donderdag 31 januari 2013

Een leeg huis.


Het is nog lang niet echt leeg, maar toch gaat het huis van mijn moeder leeg aanvoelen. Het voelde al vervelend aan toen ze naar het ziekenhuis moest, en nu voelt het nog veel triester aan.
Standaard was mijn begroeting bij het openen van de voordeur: een hoge 'joehoe', zodat ze niet zou schrikken. En dan klonk er ergens uit het huis een echo: een misschien nog hogere 'joehoe'. Dan wist ik meestal gelijk waar ze was, voor of achter, in de keuken of in de kamer.

Nu klinkt alleen de harde klap van de voordeur die ik achter me dicht sla. Ik stap langs de dozen die in de hal klaarstaan voor de rommelmarkt, de keuken in waar ik nog steeds een kat verwacht, maar die gelukkig inmiddels een heel goed thuis heeft gevonden bij onze lieve buren.
Soms doe ik het licht aan, en als het kil aanvoelt ook de kachel. De gordijnen doe ik open en dan kijk ik even rond wat ik zal doen.

Het opruimen en spullen wegdoen hoort er allemaal bij, bij het afscheid nemen. Maar het is moeilijker dan ik dacht. Ik dacht dat we de zwaarste tijd achter de rug hadden, de periode dat mijn moeder pijn had, en dat is natuurlijk ook zo. Maar er is nu een diep gemis voor in de plaats gekomen. Het is bijna niet voor te stellen dat iemand die je 60 jaar kent er niet meer is.
Continu denk ik: ik wil hierover met mijn vriendin praten. Maar die is er ook niet meer.
Gelukkig heb ik nog een vriendin, en heb ik nog veel meer vriendinnen gekregen die ik korter ken, maar me inmiddels ook heel lief zijn.

Om niet confuus te worden stel ik mezelf iedere dag een doel. Elke dag zoek ik iets uit, sorteer ik alvast iets. En eenmaal in de week komen mijn zussen en broer voor het grotere werk. Mijn zussen hebben een titanenklus op zich genomen door alle brei- en borduurspullen mee te nemen om uit te zoeken. Mijn broer buigt zich over de video's, de foto's.
Vandaag maak ik lades leeg die veel gebruikt werden door mijn moeder. Kousen, zakdoekjes, brillendoosjes (en brillen), portemonneetjes, reisspulletjes, kammetjes. Ook in dit kastje vind ik veel boekjes/agenda's/kladblokjes waarin ze schreef, net als een groot schrijfblok waarin ze een brief is begonnen naar haar kinderen die toen nog in het westen woonden (mijn vader leefde nog, dus de brief is zeker van vóór 1985). Ik leg alle notitieblokjes waarin door haar geschreven is in een krat die speciaal voor dat doel in de keuken staat. Hij is bijna vol.

Ik leg de brillen bij elkaar, de portemonneetjes, en ik pak een 'losbladige' agenda die bij een reis-etuitje (rolletje wc-papier, kammetje, spiegel, setje voor nagelverzorging, washandje) ligt. Die agenda had ik over het hoofd gezien.
Een foldertje valt eruit: ken uw bijbel.
Op de eerste pagina heeft ze haar naam ingevuld en haar adres. In geval van nood moet ik gebeld worden, onderaan het zelfde blaadje staat dat genoteerd.
De aantekeningen dateren van het jaar 2000 naar 2001, een van de laatste keren dat mijn moeder in Benidorm overwinterde. Mijn zus Marijke heeft mijn moeder naar haar vriendin Minke gebracht, vanuit  daar zouden Minke en ma naar Spanje vertrekken.
De blaadjes die gebruikt zijn voor december komen uit een heel andere, heel oude agenda: 1967 staat er boven, over het maandoverzichtje in de hoek zit een stickertje geplakt. Zo kon mijn moeder mooi die oude blaadjes gebruiken.

Op 15e december 2000 zijn ze met de bus vanuit Heerenveen naar Spanje vertrokken, lees ik, en onderweg werd mijn moeder ziek. Erge buikpijn schrijft ze, en 'gelukkig zette het niet door'.
De 16e december kwamen ze aan in de flat (Moby Dick), ma ging douchen en daarna gingen ze de noodzakelijke boodschapjes halen.
De 17e december vermeldt mijn moeder dat ze weer ziek is. Er wordt een tv'tje gebracht door het hotel, maar dat gebruiken ze niet en ze zetten het ergens weg. Vrienden komen langs, Geert en Patrick. En later in de week wordt mijn moeder weer ziek.

De afvoer van de wasmachine is verstopt en zet de flat onder water, waar 'mannetjes' voor langskomen.
Ze schrijft dat ik haar gebeld heb, en dat ze mij telkens vergeet .... en dan is er een hiaat en wordt er met een andere pen verder geschreven: een leuke brief van Johanna.
Een lijst met opsommingen van winkels volgt, uiteraard wordt daarin de Belgische bakker genoemd, en  de todo.
En: 'Zaterdag, Tine moest weer eerst bellen, sufferd, vergeet het toch niet aldoor!'
Volgens mij was de afspraak dat ze me vanuit Spanje met haar nieuwe mobieltje zou bellen. Niet gelukt dus.
Inmiddels wordt het kerst.

De wandelingen worden zo te zien steeds langer, ze schuimen over de markten op zoek naar achtergebleven dingen (ze vonden o.a. diverse poppen, tafellakens, sinaasappels). Een soort jutten maar dan zonder strand.
Het strand zochten ze ook vaak op, ze liepen naar 'het eind' en gingen door 'de kalverstraat (toeristisch straatje) weer terug. Moe waren ze toen ze thuis kwamen, van alle hellinkjes die ze hadden moeten nemen.

Content verhaalt mijn moeder over de opgeknapte flat, de nieuwe keukenuitrusting. Soms staat er wat er gekookt werd: 'mijn beurt om te koken, vlees gebraden, pudding gekookt'.
Ze liepen gezamenlijk elke zondag naar de Spaanse Koninkrijkszaal van de Jehovah's Getuigen, en waren doodmoe als ze dan weer thuis waren.

Een enkele keer haalden ze chinees, en soms vergaten ze water te kopen. Een wandeling door de droge bedding (waar als het regent het water in kolkt maar waar meestal alleen maar zwerfkatten, stof en afval te vinden is). Ze vinden er ook 215 peseta's.
Ze ontmoeten een man, hij heet Van Ee, hij is dankbaar dat Minke en ma hem helpen (staat niet vermeld maar vertelde ze) en hij neemt ze mee uit eten.
Post komt, twee brieven van zus Hennie, eentje van mij.
Op een dag halen ze zoveel water en boodschappen dat ze uitgeput zijn en 's middags gaan slapen. Dat bevalt mijn moeder helemaal niet, ze schrijft: dat is me net als altijd slecht bekomen. Ik moet niet in slaap vallen overdag!

Ze missen een optocht en ontmoeten kennissen, Carla en Ina waarmee ze een tijd praten.
Dan komt mijn zus Hennie in Spanje aan (blijft een weekje) en met haar gaan ze een eind lopen (via de droge sloot).
Soms zitten ze gewoon een daagje 'aan het muurtje bij het strand', een andere dag lopen ze naar Albiers en gaan met de bus terug, 'tot Patricia'.
Op woensdag ziet ze gordijnen voor 800 peseta per meter.
Ze lopen 'naar het kruis' en helaas is er geen post op de 11e januari en ook niet op de 12e.
De 13e stapt mijn zus Hennie weer op de bus naar huis.
De 14e valt ze als ze door de droge sloot richting markt wandelt. Ze koopt op de markt de tegeltjes met het nummer 22, haar huisnummer.
Weer geen post op de 15e.
De 16e koopt ze olifantjes, voor Hennie en voor Marijke. Dan komt ook eindelijk de post, een hele stapel van zo'n 10 cm.

Op de zigeunermarkt wordt een sportjack gekocht (ook dat legde ik eergisteren bij de kringloopspullen), en daarna liepen ze naar het strand. Bij thuiskomst was er weer post. Het was die dag (de 17e januari) het mooiste weer van de wereld, net als de dag daarop.
Dan stokt de post weer dagenlang, en op zaterdag lopen ze weer naar de Koninkrijkszaal. Geen vermelding van vermoeidheid ditmaal en de zondag erna koopt ma gordijnen op de markt (gordijnen die ik waarschijnlijk van de week ook bij de kringloopspullen heb gelegd).

Ze ontvangt de 22ste een brief van mij. De dag erna vindt ze in een van haar schriftjes 200 gulden die ze daar zelf ingestopt had maar vergeten was. Daarvan betaalt ze geleend geld aan Minke terug.
Minke wordt de 24e ziek en ma is op zichzelf aangewezen. Ze moet alleen naar het postkantoor en de supermarkt. Ze vindt op de markt een zak met wol en 25 peseta's, en een lap stof voor kussens.
Daarna houdt het verslag op, tot nog een paar aantekeningen dat ze weer op de bus gaan en de volgende dag, op 28 januari staat er 'thuis'.

Ik blader nog wat in het boekje dat verder leeg blijkt, denkend hoe fijn het was dat mijn moeder zo'n zestien jaar lang samen met Minke gedurende de winter in Spanje zat. Ik vind nog een vel met stickertjes waarop bijtjes en soms een vlindertje staan. Gedroogde bloemetjes vallen uit de agenda op de grond. Een ooit wit kelkje, en een paarsig klein margrietje.

Zes weken van mijn moeder in een notendop. Zes weken van de bijna 90 jaar.
Het boekje deed ik dicht en stak het in mijn zak, de rest van de spulletjes die nog in de la lagen ruimde ik op.
Ik had het koud gekregen en trok een van mijn moeders truien uit de kast, deed hem aan. Toen pakte ik mijn sleutels, deed mijn jas aan, en sloeg de deur met die harde doodse klap achter me dicht.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten