zaterdag 31 maart 2012

Vergeten jeugd.


Ken je dat, dat je het gevoel hebt dat als je niet opschrijft wat je gedaan hebt dat je dan vergeet dat je die dagen geleefd hebt, dingen hebt gedaan die er toe doen?
Van de week zei ik nog tegen mijn vriendin Sim dat kunstenaars enorm egocentrisch moeten zijn, ze lopen over, ze moeten gewoon vertellen. Of je nou boeken schrijft of schildert of wat dan ook, je vindt wat er in je hoofd rondspookt zo belangrijk of mooi dat je daar iets mee moet doen, je wilt het aan de rest van de wereld mededelen. En, je wilt ook niet vergeten worden, je denkt meer grip te hebben op je bestaan. Misschien hoop je zelfs onsterfelijk te worden.

Wij waren afgelopen nacht in een hotel in Sneek. We hadden die avond ergens bij Heerenveen gezamenlijk onze eigen maaltijd gekookt met het team waar Peet mee werkt. Teambuilding en fun.
Na een slapeloze nacht zat ik op het randje van het bed, deed wat oefeningen om mijn lijf een beetje los te maken en had ondertussen de tv aangezet. Half acht 's morgens, maar wat kan het schelen. Een film was net begonnen op 5. About Schmidt. Jack Nickolson. Het eerste wat ik de lome stem van Jack Nickolson hoorde zeggen (mijn armen naar het plafond reikend, duwend tegen de lucht terwijl ik mijn rug voelde kraken) : "terugkijkend op mijn leven mis ik hele stukken, net of ik niet continu geleefd heb".
Ik ging verder, reikte naar de aarde, boog mijn rug als een kat, daarna als een hond en luisterde waar de film over ging. Om de gaten in zijn herinnering te vullen reist Jack na zijn pensionering met een nieuw gekochte camper terug naar zijn geschiedenis, te beginnen bij zijn geboortehuis dat overigens gesloopt bleek.
Het begin van de film deed me verlangen om de rest te zien, maar zowel ons ontbijt wachtte als een rit naar Dronten om mijn fiets wat bij te laten stellen.

Niemand van het gezelschap van de vorige avond was op. De eetzaal was leeg. Wel hadden we vannacht nog sommigen van hen op de gang gehoord, en ik meende dat ik ze een hondje had horen nadoen. Of vergiste ik me? Hoe dan ook, Peet en ik waren bij terugkomst in het hotel direct naar onze kamer gegaan, vooral de jongeren onder het gezelschap wilden nog wat gaan drinken.

Het eten van die avond was lekker geweest, en zondig. Eerlijk gezegd zag ik van tevoren ietwat tegen de avond op, vanwege vermoeidheid en de wetenschap dat we geacht werden aan het kookproces mee te werken.
We begonnen na het nuttigen van wat alcohol, een riskante combinatie overigens met de vlijmscherpe koksmessen, het hete frituurvet of de gloeiende grill, maar goed, we rolden allemaal vrij goed door het kookproces heen. Tijdens het koken besefte ik al dat ik dit weekend af zou wijken van mijn dieetlijstje. Vlees en suiker, alcohol, witte bloem, ik zag veel ingrediënten voorbijkomen die ik anders niet of vrijwel niet nuttig. Op een gegeven moment konden we aan tafel, de koks en de bediening deed de rest.

We aten, de tijd verstreek al etend en kletsend. En toen kwam het toetje. Geestelijk verzwakt door de het witbiertje en de witte wijn, ging ik ervoor. Het ijs liet ik staan, maar de lobbige room, de flensjes, de grandmarnier-saus, de witte wijn, dat ging allemaal naar binnen, de zoetigheid zonder meer het lekkerst maar ook het zondigst van mijn maaltijd.
De gesprekken aan de dis waren onderhoudend geweest, tegenover me had een een vrouw gezeten die op vrijwel alles wat ik zei had geantwoord: waarom denk je dat? waar heb je die informatie vandaan? Uiteindelijk bleken we het over veel dingen eens te zijn, maar het duurde even voor we daar achter kwamen. Een boeiende avond. En we rolden allemaal rond elf uur weer wat lacherig, en ik kapot van vermoeidheid in de taxibus. We reden terug naar Sneek. In het donkere friese landschap lagen mooie huizen, glanzende zwarte sloten en meren vervaagden in het duister, soms zag ik lichte vlekken van dieren, veel paarden en oude friese boerderijen. De chauffeur van ons busje heette Fokke en rook naar de sigaretten die hij ongetwijfeld stug rookte als hij niet achter het stuur zat.
Achter Peet en mij grapten de Engels/Amerikaanse teamleden, veel jonger dan wij en nog lang niet moe. Ik luisterde, hoorde hoe ze elkaar aftroefden met grappen en het imiteren van bekende figuren, en ik herkende en voelde opeens hoe snel de jaren waren verstreken, herinnerde me bijna pijnlijk hoe het voelde, dit etaleren van jeugd, van gevatheid. Het zijn de momenten dat je leeft, die je je altijd herinnert, die je niet op hoeft te schrijven. Tenzij je erg veel gedronken hebt natuurlijk, en blaffend door de gangen van je hotel stommelt. Dat vergeet je later liever.


donderdag 29 maart 2012

Bestolen.


Vanmorgen hoorde ik het direct bij het ontwaken, er is iets veranderd aan het weer. Voor het slaapkamerraam schreeuwde Parel dat ze naar binnen wilde. Ik vind het altijd onthutsend als ik uit het raam kijkend in het schreeuwende bekje van mijn eigen kat kijk. Ze is het wel natuurlijk, maar in het opengesperde schreeuwende roofdierenmuiltje wil ik haar niet herkennen. Een en al naalden en scherpe kiesjes die haar ware aard vertonen, ze is een moordenares. Pareltje is een wolf in schaapskleren.

Ik liet haar binnen maar had geen zin om terug naar bed te gaan, ook al was het pas kwart over zes. Dus ik knipte het licht aan in de keuken en zette theewater op. Tevreden keek ik rond naar mijn keuken en voelde onder mijn blote voeten de schone vloer. Gisteren heb ik een keuken-schoonmaakdaagje gehad, en dat werd tijd ook. Alleen staan de potjes nog op het aanrecht die ik uit de voorraadkast heb gehaald, jam en chutney, maar al van 2008, 2009, en eerlijk is eerlijk, een deel is ronduit mislukt. Toch bewaarde ik ze, netjes in het donker opgeslagen, ik hoopte dat ik er nog wel 'iets' mee kon. Stom eigenlijk.
Als je geen suiker wil of mag eten is het een leuk idee om jam te maken met banaan, of stevita. Dat las ik tenminste op het internet en ik ging aan de gang. Ik plukte vruchten, sorteerde, waste heel zorgvuldig want ik wil geen vieze dingetjes in mijn eten en probeerde de recepten uit. Dagen lang borrelenden pannen op het vuur, het koken van de vruchten, het uitkoken van potjes ... veel werk en bij het proeven bleken toch de recepten die (deels) met suiker gemaakt waren het lekkerst. Vooral de chutneys. De combinatie banaan met kruisbes zou volgens een kookrubriek een lekkere jam moeten zijn. Slijmerig spul werd het, misschien lekker tussen een taartbodem want het blijft fris zurig, maar niet geschikt als jam.

Vandaag ga ik de rest van mijn huis opruimen, de potjes gaan de vuilnisbak in. Heel hoopvol zette ik ook de wasmachine vanmorgen aan, maar naar buiten kijkend zie ik .... dat wassen had ik beter gisteren kunnen doen, toen het nog volop zomer was. Deze ochtend is het winderig en grijs, het dak kraakt zelfs. Maart roert zijn staart, om maar eens een oud spreekwoord te gebruiken. Ik voel me bestolen en zelfs wat teleurgesteld, dat heb ik altijd als we een reeks mooie dagen hebben gehad en het weer opeens omslaat. Als het dan toch zo is, laat het dan ook maar goed regenen, maar de regen blijft volgens Buienradar uit.
Uit het raam kijkend zie ik de velden die braak liggen, gisteren nog in het stof die de landbouwmachines opwierpen, vandaag alsof ze met een vlooienkam bewerkt zijn. Keurig in streepjes gekamd tot aan de einder. Geen ree te zien.

Parel heeft inmiddels hard schreeuwend haar eten opgeëist, uitgebreid op de kattenbak gezeten, heeft me een knetterhard kopje gegeven, en maakte een rondje door het huis ter inspectie, haar staart welbewust en tevreden recht omhoog. Zij voelt zich vast niet bestolen, ze is tevreden met het plekje dat ze vindt, met de kachel die brandt, ze rolt zich op en ze slaapt.



maandag 26 maart 2012

Geest en Ziel - vriendinnen.


Vanmorgen werd ik wakker met een zo vol hoofd, dat ik niet wist hoe ik de dag moest beginnen. Dus sloeg ik mijn dekbed weg en gooide ik mijn benen eens zo hoog mogelijk de lucht in en schreeuwde. Dat was lekker. Ik had naar mijn buurman, spreeuw, liggen luisteren. Ik ken hem nu al jaren, we hebben een band en ik heb hem een naam gegeven: "Spreeuw". Ondertussen bekeek ik mijn plafond, zag de winterwebben van Spin, dacht dat het tijd werd om de gordijnen te wassen, het dak te isoleren, de schoorsteen eruit te slopen zodat de kamer groter werd, de gevel te vervangen, of gewoon de fundering te verbeteren, de slaapkamer om te wisselen met de huiskamer vise versa, de leg-/kledingkasten ergens anders te zetten, of om gewoon een behangetje uit te gaan zoeken en de rest zo te laten. Nee, wel moest ik eindelijk een lichtschakelaar fabriceren.
Op dat moment schreeuwde ik.

Mijn zogenaamd onbewuste gedachten net voor het echt ontwaken waren rustiger geweest, en interessanter. Ik hoorde een jong hondje dat pieptje, daar schrok ik van, maar het bleek Spreeuw. Het hondje zat dus op het dak, en de rust in mijn lijf keerde direct weer terug. Ik soesde verder, nog warm omhuld door het dons. Wetend dat ik gedroomd had probeerde ik me te herinneren wat, maar het kwam niet terug, wel kwam de droom van gisteren helder als glas tevoorschijn. Een reis door de Amazone, zon, licht, warmte, het wandelen over een ellenlange touwbrug die over een ravijn was gespannen en die niet eng was. Alles, de bergen rondom, het uitzicht, alles onvoorstelbaar mooi, mijn stem echoode prachtig als ik naar de anderen riep. En eindelijk, na bijna 60 jaar geleefd te hebben, was ik niet hollend op reis met een veel te zware koffer, of moest ik van alles inpakken terwijl alle anderen verder reisden, maar ik was vrij van ballast, ik liep lichtvoetig over de brug naar de andere zijde.
Je zou kunnen denken over deze droom: huh, gaat ze dood? Nee, ik ga niet dood. Tenminste, ik ben het nu nog niet van plan. Wat ik denk dat die droom betekent (onlangs van iemand geleerd), ik ben die brug!

Ik werd over deze droom nadenkend heel filosofisch. Wat nu als we alleen slapend echt leven? Als 's nachts onze Ziel, samen met  Geest die heel wat lichtvoetiger is en altijd samen reist met Ziel, ongehinderd door fysieke beperkingen hun gang kunnen gaan, dwalen, reizen, onderzoeken, kortom alles doen wat we overdag nog niet gedaan hebben, nog niet onderzocht hebben, overdag niet durven, leven we dan niet 's nachts en slapen we dan niet overdag?
Denk er maar eens over na. Overdag zijn we bezig om ons voertuig (ons lijf) in stand te houden, we eten, drinken, zorgen voor van alles en nog wat, en de dagen rijgen zich aaneen en de ene dag lijkt steeds meer op de andere, vooral als je ouder wordt. Wij zijn overdag niet meer dan een voertuig, dat, als we het goed doen, wel onderhouden.
Het is de nacht waarin we alles kunnen, jong zijn, op ons handen kunnen lopen, vliegen, reizen, kastelen bewonen, op water lopen. In de nacht komen we onze grootste angsten tegen en overwinnen we die, of niet.
Waarom mediteren we of zoeken we rust? Om Ziel en Geest te hervinden, dichter bij ons Zelf te zijn, meer grip te krijgen op Ziel en Geest, omdat die tweeling 's nachts zo ongrijpbaar is en we bij het ontwaken een vaag gevoel van verlies ervaren. Niet op willen staan 's morgens. Mind over matter willen ervaren.
Nee echt hoor, denk er maar eens over na. Ik geloof echt dat ik een punt heb en ik wil graag reacties hierover.

In mijn lichaam de beperktheid van de tijd ervarend (het bovenstaande bedacht ik in fracties van seconden, om het op te schrijven kost het me een half uur) slingerde ik mijn benen het bed uit, ging het lichaam onderhouden, wassen, ontbijt, en maakte de rest wakker: honden goeiemorgen zoenen, gordijnen open, naar de mist staren en denken aan de reeën wiens sporen ik eergisteren vlak naast het huis ontdekte.
Mijn laptop klapte ik open en vond een mailtje van vriendin Sim. Mijn mond voelde ik direct ontspannen, werd zacht terwijl ik haar woorden las, haar woorden kwamen binnen. Ik ben rijk met mijn vriendinnen. Twee van hen ken ik al heel lang en ze zijn me zeer lief. Tegen Mar heb ik bijvoorbeeld gezegd dat het feit dat ik haar heb mogen ontmoeten, dat we vriendinnen zijn geworden, mijn hele leven de moeite waard heeft gemaakt. Wat veel liefde en wat heb ik veel geleerd. Geest en ziel zijn mooi in haar verweven.

Het maakt niet uit waar mijn vriendinnen zijn, ik voel me verbonden. Dat maakt vreemd genoeg dat ik ook wat slordig ben in het onderhouden van het contact. Ik schrik gewoon als ik op mijn vingers getikt word dat ik wel erg weinig van me laat horen. Dat gebeurt namelijk wel eens, niet als het goed met me gaat, maar vooral als ik zorgen heb.
Eens vroeg ik aan een van hen, naar aanleiding van een bijzonder voorval dat mijn broer meemaakte nadat een heel goede vriend van hem plotseling was overleden : "moeten wij ook geen afspraken maken voor als een van ons opeens dood gaat, moeten we niet afspreken waar we elkaar weer terug zullen vinden?" Want ik ben overtuigd dat we elkaar in een ander leven al eerder hebben ontmoet en ik wil mijn vriendinnen in een andere tijd of ruimte beslist terugvinden.
Nee, antwoordde ze, wij zullen elkaar altijd weer vinden, hier of daar, denk je ook niet? Ja, antwoordde ik, en voelde ruimte in mijn ziel ontstaan, dat denk ik ook.













zondag 25 maart 2012

Terras in Drente.


We stopten in een prachtig dorp, hobbelkeitjes als wegen, rieten daken, boerderijen en schuren die verwezen naar tijden die voorbij zijn gegaan. Onze ogen zochten een restaurant, we hadden zin in koffie.
Dat restaurant vonden we in een rietgekapte, prachtig gerestaureerde boerderij, op een hoek. Het terras lag in de zon, twee tafeltjes waren bezet, de rest wachtte geduldig op meer. Op het parkeerplaatsje stond een cabriolet naast een old-timer. Mijn Panda zette ik er naast.
We namen plaats zo ver mogelijk van twee hoogblonde, bezonnebrilde wat oudere en champagne drinkende vriendinnen, toch konden we ieder woord verstaan dankzij het volume waarmee gepraat werd. Zo raakten we op de hoogte hoe de dames elkaar hadden leren kennen, waar ze graag aten, en wat hun plannen waren voor de komende tijd.

Wij bestelden koffie verkeerd, Peet bestelde er een brownie met een bolletje ijs bij. De serveerster, gitzwart haar, ogen als Bambi, tenger en met een koket kort en vlot gestrikt stropdasje, kletterde onhandig op haar plateauzolen over de Drentse zwerfkeitjes van het terras.

Pal naast de hard sprekende dames zat een oud stel stilletjes van hun koffie te genieten. Achter hen slingerde de hoofdstraat waarop regelmatig verkeer langsronkte. Fietsers, wandelaars, motorrijders, veel cabrio's en al van ver hoorden we een optochtje aankomen van trikes met hard ronkende motoren en omgeven door een bubbel knetterharde radiomuziek. Zwarte helmen, zonnebrillen als insectenogen, leren jassen, grijze snorren, de dames als op een troon hooggezeten achter hun man, er daar weer bovenuit staken de antennes waaraan een beer of een vlag wapperde. Zij keken naar ons, wij naar hen en toen waren ze al weer voorbij. Het geluid stierf uit, rust keerde weer.  Ik roerde in mijn koffie en dacht aan mijn nieuwe fiets, ook een trike, maar dan zonder lawaai.

Een jonger stel slenterde naar een tafeltje. Type Friso en Mabel. De iPhone werd op tafel gelegd, er werd breed geglimlacht met mooie gelijke tanden. Hij wilde een biertje, zij een witbiertje dat helaas niet verkocht werd. Dan maar een roseetje.

De dames bestelden ondertussen een vijf-gangen lunch, en bij gebrek aan een lunchkaart werd uitgebreid door de serveerster uitgelegd dat je bij dit restaurant verrast werd, dus vlees of vis, maar geen vaste gerechten. De dames wilden wel verrast worden, en ze wilden nog een glaasje wit.

Wij bestelden ook, wilden ook wel verrast worden, en kozen voor het visgerecht, dat even later geserveerd werd. Het was een zalmgerecht. De serveerster legde uit wat de verrassing op ons bord precies inhield, en vroeg of we nog iets wilde drinken. Doe mij maar een witbiertje, zei ik heel gemeen.
- Helaas, dat hebben we niet.
- Dan even niets, dank u wel.
We bogen ons over onze zalm, die in drie variaties op ons bord lag, samen met een wasabi-mayo, wat zeekraal, drie boontjes en nog iets wat ik ben vergeten. Twee schaaltjes zelfgebakken brood en boter werden nog op tafel gezet. Wij aten en beoordeelden de maaltijd. De serveerster kletterde ondertussen aldoor over het terras met bestellingen, veel brownies met ijs kwamen voorbij. Het was druk geworden.

Een zelfbewuste man, type Martin Bril, liep relaxt rond, sprak wat met andere mensen aan het tafeltje naast hem. De hardsprekende dames hadden hun stemmen gedempt, eindelijk. Friso en Mabel vertrokken weer, nog net zo breed glimlachend als toen ze kwamen, en ik spotte aan een ander tafeltje een heel bejaard dametje dat aan een groot glas bier zat te nippen. En er zat een man met een gezicht als van klei, ook hij nam koffie met een brownie.

Zullen we nog een koffie nemen, vroeg Peter. Welja, zei ik, de koffie is hier heerlijk, maar ik lust er wel een bonbon bij. We bestelden bij de serveerster nogmaals twee koffie verkeerd, en, heeft u er een bonbon bij? Jazeker, sprak ze, haar donkere ogen blij heen en weer kijkend in de onze. Ze ging opnoemen wat hun chocolade-arrangement inhield. Veel. Nee, dat is niet de bedoeling zeiden wij, we willen gewoon één pure bonbon. Dat kon niet, zei ze. "Kunt u ons niet nogmaals verrassen?" probeerde Peet nog. Maar helaas, ditmaal niet.

We dronken onze koffie verkeerd, die anders en veel te sterk was en opeens was de zon niet warm genoeg meer, het windje net even te fris, we wilden weg. Peet liep naar binnen om af te rekenen. Ik volgde hem, benieuwd hoe het restaurant er van binnen uitzag. Donker. Groot. Veel balken, waartussen planken. Maar een chique uitstraling.
Achter een balie stond de ober die tussendoor ook nu en dan even op het terras iets had geserveerd. Voor hem stond een schaal met paaseitjes, en ik vroeg aan de man: zit daar een puur chocolade-eitje tussen? Jazeker, zei hij, wees met een vinger welke. Ik nam het eitje, en Peet nam er ook een. Terwijl we groetten, weer naar buiten liepen, pelden we het papiertje van het eitje. Het was inderdaad puur.



zaterdag 24 maart 2012

Chemokuur voor honden.


Mijn hond, Davo, likt aan zijn pootjes. Ik vraag waarom hij dat doet, maar hij kijkt me alleen maar aan, zijn blik wat chagrijnig omdat ik mijn hand over zijn voet leg zodat hij moet stoppen met likken.
Nader onderzoek wijst uit dat hij wat kloofjes heeft. Toch, van één pootje lijken de randen om de nagels net wat dikker. Maar er zit geen verschil in qua warmte, het ziet er niet rood of ontstoken uit. De kloofjes zijn niet erg, hoe ik ook kijk, geen idee waarom hij zo obsessief zijn voetzolen likt.
Wel zijn zijn nagels te lang. Die nagels zijn een bron van zorg, ik inspecteer ze dagelijks en knip ze dan ook om de week, ondanks dat het leven heel dichtbij zit.
Te lange nagels krijgt een hond door verwaarlozing, en Davo was een Spaanse zwerf- en asielhond, dus veel manicures heeft hij in zijn leven niet gehad. Door die lange nagels krijgen zijn toch al doorgezakte voeten het extra zwaar. Het kan een reden zijn dat hij ook niet graag wandelt waardoor hij wat vadsig wordt. Een zorgenhondje.
Zeg nu niet dat de dierenarts die nagels wel kan knippen, want die deed het niet ondanks dat ik er nadrukkelijk om vroeg. De reden: het leven zit te dichtbij.

Mijn vriendin vertelde over een andere hond, een hond die een heel wat ernstiger aandoening heeft, misschien kanker heeft. Ach, iedereen weet hoeveel ik van dieren hou, hoe vreselijk ik het vond dat mijn eerste hondje, Freddie, een niet chirurgisch weg te halen tumor in zijn keel had, niet lang meer te leven had.
Je kunt aan je hond (of welk huisdier dan ook) niet vragen wat zijn wensen zijn, hoe en of hij behandeld wil worden, of hij gereanimeerd wil worden. De beslissing ligt bij ons en de grens ligt daar waar je denkt dat lijden begint.
Maar wat is lijden voor een dier? Er zijn mensen die het niet zien dat hun hond op is, geen hondwaardig bestaan meer heeft. Een ander vindt het einde al daar als een hond wat stram wordt.
Mijn wijze zus Marijke zei ooit: "Voor een dier telt alleen of hij NU een goed leven heeft, de lengte van zijn leven interesseert hem niet. Kwaliteit van leven, daar gaat het om".

Hoe waar dat was bleek toen Freddie ziek werd. Zou ik hem nog hebben laten opereren/behandelen als hij daar veel stress en blijvend pijn of ongemak van had gehad? Nee. Terwijl ik in Utrecht op de uitslag van het onderzoek wachtte wist ik dat al, mocht het ernstig zijn, ik zou alles doen om hem verder pijn en ongemak te besparen. Hij had veel voor me betekend, zeker toen ik ziek was, nu kon ik iets voor hem doen. Maar ik vond het vreselijk dat ik moest beoordelen wanneer hij "op" was. Graadmeters waren: eet hij nog met plezier, kwispelt hij en reageert hij blij, heeft hij pijn, is hij niet benauwd, kortom, heeft hij nog een goed hondenleven.

Net heb ik even op de site van het DierenMC in Amsterdam gekeken, een en ander gelezen over de chemo-behandelingen die tegenwoordig aan dieren gegeven worden (zie hieronder). Ik had er wel een mening over, maar wist er eigenlijk niet veel van.
Eerlijk gezegd heeft het mijn visie niet veranderd. Het beste wat je volgens mij voor je huisdier kunt betekenen is zorgen dat hij/zij een stressloos, pijnvrij leven heeft, vooral als je huisdier al een gevorderde leeftijd heeft. Voor de rest: niemand kan je vertellen wat je moet doen, luister goed naar je innerlijke stem, kijk naar de kans die je huisdier heeft en weeg dat af tegenover leeftijd, kijk naar de stress die een operatie of behandeling geeft en weeg ook dat af naar leeftijd en levensverwachting, gun je dier een kans maar wees wijs, en dapper als dat nodig is.


CHEMOTHERAPIE
Iedereen heeft een mening over chemotherapie bij dieren. Lees eerst deze pagina goed door, voordat u uw mening bepaalt.

WE GEVEN CHEMOTHERAPIE VANWEGE DE WERKING…
Als we het hebben over chemotherapie, dan denken we altijd aan de bijwerkingen. We stellen deze behandeling echter in vanwege de werking. Uw huisdier is ziek, hij of zij heeft een tumor. De aandoening is dodelijk. Uw huisdier lijdt. Bij sommige tumoren (helaas lang niet alle) is chemotherapie een goede oplossing.

… NIET VANWEGE DE BIJWERKINGEN
De kwaliteit van het leven staat voorop. De behandeling is daarop gericht. Uw dier mag geen ernstige bijwerkingen krijgen van de chemotherapie. Als dit wel gebeurt, gaan we niet verder met de behandeling. Gelukkig krijgen maar weinig dieren relevante bijwerkingen. Uit onderzoek van de Universiteit Utrecht bleek dat 1 op de 20 dieren zoveel bijwerkingen had, dat werd besloten om niet verder te gaan met de behandeling. Bij ons in de kliniek ligt dat percentage lager, waarschijnlijk omdat wij een iets andere verdeling hebben in het type patiënten: wij zien de patiënten die minder ziek zijn.

WERKT CHEMOTHERAPIE BIJ ALLE VORMEN VAN KANKER?
Nee. Chemotherapie wordt het meest voorgeschreven bij honden en katten met maligne lymfoom (te vergelijken met non-Hodgkin lymfoom bij de mens). Maar ook in aansluiting op operatief verwijderde hemangiosarcomen (bloedvattumor) en osteosarcomen (botkanker) - mits er geen sprake is van zichtbare uitzaaiingen - kan chemotherapie levensverlengend zijn. De meeste mastocytomen zijn niet gevoelig voor chemotherapie, maar een kleine groep wel. Naast deze vier tumoren zijn er ook minder vaak voorkomende tumoren, die goed reageren op een behandeling met chemotherapie.
Uw dierenarts kan contact met ons opnemen om te kijken of een eventuele behandeling met chemotherapie mogelijk zinvol is. Tijdens een consult, na het onderzoek van uw hond, kunnen wij u een definitief advies geven.

GENEEST EEN DIER VAN CHEMOTHERAPIE
Bij maligne lymfoom in de keel geneest 80% van de katten. Dit is een uitzonderlijk hoog percentage. Als deze tumor niet in de keel zit hebben we het altijd over het verbeteren van de kwaliteit van het leven (bij de meeste dieren verdwijnen de klachten volledig). Daarna willen we het dier zolang mogelijk klachtenvrij houden. Van de honden met de meest ongecompliceerde vorm van lymfklierkanker leeft de helft nog na één jaar, een kwart van de dieren nog na twee jaar.
Statistiek zegt iets over de gemiddelde patiënt. U heeft echter geen gemiddeld huisdier, uw hond of kat is een individu. Of uw huisdier gaat reageren op de behandeling en hoe lang deze therapie blijft aanslaan is niet te zeggen. Het is een kwestie van proberen.

WORDT MIJN HOND OF KAT MISSELIJK EN KAAL VAN CHEMOTHERAPIE?
De meeste dieren hebben geen noemenswaardige bijwerkingen. Wel verliezen vrijwel alle katten hun snorharen, maar een kat zonder snorharen functioneert prima.
Dat wil niet zeggen dat bijwerkingen niet kunnen voorkomen: misselijkheid, braken, diarree, kaalheid, verminderde aanmaak van bloedcellen, steriele blaasontstekingen, spuitplekken; alles kan voorkomen, maar gelukkig is het, zoals gezegd, een zeldzaamheid.

IS HET NIET GEVAARLIJK VOOR MIJN EIGEN GEZONDHEID?
De stoffen die gebruikt worden bij de chemotherapie zijn allemaal stoffen die cellen beschadigen. Normale cellen herstellen echter makkelijker dat tumorcellen. Op dit principe is de werking van chemotherapie gericht. Er zijn stoffen die worden beschouwd als veilig, maar er zijn ook geneesmiddelen die teratogeen (gevaarlijk voor het ongeboren kind), mutageen (beschadigen het erfelijk materiaal) en mogelijk carcinogeen (kankerverwekkend) zijn.
Uw hond of kat krijgt de juiste dosering van het medicijn. Hij of zij scheidt deze stoffen voor een deel ook weer uit: in de urine, de ontlasting, in het braaksel, in het speeksel (en dus op de vacht). Bij mensen die professioneel met deze stoffen werken is aangetoond dat ze deze stoffen via de patiënt binnen kunnen krijgen. De risico's zijn waarschijnlijk gering, maar niet nul. Om die reden:
  • Behandelen wij alleen als wij denken dat het nut heeft
  • Geven wij bepaalde middelen niet als er zwangere vrouwen of kinderen in contact met dier komen
  • Hebben wij maatregelen genomen om de risico's zoveel mogelijk te beperken (volgens het ALARA principe: As Low As Reasonable Achievable). Zo hebben we een speciale afzuiginstallatie laten installeren op de plaats waar we de medicijnen klaarmaken.
  • Krijgt u voor de eerste behandeling duidelijke voorlichting en instructies. U zit nergens aan vast.
HOEVEEL KUREN MOET UW HOND OF KAT HEBBEN?
Afhankelijk van het type tumor moet uw hond of kat regelmatig terugkomen naar onze kliniek. Bij de kat met maligne lymfoom moet u denken aan 19 bezoeken gedurende een jaar. Bij de hond met dezelfde aandoening ongeveer 8 bezoeken in een half jaar. Voor agressieve of erg bange dieren is chemotherapie dus niet aan te raden.

vrijdag 23 maart 2012

Greenpeace - overbevissing.


Hij: Goedemorgen mevrouw, u spreekt met Rick, Greenpeace, bel ik gelegen?
Ik, de zachte jonge vriendelijke stem als honing in mijn oor: jawel hoor, welke rampspoeden zijn nu aan de orde?
- De overbevissing. De rechten voor het vissen heeft India aan China verkocht, en Chinezen houden niet eens van vis, ze maken er vismeel van. De verwachting is dat de Oceanen binnen .. jaar leeg gevist zijn.

Ik heb het net als iedereen al meerdere malen gelezen, de berichten over de wereldwijde overbevissing. Ik hou van de zee, niets geeft me zoveel rust en ruimte in mijn borst als kijken naar de kleurschakeringen van het water, het stukslaan van golven op rots of zand. Jarenlang heb ik geen tonijn gegeten na het zien van de varende visfabrieken in Frankrijk, en nog eet ik het zelden. Onlangs had ik gedroomd over wat ik at, nee ik wilde geen vlees, doe maar vis. Naar beneden kijkend zag ik een prachtige vis met gouden vinnen op mijn bord. Dood. Daar moest ik van huilen, terwijl een vis toch niet bepaald een grote aaibaarheids- of sympathiefactor heeft.

Mijn gedachten bij elkaar rapend zeg ik: Ik weet het van die overbevissing, ik heb al een petitie getekend via Avaaz.
- Hartstikke goed mevrouw.
- Maar ik weet waar u voor belt, u wilt geld van me.
Hij, met die stem die Greenpeace vast veel geld heeft opgeleverd: Eh, ja, ook dat mevrouw. Maar ondanks of u uw bijdrage wil verhogen, de boodschap is, door de overbevissing gaat het niet goed met de oceanen.
- Het spijt me, maar ik heb een paar goede doelen waar ik geld aan geef, Amnesty, Greenpeace, IFAW en een organisatie die wereldwijd dierenleed opspoort. En oh ja, Memisa. En nog een die me af en toe vraagt of ik een koe wil adopteren of zo. Eerlijk gezegd, mijn middelen zijn beperkt zoals ze dat noemen. Als ik je nu vertel dat ik hier een zwerfkat en twee rescue windhonden heb rondlopen die me een arm en een been hebben gekost en dat ik geen financiële verhoging van welke andere bijdrage dan ook wil.
- Heeft u van die windhonden uit Spanje?
- Ja, een mix-galgo en een oude galgo.
- Wat mooi dat u dat doet, ik heb een programma gezien op de tv, dat ging over Engeland, en ..  (verontwaardigd) dat die windhonden gewoon gefokt en daarna afgemaakt worden als ze niet goed genoeg zijn, of niet snel genoeg zijn!
- Het kan nog erger, in Spanje is hun lot soms gruwelijker dan afgemaakt worden.
- Dat is toch vreselijk, wat zijn dat voor mensen die dat doen, die zich daarmee bezighouden?
- Tja.
- Echt mevrouw, ik begrijp die mensen niet, wat bizar als je je daar mee bezig houdt, daar zou toch iets aan te doen moeten zijn?
- Ik wil je boosheid niet groter maken, maar er is een plan is geweest om windhonden in China te gaan fokken, misschien is het zelfs wel doorgegaan, ik weet het niet, maar China en honden, nou ja, je weet de chinezen staan bepaald niet bekend om hun diervriendelijke inzichten. Maar Rick, weet je waar ik me aan vasthou?
- Nee?
- Dat er veel meer mensen zijn die goed willen dan kwaad. Denk je ook niet? Ik denk dat jij ook een van die goede mensen bent.
Even is het stil aan de andere kant. Dan: Dank u wel mevrouw.
- Niet twijfelen aan de mens, gewoon goed werk blijven doen. En weet je wat? Verhoog mijn bijdrage maar met 2,50 per maand, alle kleine beetjes helpen.
- Zou u dat nou wel doen?
- Ja, ik wist het eigenlijk al aan het begin van ons gesprek.

Hij neemt mijn gegevens door, en zegt dan: ik vond het een leuk gesprek, ik moet u officieel nog op uw rechten wijzen, dat u, als u aan de lijn blijft, een bandje krijgt van het "bel-me-niet-register" waarop u kunt aangeven of u wel of niet gebeld wil worden.
- Dank je wel, nog een fijne dag en veel succes met de actie.
- Dag mevrouw, ik wens u ook een fijne dag en veel licht toe.
Dank je wel.






woensdag 21 maart 2012

Hondenshow.


Vorig weekend was ik bij een hondenshow. Ik keek mijn ogen uit.











dinsdag 20 maart 2012

Gareth Malone II.

Jongens die tot zo'n 24 maanden leesachterstand hebben bij meisjes worden via een methode die Gareth Malone ontwikkelde "bijgespijkerd". En het helpt. 




maandag 19 maart 2012

Gareth Malone (Stand by me, John Lennon)


Graag kijk ik naar de BBC, er staat zelfs een extra schotel op mijn dak voor alle free to air zenders. Dat grote aanbod is verleidelijk en ik ben tv-verslavingsgevoelig. Het is dan ook zaak om paal en perk te stellen, niet hersenloos iedere avond voor de buis te blijven hangen bij alles wat er te zien is.
Soms lukt het om sterk te zijn, soms zit ik tot diep in de nacht te kijken, gevangen door een film of een documentaire. 
Een van de documentaires waar ik van genoten heb was van Gareth Malone, een gedreven dirigent die uitdagingen zoekt en wel bij jongeren die last hebben van een laag zelfbeeld. 
De laatste die ik van hem zag ging over de leesachterstand van jongens, die lopen zo ver achter bij de meisjes dat het problemen gaat geven voor de rest van hun opleiding. Sommige jongens liepen 24 maanden achter! 
Gareth Malone slaagde in zijn opzet om die leesachterstand terug te brengen na zes maanden hard werken, maar goed, daar wilde ik het eigenlijk vandaag niet over hebben, ik zal in mijn volgende bericht wel linkjes zetten van youtube, mocht je het ook willen zien (Helaas zonder ondertiteling). 

Hieronder zie je jongeren zingen, onder leiding van Gareth, jongeren uit de lagere klasse van de bevolking, jongens die meenden niet te kunnen zingen en zeker niet in het openbaar. De documentaire ("het koor - jongens zingen niet") liet zien hoe ze langzaam uit hun schulp kwamen, eerst voor hun ouders of familie zongen, toen voor een wat groter groepje, en uiteindelijk in de Royal Albert Hall. 

Voor iedereen die wat steun kan gebruiken of een zetje nodig heeft: 





Ranki.



Hennie's nieuwe hondje, mooi he? En leuk ook, en lief. 




woensdag 14 maart 2012

Albert Heijn, Eftelingzegels.


Ze stond voor me bij de kassa en had ze niet drie goedkope anderhalve-liter flessen witte wijn op de band gezet, dan was ze me vast niet opgevallen. Ik bekeek haar uitgebreid, van gezondheidsschoenen tot en met het type rollator. Keek weer naar de grote flessen wijn, Albert Heijn, droog en fruitig. Toch mooi vier en een halve liter bij elkaar.
Kan zo'n frêle oude vrouw zelf zoveel wijn verstouwen? Geeft ze een feestje?
Beige halflang jasje, een donkere rok. Zo bejaard dat ze bijna doorschijnend was. De rug heel krom, haar hoofd daardoor uit haar jasje stekend zoals een schildpad zijn kopje uit zijn schild steekt. Haar huid wit en vlekkerig, blauwige aderen dik op haar handen, de schedel duidelijk zichtbaar onder het warrige witte fluf dat ooit haar was. Ze steunde met een hand op de rollator, met de andere hand hevelde ze de rest van haar boodschappen van haar rollatormandje over naar de band.
Twee pakjes Tuc, twee pakjes vacuum verpakte worstjes, twee pakjes spritsen. Wat ze niet dubbel had gekocht was een onsje gelderse worst, een pakje gesneden Milnerkaas, en een net sinaasappelen die ikzelf niet gekocht zou hebben, ze zagen er al wat oud uit.

De jongen achter de kassa was hooguit zeventien, pukkeltjes, verbaasde ogen en een vochtige iets openhangende mond en zei nadat hij alle boodschappen gescand had tegen het breekbare mensje wat ze moest betalen.
Ze overhandigde wat vijf eurobiljetten, en graaide in haar portemonnee, hield haar hand daarna vol muntjes tussen de jongen en haar in. De jongen wees de munten aan die ze nog moest betalen.
Dank je wel hoor, zei ze tegen hem.
- Graag gedaan hoor mevrouw, wilt u Eftelingzegeltjes?
Ze keek hem aan en vroeg: wat voor zegeltjes?
- Voor de Efteling.
- Moet je die betalen?
- Nee, die krijgt u gratis.
- Doe maar dan. Hoe lang kan ik ze nog sparen?
- Nog drie weken.
- Drie weken?
- Ja, ik zal een spaarkaart erbij doen, met 4 Eftelingzegels ontvangt u een tientje korting op een toegangskaartje, u kunt de kaart als hij vol is inwisselen bij de counter.
Ze staarde de jongen over haar brilletje aan, hij staarde met zijn jonge blauwe ogen terug.
- Waar zit die winkel?
- Nee, bij de counter.
- Die weet ik niet te vinden, is dat hier om de hoek?
- De counter zit vooraan in de winkel.
Even bleef het stil, toen zei ze weer: dank je wel hoor. De jongen overhandigde een handjevol papier aan de vrouw, het bonnetje buitenom gevouwen. Ze pakte het aan, keek er even naar alsof ze twijfelde of ze het aan moest pakken, stopte het pakketje papier toch in haar tasje.

Mijn boodschappen schoven voorbij op de band, werden gescand. Twee pakjes Boursin, twee potjes zure room, twee pakjes gerookte visfilet, twee groenteburgers, een pak melk, een net sinaasappelen. Ik had de overeenkomsten tussen haar en mijn boodschappen al lang gezien, beiden hebben we zo onze zwaktes, ik voor vet, zij voor zout en wijn, en kopen we van veel dingen twee. Zij soms drie.

De flessen wijn had de vrouw het eerst in het mandje van haar rollator gedaan, en terwijl mijn boodschapjes werden gescand, ik mijn pincode intoetste deed zij met de vertraagde bewegingen die sterk aan een mime-artiest deden denken de rest van haar boodschappen in een tasje.
- Eftelingzegels mevrouw?
Nu keek ik in de jonge blauwe ogen, zag hoe ze snel even opzij flitsten, over de rij klanten die inmiddels was ontstaan, toen keek hij mij weer aan.
Ik zei: alsjeblieft, pakte de zegeltjes aan.
De oude vrouw stond nog steeds haar boodschapjes in te laden, en ik deed rustig mijn boodschapjes in een doosje, wilde haar niet opjagen. Alles ingeladen hebbend liep ze naar links en even keek ik ze besluiteloos na, wetend dat de uitgang rechts was. Ze realiseerde zich dat ze verkeerd liep en keerde om. Ik zette mijn doosje met boodschappen op mijn heup, en liep de winkel uit.



dinsdag 13 maart 2012

Karel in een blauwe trui.


Afgelopen weekend waren Hen en ik naar een workshop tai chi in een klooster. Veel van de deelnemers waren nieuw voor me, maar toch lijkt het alsof je de mensen al tientallen jaren kent. Je bent net als zij bezig met tai chi, je praat daardoor gemakkelijk met elkaar en vaak zijn het wat spirituele mensen die zich bezig houden met positieve energie.
Op een gegeven moment zaten we aan tafel, we hadden het over biologische voeding, over kinderen, over de ziel of de geest van de mens, etc. en op een gegeven moment ging het over dromen. Een paar van ons hadden namelijk de eerste nacht in het klooster gedroomd en de droom al dan niet herinnerd. Iemand aan tafel zei: alles wat je droomt ben jezelf, gaat over jezelf, al gaat het over een schoen of een peer. Je bent die schoen, of peer.

Daar moest ik vanmorgen aan denken toen ik wakker werd. Het was nog donker, ik was wakker geworden van een hard langs scheurende auto, draaide me om maar even later begon de haan van de buren te kraaien. Wakker. Mijn droom was vers, rolde nog door mijn schedel, was nog voelbaar in mijn handpalmen. Ik had voor het eerst gedroomd over mijn zwager Karel.
Hij stapte opeens naar binnen, met dat kleine glimlachje om zijn mond, zonder baard, jong, glad en bruin alsof hij de hele dag door de hemel fietst (waar natuurlijk altijd de zon schijnt). Hij had voor zover ik weet voor het eerst een lichtblauwe trui aan. Zo blauw als zijn ogen. Kortom, hij zag er heel mooi, tja, stralend uit. Onder die blauwe trui droeg hij een korte zandkleurige korte broek waar zijn sterke bruine benen uitstaken. En toen viel me iets vreemds op, aan zijn linkerbeen zat opeens een lange zwarte steunkous. Ik wees ernaar en zei tegen Hennie, is dat dezelfde voet/been waar jij over droomde? Maar ze gaf geen antwoord.
Ik liep naar Karel toe en wilde mijn handen op zijn gezicht leggen, voelen hoe jong hij was. Op de een of andere manier kon dat niet, maar ik kon hem wel van heel dichtbij zien, 38 jaar oud, hooguit. En hij stond daar maar blij te grijnzen.
Toen zag ik het, een minuscuul klein gaatje in zijn blauwe trui, en daar, een klein spettertje zilverkleurige verf. Ik wees er naar, maar Karel, die lachte, en trok zijn schouders op met een: niets is perfect, liep voor me uit een deur door.

Onder de douche dacht ik na over de droom, over de zwarte kous die Karel in mijn droom had gedragen, maar ook over de opmerking van die vrouw tijdens het tai chi-weekend: wat je droomt gaat over jou, dat ben je zelf. Ik heb zelf een paar jaar zo'n zwarte steunkous gedragen en zei als mensen ernaar vroegen dat mijn been in de rouw was. Had ik dat gecombineerd in mijn hoofd met het overlijden van Karel? Droomde ik over het rouwproces? Want Karel wordt door ons allemaal, en zeker door Hen en de kinderen, zeer gemist. 
Toch, die droom maakte me een stuk blijer dan ik in tijden ben geweest, gewoon door het zien van die blije jonge kop van Karel, en van het zien van dat kleine gaatje in zijn trui. Want had ik nergens een gaatje of een vlekje op zijn trui gezien, dan was het Karel niet geweest.


zondag 11 maart 2012

Springendal - Twente.


Zoals zoveel mensen was ik wel ooit in Amerika, India, Engeland, Hongarije, Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, België, Spanje geweest, maar nog nooit wezen wandelen in Twente. Dat deed ik eindelijk afgelopen vrijdag samen met zus Hen, wandelen in het Springendal, wel via een uitgezette route want verdwalen zit in onze genen.
De lente kondigde zich aan in zacht weer en geur van blad en mos. De vogels zongen, water borrelde langs in een smal stroompje. Ergens roffelde een specht op de bomen. Wij hoorden verder niets dan deze geluiden en onze kleren die ritselden, onze voetstappen, onze stemmen.
Af en toe zagen we andere wandelaars, meestal in de verte, en we kwamen een fotograaf tegen die met een enorme telelens op de schouder langzaam rondliep, speurend. Mooie man, bruin buitenhoofd en geheel (inclusief telelens) in camouflagekleuren gehuld. Ik vroeg wat over zijn fototoestel, we kletsen wat over waar zijn foto's gepubliceerd worden (diverse publicaties, o.a. in National Geographic). Hij vertelde ook, terwijl zijn bruine ogen af en toe even weggleden op zoek naar een mooi plaatje, dat op het veldje achter hem iedere avond enkele reeën graasden.
We zeiden gedag, liepen verder, om vrij snel te beseffen dat we verkeerd waren gelopen. Terugkerend  op onze schreden om de uitgezette route te zoeken, kwamen we bij het veldje waar we een paar minuutjes ervoor nog hadden staan kletsen met die fotograaf. En daar stonden ze, nou ja, kijk zelf maar. Niet de meest elegante beelden om te publiceren, maar het is niet anders.



donderdag 8 maart 2012

Reeën.


Ze lijken opeens opgeschrikt te worden, rennen opgewonden wat rondjes, jagen achter elkaar aan. Ik zoek of ze ergens door worden opgejaagd, een hond, een mens, maar nee. Misschien spelen ze? Hebben ze het voorjaar in hun hoofd? De zon schijnt, misschien maakt dat ze vrolijk.
Dankzij de nog kale velden kan je de reeën al van verre zien en 's morgens sta ik graag even vanuit de huiskamer met de verrekijker te speuren. Ze staan iedere dag op bijna hetzelfde plekje, notabene bij het hokje wat de jagers hebben neergezet.
Vroeger liepen hier grote groepen, dat is voorbij, ze lopen nu al jaren met zijn tweetjes, soms met z'n drietjes.  Het zijn dames, mannetjes zwerven alleen rond, vorig jaar zag ik regelmatig een mannetje bij mij uit de tuin komen, het veld in wandelen. De reeën vallen ten prooi aan het toenemende verkeer. Toch, door kou en honger schijnen de groepen te zijn gaan zwerven en was er hier weer een grotere groep gesignaleerd.

Terwijl ik sta te kijken begrijp ik waar de opwinding vandaan komt, er naderen twee andere reeën, witte konten naar me toegekeerd. De nieuwkomers zijn rustig, lopen heel behoedzaam, maar het helpt niet, de anderen nemen de benen, richting weg, waar ik een auto met grote snelheid zie naderen. In gedachten vervloek ik de automobilisten die hier met hun verstand op nul en veel te hard door de velden rijden, kijk! gebied ik, KIJK! Het gaat goed, de auto rijdt op dezelfde snelheid door, de reeën staan nu afwachtend in de buurt van een enorm mestbassin. Ik ben opgelucht want ik voel altijd verantwoording drukken als ik dit soort confrontaties zie aankomen, weet dat de dieren het afleggen tegen de in dit geval gepantserde mens.





Als ik wat later met mijn thee en fris gedoucht de kamer binnenstap, weer de verrekijker voor mijn ogen zet zie ik tot mijn verrassing vier reeën gezellig grazen, zie je wel, zo kan het ook. En verroest, daar loopt er nog eentje, en nog een. Zeven? Acht? Zoiets.

Ze wandelen in de slootrand, staan wat verspreid te grazen in de ochtendzon. Mooi om weer eens zo'n grote groep te zien. Ik maak wat foto's, om me dit moment te herinneren.
Dan zie ik tot mijn schrik een hond rennen, de reeën staan nu allemaal strak te staren naar de dreiging, maar de hond stopt al weer, loopt terug. Mijn verrekijker zwaait in de rondte, op zoek naar een mens, en daar staat hij, handen op zijn rug gevouwen, hond inmiddels weer naast hem, samen kijkend naar de reeën.
Misschien denkt die man dat alleen hij dit ziet, is hij blij dat hij een hond heeft waarmee hij 's morgens wandelt. Of zou het een jager zijn? Jagers kijken veel en komen in het najaar met een geweer terug, in groepen, drijfjacht, om de vriezer te vullen met 'gezond' vlees.
Jagers vind ik op voorhand nare mensen, we zijn als mens toch al niet de beste soort op de aarde, maar de hedendaagse jager is nog net een beetje erger, dat is een  mens die plezier heeft in het doden van dieren. Omdat ik zo over jagers denk ben ik al eens voor hypocriet uitgescholden. Tja, dat is gedeeltelijk terecht.
De wereld is ingericht voor ons gemak, en alles wat wild is moet daar voor wijken. Er is vroeger nooit over nagedacht hoe de wereld ingericht kon worden zonder de natuur geweld aan te doen, we sneden gewoon met onze wegen de aarde in vakjes waardoor de dieren gevangen werden gezet. En o wee als ze die grenzen overgingen. Zet je huis nooit neer op het pad waarover de olifant loopt, zeggen ze in Afrika. Maar wij doen niet anders, omdat we geen olifanten hebben en denken dat de natuur geen olifant is. Maar dat is het wel en ik denk dat die olifant al een tijdje op onze deur staat te kloppen met een boodschap: het is tijd om anders te gaan denken, anders te leven dan we tot nu toe gedaan hebben. Dacht Blekers maar net zo als ik.
Zo peinzend over schoonheid en mogelijkheden kijk ik naar wat die eenzame mens met hond daar gaat doen. Dan zie ik hem omkeren en de reeën met rust latend, zoals ik ook zou hebben gedaan.

maandag 5 maart 2012

Hond te koop.


Het kwam door Hen, die praat er over misschien een hondje te nemen. Misschien. Van de weeromstuit zoek ik op het internet naar hondjes die een baas nodig hebben. Een niet te groot hondje, niet te oud, niet te jong. Gewoon een lief hondje.

Zelf heb ik twee grotere honden via de stichting Prozus gekregen, Jip en Davo. Ik ben helemaal voor het herplaatsen van honden en zou iedereen willen aanraden om ook bij de afdankertjes te kijken, ook al begrijp ik heel goed dat veel mensen liever een pup van een goede fokker hebben. Je moet je sowieso goed oriënteren als je een hond wilt, want een hond heb je al gauw tien jaar in huis, of langer.  Van een hond heb je veel plezier, en soms ook wat ongemak.

Terwijl ik op het internet rondkijk naar de koop staande pups of volwassen honden bloedt mijn hart. Ik vind zelfs honden op Marktplaats, o.a. een ongesteriliseerd teefje, een whippet die (ik heb de eigenaar gebeld) altijd buiten loopt en waar de eigenaar geen tijd voor heeft. Op mijn opmerking dat een whippet toch niet altijd in een buitenkennel of buiten hoort te lopen reageert de eigenaar met een: oh, dat gaat hier prima. Het teefje staat wat treurig ogend op een foto, naast in joggingbroek gestoken benen, op de achtergrond ligt de rotzooi van de binnenplaats waar het hondje leeft, o.a. autovelgen, een verroeste kruiwagen en een tas van Jumbo. Er lijkt gelukkig wel van dat groene buitentapijt te liggen, misschien scheelt dat in de kou. Als ik verder kijk op Marktplaats zie ik even verderop een pup te koop, ook in Oss, dat is toevallig. Wel een ander telefoonnummer. Ik vergroot de foto even, wel verdomme, op de foto hetzelfde tapijt, dezelfde klinkers. Zo zie je maar weer, even dik geld verdienen en hoppa, het teefje weer verkopen. Klootzakken.
Ook zie ik een Belgische site waar dieren per meter schijnen te worden verkocht, van vertrouwde fokkers wordt erbij vermeld. En dat geleuft gij. Wat zijn er toch nare mensen en daardoor veel zieke of baasloze dieren. Goddank zijn er ook erg veel lieve mensen, getuige de stichtingen en de mensen die zich inzetten om afgedankte honden een kans te bieden.
Stichting Greyhound in nood en GreyhoundsRescue,  zijn heel bekende stichtingen, ze vangen vooral grotere windhonden op, maar er zijn heel veel stichtingen die ook kleinere honden hebben: Prozus, of de Stichting Alas, Paws, Resanito, Dutchyadoptions, de laatste is een asiel in Polen.

Bij Resanito (samenwerkend met Prozus) zie ik een hondje in het formaat wat Hen wil, Millie. Ze ziet er wel heel slank uit, heeft ze iets van windhond? Millie is 1 jaar oud, zo'n 8,5 kg. Wit met bruinige oortjes en bruine vlekjes op de pootjes, een zwart neusje. Het kijken naar de foto's doet me afvragen of ik weer een grote hond of liever een kleintje zou adopteren. Hm, deze Millie vind ik leuk, maar als ik de galgo's zo zie ... pff, ik zou het moeilijk vinden.
Eerst maar eens verder kijken naar kleine hondjes.

Millie: via Prozus/Resanito:



Bij GreyhoundsRescue vind ik de 6-jarige Yma, een wat deemoedig hondje, omschreven als mix kleine windhond, die al jaren bij een spaanse mevrouw woont die inmiddels 17 honden heeft opgevangen, en dat zijn wat teveel honden voor de rustige, zo te lezen wat luie Yma, die zou hier niet misstaan op de bank en ze zou hier ook minder lui worden, denk ik: 


Bij Dutchyadoptions.com vind ik nog een kleintje, de driejarige Pluto en 8 maanden oude Mira (mix teckel) en haar zusje Sophia, ach, er zit ook nog een wat ouder deemoedig hondje, ook een kleintje, en hij heet nog Robbie ook. Pluto lijkt me trouwens ook een leuk hondje.

Pluto.

Mira.

Sophietje (niet de beste foto, maar je kan wel goed zien hoe groot ze zijn)


Mijn zus is zich nog aan het bezinnen of ze wel een hondje wil, maar nu ik deze lieverdjes heb gevonden zet ik op mijn blog, stel je voor dat er iemand is die dit leest en zegt: goh, dat wist ik niet, dat er zoveel hondjes een plekje zoeken.
Wees voorzichtig lieve mensen, koop geen hond via onbetrouwbare adressen. Nederland is het gemakkelijkste land om dieren te importeren zonder papieren. Vaak gaan ze eerst naar Nederland, krijgen hier papieren, gaan dan naar België of Duitsland en vanuit die landen worden ze verkocht. Want rechtstreeks vanuit het Oostblok (waar de meeste broodfokkers zitten) koopt niemand, dus doen ze het zo. 
De Stichtingen die ik genoemd heb vragen een bijdrage voor de hond die varieert van 200 tot zo'n 300 euro. Dat is om de asiels, het enten, de keuringen, het vervoer etc. te betalen. De honden worden getest op ziektes en karakter, dus op de sites lees je al wat voor hondje het is, of het hondje met katten of kleine kinderen overweg kan etc. Het zijn stichtingen die heel wat meemaken qua dierenleed, altijd in geldnood zitten en toch dit werk blijven doen. Hulde.  
Het plan is dat ik volgend voorjaar wat vrijwilligerswerk ga doen bij een Spaans asiel. Misschien bij de man die ook bij het tv-programma Klasgenoten zijn verhaal deed. Hij woont/vangt honden op in Spanje. Dat mezelf een tijdje inzetten spookt al een tijdje door mijn hoofd, en samen met vriendin Birgit (in het bezit van een groot warm hart) lijkt het me te doen, kunnen we elkaar in de gaten houden zodat we niet tien honden rijker naar huis gaan. 

Samenvattend, wat voor alles geldt, geldt zeker voor de aanschaf van een huisdier: bij twijfel, neem geen kat/hond! 





zondag 4 maart 2012

Ich bin eine von wir.


Soms zou je willen dat je de betekenis van woorden of een zin niet op kon zoeken. Omdat de zin of de klank al mooi genoeg is, zonder dat je de betekenis snapt. Terwijl ik een viaduct nader in het Ruhrgebied zie ik een regel met zwarte letters op de zware betonnen zijkant: Ich bin eine von wir. Nu spreek ik geen Duits, dus dat scheelt, de zin blijft een mooi mysterie hoe lang ik er ook over nadenk. Is het gewoon: Ik ben een van ons? Zou het een religieuze boodschap zijn? De tweede zin die ik later tegenkom lijkt dat te benadrukken: Ich bin das Tor zur Welt. Ik zal het thuis eens op Google intypen.

(google: er zijn 12 van deze spreken in het Ruhrgebied)

Ondertussen rij ik rustig naar huis, het is een aardig stukje rijden, zo'n 425 kilometer geloof ik. De wegen in België zijn ronduit slecht, in Duitsland zijn ze beter, maar ook hier word ik doodmoe van het gebonk als de auto telkens van betonnen stukken overgaat in zwart asfalt. Het heeft ook iets hypnotiserends, het is alsof ik op een enorm schaakbord rij. Goed dat ik geen last van epilepsie heb.

Het miezerregentje lijkt op te houden, het wordt lichter en ik zet de ruitenwissers op de interval. Hier en daar zie ik roofvogels cirkelen of op een paal langs de weg zitten. Majestueus.
Ik denk aan gisteren. Tijdens het wandelen met Ank stond ik als betoverd naar de lucht te kijken toen we ze hoorden aankomen: de kraanvogels. We moesten een stukje het bos uit lopen om het beter te zien, maar daar waren ze, hoog boven ons cirkelden ze in een grote wolk in de rondte, zich oriënterend, roepend. Twee, drie van hen maakten zich los en richtten zich naar het noorden, en daarna vier, vijf, en toen loste de wolk vogels op om in een lange sliert hun weg te vervolgen. Dat oriëntatiemoment was groots om te zien, en maakt nederig. Ik kom niet ver zonder navigatie, en zij vliegen een paar rondjes en weten waar ze heen moeten.

Ik probeer ondertussen niet naar de lijkjes te kijken die geregeld ergens langs of op de weg liggen, een zwart katje, buikje naar boven en pootje op de borst gevouwen, alsof ze lekker in de zon ligt. Dan een soort wasbeertje?, een buizerd, egeltje, nog een kat of nee, het lijkt wel een bunzing, etc. Nee, ik wil niet kijken, maar mijn ogen trekken er toch naar toe, iedere keer weer hopend dat het een stuk band is, een lap, iets wat verloren is van een vrachtwagen, iets wat al dood of nooit levend was voor het de weg of auto raakte. Het maakt droef, het weten dat dieren altijd de dupe zullen zijn van zowel onze reis- als onze expansiedrift, en dat de wereld niet meer is ingericht op de dieren die nog in het wild leven.

Pas als ik op de laatste en veel rustiger snelweg rij, de A31, veroorloof ik me om wat naar de velden naast me te kijken, reeën te zoeken. Ik zie er uiteindelijk vijf, grazend en vrij dicht bij de weg. De Duitsers zijn zuiniger op hun wild dan wij, of ze zijn zuiniger op de automobilisten want langs de hele route in Duitsland staan wildhekken. Nee, dan wij in Nederland. Wij schieten liever de reeën af dan dat we een hek plaatsen. Je zou bijna Duitser willen worden, ook al omdat je onderweg honderden zonnepanelen op de daken ziet liggen. Waarom doen wij dat niet? Waarom is het zo duur hier? Af en toe word ik uit mijn overpeinzingen opgeschrikt door een loeihard voorbij rijdende automobilist die scheit heeft aan de wanhoopskreet van de aanwonenden die om de zoveel tijd te lezen is: A31, warum so schnell?

Ergens is de vangrail finaal verrot gereden, markeringen op de weg geven aan dat het ernstig was en laat een zwart en kapot gebrand stuk asfalt zien waar een auto is afgebrand. Een schoen ligt onder de vangrail, net als een achtergebleven bezem, een wieldop, wat glas. Er staan op een gegeven moment zoveel politie-markeringen op de weg gespoten dat ik me af ga vragen wat er in vredesnaam hier gebeurd is.
Deze waarnemingen helpen me om wakker te blijven, want al heb ik veel minder slaap in deze auto als in mijn vorige, toch is het wagentje me inmiddels zo vertrouwd dat ik zachtjes in het gebrom van het motortje hoor: doe je ogen maar dicht, ik weet de weg. Als ik het rijden te slaapverwekkend ga vinden doe ik even een raampje open om even later de weg af te gaan, de hondjes uitlaten, wat drinken.

Met de honden loop ik bij een parkeerplaats heen en weer door het gras, zie de honderden muizengaten in het gras en de paadjes die de muizenpootjes gemaakt hebben. Waar muizen zijn is eten, de overvolle vuilsnisbakken getuigen ervan.
De parkeerplaats is bezaaid met afval, en iemand heeft zelfs zijn oude autobanden bij een gemetseld hokje gedumpt. Bij een vuilnisbak staat een stapel emmers, wat vloerbedekking en restanten bouwmateriaal.

Een tweede auto stopt op de parkeerplaats, kinderen stappen uit en huppelen richting toiletgebouw. Ik drink een kopje thee en als de honden hun water hebben gedronken doe ik mijn gordel weer vast en voeg me in het verkeer. De zon lijkt nu echt door te gaan breken.
Ich bin eine von wir
Ich bin das Tor zur Welt.




vrijdag 2 maart 2012

Ochtend in de Ardennen


Veel te laat rol ik hier op mijn logeeradres in mijn bed, er zijn de flms, de gesprekken en dan wilde ik ook nog, net als thuis dat afwasje nog even doen. Dat laatste als een definitieve afsluiter van de dag, het reinigen, het achterlaten zodat de ochtend nieuw en zonder resten van de vorige dag begint. Voor zover mogelijk.
Rond vijf uur was ik klaar wakker, wel bijna drie uur geslapen, en ik hoestte. En bleef hoesten. Een groot verlangen naar water ging me dwars zitten en ik stuntelde naar beneden, geleid door het flauwe lichtje van mijn telefoon. Een glas water schonk ik in, de enorme plastic fles onhandig hanterend in mijn onwennige handen, en ik stootte even tegen een pan die nog op het aanrecht stond. De heldere klank van glas tegen metaal gonsde door het huis en zachtjes vloekte ik, denkend aan de anderen die, hoopte ik, hierdoor niet wakker waren geworden.

Op dezelfde wijze liep ik weer terug naar de slaapkamer, mijn hand met het telefoontje zoveel mogelijk de vloer voor mijn voeten beschijnend, de contouren van het tapijt uit Fes lichtten even op, de ouderwetse verhuiskist kostte me bijna mijn schenen, maar dan is daar de trap. Met het koude glas water in m'n andere hand tastte ik met mijn voeten naar de treden van de wat scheve antieke trap en begeleid door het zachte kraken van de treden scharrelde ik voorzichtig naar boven. De slaapkamer begroette me, fris en koel door het kierende raampje. Even kijk ik naar de donkere wereld buiten.

Buiten is het doodstil, niets te horen, niets beweegt. Als ik even zou blijven staan zou ik misschien de vossen kunnen horen, maar ik wil slapen. Het glas zet ik op het nachtkastje, voorzichtig, wetend dat mijn laptop er ook ligt. Zittend in bed drink ik wat, voel het koele water door mijn slokdarm roetsen, mijn maag in vallen. Daarna rol ik me weer op in de zachte luxe van een naar mij voegend matras en een dik dekbed. Nog eenmaal komt de hoestaanval terug en drink ik wat, maar dan overvalt de slaap me weer.

Er dendert een tractor of iets dergelijks langs, het is al een beetje licht. Ik rek me uit, jeetje, mijn hoofd gonst en al mijn ledematen zijn van lood. Maar ik hoef er niet uit, nog niet. Negen uur is de limiet om er uit te gaan voor de honden en het is pas zeven zie ik op het kleine vierkante wekkertje naast me. Genietend van de luxe doezel ik weer weg tot ik meen iets van beweging in huis te horen, een deur misschien? Dit huis is gebouwd met muren zo dik als van een kasteel, dus je hoort niet snel geluiden uit andere ruimtes. Ik sta op als ik weer iets meen te horen en kijk naar buiten. Mist ligt uitgestrekt over de heuvel. Ik zie met mijn bijziende ogen vaag iemand met honden op het straatje dat omhoog loopt naar het bos. Vast Ank, bless her beautiful heart, denk ik abusievelijk, want later bleek het Ad te zijn. Ank en Ad gaan geheel automatisch af en toe met de honden lopen, mijn verantwoording voor de honden verlichtend, meedragend, zo ook nu.

Het bed lokt niet meer, ondanks de aanwezige zwaarte in mijn lijf, het gonzende hoofd, ik heb behoefte aan mijn computer, wil kijken of iemand een berichtje heeft achtergelaten.
Straks zal ik pas douchen, mijn witte moeie hoofd zal me me weer aankijken vanuit de badkamerspiegel en ik zal me weer verbazen over de chlorige lucht van het water dat steevast de vraag in me doet opstijgen: hoe is het om hier te wonen, waar het water uit de kraan naar chloor ruikt. Waar de natuur zo mooi is, waar de boslucht intens diep naar mos en dieren ruikt, waar een oud graf tussen de bomen je nieuwsgierig maakt naar een ver verleden, waar de paden overal dik en zacht van de modder en koeienstront zijn omdat er 's winters bomen omgezaagd en versleept worden en er ook al overal lentewerk gedaan wordt: mest uitrijden.

Gisteren hoorden we wandelend het typische geluid van kraanvogels en heel hoog in de lucht zagen we ze in een lange sliert vliegen, honderden, terugkeren naar hun eigen gebied, waar ze weer zullen nestelen. Dat zie je bij ons niet.
Dit alles maakt de Ardennen heel bijzonder, en de rust voelt kalmerend, uitnodigend om de rust in jezelf op te zoeken. Je leert hier ook snel dat de Ardeense bevolking een eigenheid heeft die niet gemakkelijk is voor buitenstaanders. Net als Groningers willen ze geen inmenging in hun zaken, ze doen hier alles op hun eigen, vaak eeuwenoude wijze.
Dus nogmaals, hoe is het om daar als Nederlander tussen te wonen? Ik ga douchen wetend dat er geen antwoord mogelijk is, want iedereen ervaart zijn omgeving anders. Maar zonder twijfel is het een groot geschenk om hier een tijd te mogen wonen, of te mogen logeren.