dinsdag 17 april 2012

Een, Veenhuizen, Fochteloërveen.


Vandaag vertrokken we vroeg, zo rond negen uur, richting Fochteloërveen. Het was koud, vanuit het slaapkamerraam zag ik het ijs op de platte daken van de schuurtjes glanzen. We kleedden ons wat warmer aan vandaag.



Rond elf uur kwamen we langs een typisch plattelandscafe. Het plaatsnaambord aan de overkant van de weg vermeldde: "Een". Fijn wit grind lag op de parkeerplaats waarop een scootmobiel geparkeerd stond.
De ingang was voorzien van een ouderwetse dubbele staldeur, klink, diverse bordjes aan de gevel gespijkerd inclusief vermelding van volledig vergunninghouder.
Peet probeerde de deur en alleen de bovenste helft ging open. Zijn hoofd door de opening stekend riep hij naar binnen: bent u open? Een stem herhaalde de vraag: zijn we open? Ja.

Terwijl we de fietsen parkeerden keek de waard door de bovenste helft van de deur. Klein en mager, droevige hangende ogen, een geruit overhemd, heel dun haar dat zorgvuldig over zijn schedel was gekamd.
Hij maakte de onderste helft van de deur open en we volgden hem het cafe in waar de geur van duizenden feestjes hing. Oud bier en sigarettenrook, een lucht zo dik, dat ik kuchte. Alles was bruin, de bar, de kleden, de vloer, zelfs de snor van het witte hondje dat liep te schooien tussen de tafels.

Vier oude mannen waren in de weer bij het biljart, rolden het dikke afdekzeil op. Op een tafel lagen de foudraals van hun keuen en de waard kwam aanlopen met een donker biertje en een jonge jenever. Voor de mannen uiteraard, wij wilden koffie. De ballen werden op het biljart gelegd en er werd afgestoten. Mis. Geen probleem, de mannen eromheen gaven aanwijzingen en er werd opnieuw afgestoten. Weer mis.
De mannen, gekleed in manchester, vesten en geruite overhemden, degelijke zware schoenen, leken aanvankelijk meer te praten dan te biljarten, maar gaandeweg werden ze fanatieker. Een van hen was duidelijk leider, een zware man die erg moeilijk liep, bijna alsof hij een houten been had. Hij wees aan, een van de armen even loslatend waarmee hij zwaar op de rand van het biljart leunde, zei "heel dun" of later "te dik", stampte af en toe waarderend met zijn keu. Een van hen leek er een beetje bij te hangen, een lange man met een klein glimlachje om de mond.
Degeen die telkens even van de jonge jenever kwam nippen was de man die veel aanwijzingen behoefde en daar ook dankbaar gebruik van maakte, iedere horde die hij moest nemen werd eerst ruimschoots door het groepje mannen doorgesproken, er werd gewezen, waarna de stilte viel, de poging werd gewaagd (hooguit kwam er nog een: nee, nee, je keu iets hoger optillen, of: hard! probeer hem helemaal rond te spelen), en als de bal toch nog doelloos in de rondte vloog, werd de opstellling soms weer op het laken werd gelegd en mocht hij een tweede poging wagen. Weer met veel aanwijzingen. Eenmaal lukte hem een moeilijke stoot en ook Peet applaudiseerde toen de ballen beschaafd tegen elkaar aan klikten. De mannen lachten, keken even naar ons en "de leider" zei: dit houdt ons nou van de straat.

Ondertussen dronken wij onze koffie, nee, ik een glas warme melk. Het hondje was, bij gebrek aan belangstelling allang weer vertrokken naar zijn baasje, die achter de deur die naar de toiletten leidde, schoonmaakwerkzaamheden deed. Zeventiger jaren toiletten trouwens, beige toilet, beige tegeltjes met een bloem, bruine vloertegels, bruine deuren. Dit cafebezoek was een trip door de laatste eeuw. De luiken voor de ramen waren vast al bij de bouw rond 1900 aangebracht, de vitrage was uit oma's tijd en hing fris wit en ongelijk voor de ramen, de pluchen tafelkleden uiteraard uit de vijftiger jaren, de lijstjes met foto's van in geel met zwarte tenues gestoken voetballers konden er misschien al tien jaar hangen, maar misschien ook pas sinds kort.

We zeiden gedag, wensten de mannen nog veel plezier en stapten de lichte parkeerplaats weer op, gingen op onze fietsen zitten en reden verder.

Een uurtje later kwamen we aan in Veenhuizen. We stopten bij "bitter en zoet" en lunchten riant. Een prachtig hotel en restaurant dat gevestigd is in het voormalige ziekenhuis van Veenhuizen. Het gevangenismuseum lieten we links liggen. We gingen nu naar het Fochteloërveen.

Het was weer een mooie rit vandaag, het Fochteloërveen was bijzonder al zagen we geen kraanvogels. Veel leeuwerikken vlogen op uit het gras, zongen boven ons opstijgend. We zagen puttertjes, groenlingen en geelgorzen, Peet meende een karekiet of een tuinfluiter te horen. Veel eenden in het stille donkere water van de voormalige veenafgraving. Een moerassig, onherbergzaam, zelfs wat woest ogend gebied. Eigenlijk moet je hier een tijdje stilstaan, kijken naar dit gebied waar wind en water baas zijn. Tenminste, zolang Natuurmonumenten het beschermt tegen de dalende waterstand.

Weer crossten we vandaag over bospaden en brede fietspaden, veel met tegenwind maar ook met windje mee. We bestegen met koude en verzuurde benen een uitkijktoren die in de vorm van een enorme zeven een prachtige uitkijk biedt over dit kunstmatig moerassig gehouden natuurgebied.

Wat vroeger dan gisteren waren we weer thuis, nog steeds in "anders thuis", waar we met vooruitziende blik wat meer nachtjes hebben geboekt, want de b&b-business is nog niet op gang gekomen in Drenthe.

Eerlijk gezegd zijn we best een beetje moe, ik fiets met een hulpmotor maar Peet fietst alles op eigen kracht en we hebben er nu zo'n 110 kilometer opzitten sinds gisteren. Als de biljarters het hoorden zouden ze vast even waarderend met hun keu op de grond stampen. En misschien nog wat wijze raad meegeven.




Veenhuizen, Bitter en Zoet:


Fochteloërveen, door het bos naar de uitkijktoren:












Geen opmerkingen:

Een reactie posten