Het was een beetje wild plan, in april gaan fietsen in Drente, het kon koud zijn, regenen, winderig zijn, het kan zelfs sneeuwen in april. Goed, we gingen toch. We leenden fietskaarten, kochten fietstassen en reden vanmorgen, nadat we moeke, de buren en de honden gedag hadden gekust eerst richting Spiekerboor (of zoiets). Het was inderdaad koud maar dat vergaten we omdat het zo ongelooflijk mooi was. Het weer was zo helder dat het leek of we met nieuwe ogen keken.
Wolkenpartijen hingen massaal als opgeklopte melktoeven in het blauw, en hier en daar zagen we in de verte de hagel wit uit de wolken vallen. De nog kale bomen wierpen hun grillige schaduwen op de geploegde akkers. Mooi. We reden soms in de koude tegenwind, ploegden over zandpaden, scholden op de enorme trekkers die de paden verrot hadden gereden, moesten vaak stoppen om op de kaart te kijken en raakten uiteindelijk een beetje gewend aan de manier van bewegwijzering. Ondertussen kregen we drie korte hagelbuien over ons heen, fijne scherpe hagel die van rechts met flink veel wind gepresenteerd werd.
Alle koffietenten en restaurants waren helaas dicht, want het is maandag. In een buurtsuper in Eext kochten we wat krentenbollen, voorverpakte plakjes kaas. Een jongen met een dik brilletje, jeugdpukkeltjes, smalle schouders ruim in het uniform van de supermarkt, zat achter de kassa en hielp de oude vrouw die voor me stond. Ze kwam een pakketje afhalen en de jongen riep hulp in van zijn bazin die zo te zien misschien wel zijn moeder was. Er werd gestempeld, een handtekening gezet, en het pakketje ging op de rollator. Oude benen, gezondheidschoenen, dikke bruine kousen onder een grijze wat zakkige rok. Een rood jasje. Ze schuifelde voorzichtig de winkel uit.
De jongen keek me aan en vroeg: wat kan ik voor u doen? Ik gebaarde naar de boodschapjes op de band. O, zei hij, haalde het balkje weg waardoor mijn boodschappen met een schokje in beweging kwamen. Ik betaalde, stapte naar buiten en kreeg het opeens heel koud. Ik wilde ergens zitten, decadent lunchen, warm worden. Peet stond bij de fiets over de kaart gebogen, fijntjes begon weer wat hagel te vallen. We besloten door te fietsen, naar een plek waar we verwachtten een cafetaria te zullen vinden die wel open zou zijn. Dat lukte, even later draaiden we de parkeerplaats op, stalden de fietsen en installeerden ons bij het raam. Lunch.
De uitbater excuseerde zich voor het feit dat er geen eieren meer waren, mochten het geen kroketten worden? Dat was goed, en voor mij warmde hij melk op in de magnetron omdat hij geen decafe koffie had.
Verkwikt reden we verder, maar het was zo mogelijk nog kouder geworden. Ik ritste en klittebandde alles dicht wat maar dicht kon, deed mijn capuchon op en bond mijn sjaal stevig eromheen.
Al het moois dat Drente biedt kwam vandaag voorbij. Ooievaars op hun nest, groene weiden, hunebedden, uitlopende bomen, glanzende paarden, geheimzinnige bosjes met slingerende waterloopjes, gelige zandduinen, rieten daken waar mos op groeide, zwarte fraaie oude schuren, hobbelige wegen, zandpaden, oude kereltjes op klompen, of nee, dat laatste verzin ik ter plekke. Geen klomp gezien, maar het had wel gepast geweest.
Op ons logeeradres aangekomen blijkt het een rijtjeshuis in een 70-er jaren wijk te zijn, een huis dat gebruikt wordt als weekendopvang voor autistische jongeren en dat sinds kort doordeweeks b&b is, "Anders Thuis".We zijn vrij om alles te gebruiken, tv, koelkast, vaatwasser, computer. "Autisten willen wel, maar kunnen niet" kopt een krantenartikel dat boven de computer hangt. Onze hospita heeft haar werkkring elders, een energieke vrouw die ons thee aanbiedt, dan snel het huis laat zien en bijna hollend weer vertrekt. Druk, ze geeft zo meteen elders een lezing over autisten.
Als we later weer op de fiets stappen om in het centrum tegenover de kerk wat te gaan eten staat in de smalle brandgang die tussen de huizen ligt een jongen tegen de muur van het huis te leunen. Het had Bartje kunnen zijn, inclusief blozende wangen en kuifje, ware het niet dat hij zijn ogen iets heeft dichtgeknepen terwijl hij aan een zelfgedraaid shaggie trekt. Hij kijkt beurtelings naar mij (ik wacht op Peter, zittend op mijn fiets) en naar de ongeveer 7 a 8 jaar oude meisjes die voor hem op een stoepje zitten. "Waarom rook jij", vraagt een van de meisjes, hun ogen drukken ongeloof uit en dat snap ik, want "Bartje" zal hooguit 11 zijn. Hij schokschoudert wat en zegt: tja.
"Wij roken niet", zegt een van hen en ik kan het niet laten om te zeggen: goed zo, want je wordt er alleen maar lelijk van.
En je gaat stinken, vullen de meisjes aan.
Weer schokschoudert het ventje, nog steeds nonchalant met een been opgetrokken ruggelings tegen de muur leunend.
Hoe kom je aan die sigaret, vragen ze. En een van de anderen roept overal doorheen: roken is heel ongezond!
Die krijg ik van mijn ouders, antwoordt hij, ze roken allemaal thuis, iedereen, dus oud word ik toch niet.
Ze kijken naar mij om hulp, en dan vestigen ze hun onthutste blik weer op Bartje.
Dan maak ik een gewaagde opmerking en zeg: het is ook niet zo lekker als je iemand zoent die rookt.
Bartje kijkt opzij, pakt het sigaretje van zijn volle gezonde lippen en zegt: dat vind ik juist lekker.
Dan is Peet er, en langzaam rijden we langs de kinderen waarvan de meisjes net opstaan en naar huis gaan. Dichtbij langs Bartje rijdend zie ik de gezonde rode wangen, de witte tanden, blauwe ogen met dichte wimpers, het dikke blonde haar dat boven zijn oren en in zijn nek heel kort is geschoren. Alles even jong en prachtig.
Toch vind ik het jammer dat je rookt, je bent zo'n mooie jongen, kan ik niet nalaten te zeggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten