hij zwaait zijn arm in de rondte in de richting van de anderen hobbyschilders die aan tafeltjes zitten te zwoegen of te kletsen), niemand heeft het gezien. Jij bent de eerste'. Hij kijkt me met die blauwe ogen zowel blij als verbaasd aan.
Het gesprek leidt al snel naar zijn gezondheid, hij voelt zich niet zo goed vandaag, zijn hand tikt even op zijn borst. Drie maal al hebben ze zijn hart gedefibrilleerd, de laatste maal vier maal met van 'die strijkijzers'.
'Jeetje Willem' weet ik alleen maar uit te brengen. Ik weet dat hij een oudere broer heeft verloren, een jaar of wat terug en wat later komt die broer ter sprake.
Willem vertelt dat hij, ondanks dat zijn broer zes jaar ouder was, veel met hem optrok.
Paarden waren essentieel voor veel bedrijven, iedereen had ze, maar Willem was als de dood voor paarden. Even sta ik in gedachten in een boerenschuur, ik hoor het stampen van het onwillige zware paard, ik zie de Groningse mannen en de zesjarige Willem.
Groningers zijn over het algemeen mannen die niet voor een gat te vangen zijn maar dit paard was 'eigenzinnig'. Ik hoor het zenuwachtige lachen van de mannen als Willem maakt dat hij wegkomt. Het is warm in de schuur en het ruikt naar paardenmest en stro. Dan komt de zo'n achttienjarige buurjongen binnen, die is goed met paarden, streelt het onrustige dier over zijn hals en even later staat het paard voor de kar, stapt, de flanken wat zweterig van de spanning, naar voren, voelt dat hij niet verder kan. Werpt zich dan op aandringen van de buurjongen naar voren in het tuig en de kar komt in beweging. Ratelend rijdt de kar door de deur het zonlicht in, de paardenhoeven hard kloppend op de keien.

Willem stopt met vertellen, staart even in het niets, zegt dan dat hij altijd in de armen van zijn broer sliep. Het was vroeger niet ongewoon om een bed te delen, en Willem voelde zich niet alleen geborgen, maar hield erg veel van zijn broer. Tot de dood hen scheidde. Dan zegt Willem: als ik me niet goed voel dan praat ik met mijn broer, zeg ik: ik kom er snel aan!
Ik kijk naar Willem en zie dat tranen zijn ogen hebben gevuld. Bol staat het water in de rand, als een te vol geschonken borrel die ieder moment kan overlopen.
Ondertussen staan we arm in arm, merk ik. Onder mijn hand voel ik de sterke arm, en het harde bonkige mannenlijf, gehuld in een stugge blauwe overjas. Ik wacht even, knijp in zijn arm en zeg: hoe staat het met je schilderij?
Hij vermant zich, glimlacht naar me en zet zijn schilderij op de schilderkist. Willem schildert altijd vanaf foto's, en de opzet maakt hij door bijvoorbeeld de omtrekken van het plaatje met carbonpapier over te trekken. De vorige begeleider van dit klasje vond dat maar niks, maar ik vind het prima. Wat men maar fijn vind om te doen, moeten ze doen. Als ze maar plezier hebben en blij zijn met het resultaat.

Gisteren zette Willem in een rap tempo en in grove lijnen twee paarden op het schilderdoek, de carbonlijnen goed volgend. Wat later loop ik achter langs hem en zie het verbluffende resultaat: 'niets meer aan doen' roep ik vrijwel continu tegen iedereen, want niemand, echt niemand weet op tijd te stoppen. Dus ook ditmaal roep ik dit tegen Willem, die me verbaasd aankijkt, want hij is nog maar net begonnen.
Ik hou het doek op een afstandje en zeg: zie je Willem dat het niet veel meer nodig heeft?
Hij lacht en schudt zijn hoofd over mijn domheid, wijst op het voorbeeld: zo moet het worden.
Zegt nadrukkelijk tegen me: jaja, het lijkt al ergens op, maar ZO moet het worden.
'Maar kijk dan toch', probeer ik nog eenmaal: 'doe alleen nog wat 'snels' aan de ogen en de mond en laat het eens zo'.
Nee, beslist Willem. Ik besef, hij heeft gelijk, het is zijn schilderij. En ik wandel naar de volgende schilder in de dop.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten