donderdag 10 november 2011

Tandarts.



Een leuke oude schoolfoto van mijzelf heb ik in mijn album zitten, een van de eerste schoolfoto's in kleur. Ik kan me zelfs nog het moment herinneren dat deze foto gemaakt werd. Dat komt waarschijnlijk omdat ik met mijn rechterhand die kwast moest vasthouden, met mijn 'verkeerde' hand want ik ben links. De kwast werd uit mijn hand getrokken, nee, ik moest daar staan en dan de kwast in die hand, zo .... etc. Klik, volgende. 



Als de fotograaf kwam, dat was een van onverwachte dingen op school die ik leuk vond. Maar veel vaker was het narigheid als iemand onverwacht de klas in kwam, zeker als er witte jassen gedragen werden. Je kreeg een schrapje op je arm om te kijken of je tb had, je werd gewogen en gekeurd door een arts die ook nog in je broekje keek terwijl je op je hand moest blazen, of we moesten opeens met zijn allen in de rij lopend naar de GG&GD (zoals dat toen heette) om daar een prik tegen polio of zo te krijgen. Maar het allerergst ...... de momenten dat de bus van de tandarts de straat inreed. 

Goddank heeft mijn moeder er voor gezorgd dat mijn zusje Marijke en ik niet meer die tandartsbus in hoefden, onze smeekbeden werden gehoord nadat we beiden 'te grazen' waren genomen, door een vrouwelijke tandarts trouwens. Ik wilde er nooit nooit nooit meer naar toe. En Marijke ook niet. Niet dat het bij onze tandarts nou zo leuk werd, alleen zijn naam was grappig: Troost.
Hij zat op de Pleinweg. Een stenen trap leidde naar een hoog glanzende deur die je zo open kon drukken, en dan zat je in die treurige wachtkamer terwijl achter de deur het hoge gegier van de boor alvast je zenuwen uitholde. Troost deed altijd heel aardig trouwens, maar zijn ogen waren hard grijsblauw en hij had een kale schedel die glom in de lampen. 

De triomf die ik daarna ervoer als de tandartsbus bij ons voor school stond was groot. Wat een feest dat ik daar nooit meer naar toe hoefde. Tot de maand mei of november naderde, dan telde ik de dagen, want dan moest ik weer voor 'controle', en Troost, hij vond altijd wel twee gaatjes die hij vulde. Bizar genoeg heb ik vrijwel geen gaatjes meer in mijn kiezen gehad nadat ik ging trouwen en in Zwijndrecht ging wonen. De tandarts die ik toen kreeg was weer het andere uiterste, die deed nooit wat aan mijn gebit. Die man had uit zijn ambt gezet moeten worden, zelfs loszittende vullingen verving hij niet. 

Alles wat aan mijn gebit ooit verknoeid was werd jaren later verholpen door een geweldige tandarts die zich in H.I.Ambacht vestigde, kom hoe heet hij ..... Van Horssen! Hij was jong, vriendelijk en heel gereformeerd. Heel geduldig en met zachte hand repareerde hij alles. Zijn warme bruine ogen waren geruststellend boven het mondkapje: alles zou goedkomen. Zo'n zestien jaar zou hij mijn tandarts blijven. 

Ik kan er nog meer over schrijven, over mijn latere ervaringen met tandartsen. Doe ik niet want dan word ik boos. Nu ben ik gewoon gelukkig dat ik al mijn tanden en kiezen nog heb (afkloppen), en dankzij een opmerking van mijn moeder heb ik me al jong neergelegd bij het feit dat mijn tanden te groot zijn voor mijn mond, dat ik eigenlijk een beugel had moeten hebben. Maar ja, hoe ging dat in de jaren 50 en 60? 
Een vriendinnetje had me gepest over mijn scheefstaande hoektand en ik begon de rare gewoonte te ontwikkelen om mijn hand voor mijn mond te slaan als ik lachte of sprak. Ik biechtte het aan mijn moeder op en ze zei: 'wees blij, jij hebt zulke witte tanden, de mensen zouden denken dat je een kunstgebit had als er niet een tand scheef stond'. Een goeie opmerking, vind ik nog steeds, want ik heb nooit meer met mijn hand voor mijn mond gelachen. Of bijna nooit. 



Overigens, nog steeds, behalve dan de tijd dat we ver van elkaar woonden, ga ik samen met mijn zus Marijke in november en mei naar de tandarts. Marijke heeft haar angsten voor de tandarts al vroeg van zich afgeschud en ik ..... ik heel wat later. Ik ben er nog steeds niet blij mee al kan ik niet meer van angst spreken. Bijna zestig ben ik, en volgende week vrijdag .....