Ik hoorde ze al van verre aankomen, de kinderstemmetjes helder en opgewekt. Dat is niet zo moeilijk want het is hier heel stil op het platteland, tenminste, zeker nu er bijna geen landbouwverkeer meer is, nu de velden leeg zijn en naakt op het volgende seizoen wachten.
Het was voor het eerst in jaren eens mooi weer met St.Maarten, geen striemende regen waarin de kinderen met hun moeders hier dapper en met mankerende lampionnetjes zich een weg banen in het duister. Nee, het was vandaag rustig herfstweer, de zon had geschenen, ik had zelfs buiten een wasje gedroogd en de lampionnetjes geplukt die hier en daar nog aan de plant hingen. Het leek me toepasselijk om deze binnen in een vaas te zetten. Hier en daar was het oranje van het lampionnetje totaal verdwenen, alleen de fragiele gaasachtige structuur resterend met het eetbare kersje erin. Prachtig vind ik dat. Maar goed, ik had het over St. Maarten.
Drie kinderen kwamen zingen, gehuld in dikke jassen, sjaals, mutsen. Onder de mutsen keken drie paar heldere blauwe ogen me aan, en er werd gezongen over een moeder die naar Sesamstraat keek, een liedje dat ik nog niet kende. Ondertussen stond ik bijna met tranen in mijn ogen bij het aanzien van die rode wangen, die heldere ogen, en het horen van die stemmetjes. Ik bood ze snoep aan, 'neem er twee' zei ik nog, maar ze hoorden me niet, draaiden zich alweer om waarbij ik in de overvolle rugzakken het cellofaan hoorde knisperen.
De laatste en kleinste van de drie greep een mandarijn, twijfelde toen en zei: 'die heb ik ook van mijn oma gekregen', legde hem toen terug en pakte toch maar wat anders. 'Neem er nog een' zei ik weer. Ze juichte 'ik mag er twee', pakte toen toch de mandarijn. Even keken de andere twee nog om, nee, ze kwamen voor zo'n extra snoepje niet meer terug.
Mijn moeder had laat in de middag boodschappen gedaan met mijn broer. Ze hadden de kinderen zien lopen met hun tassen, hadden de liedjes horen zingen bij de winkeliers die hen opwachtten met volle manden met snoep. Ik was er helaas niet bij, maar een van de snoep uitdelende dames had het kind in mijn broer herkend, al liep hij daar als vijftiger. Ze vroeg of hij een liedje wilde zingen wat hij prompt met luide stem had gedaan. Mijn moeder vertelde het vanmorgen, blij lachend omdat ze het zo leuk had gevonden. En, zowel mijn broer als mijn moeder waren beloond met een Mars.