maandag 7 november 2011

Koud.


Opeens is het koud en guur buiten, een schraal windje blies me onverwachts stevig en koud in mijn gezicht toen ik net nog even met de honden ging fietsen. Kort, want thuis wachtte de houtkachel, de soep. Thuisgekomen wilden de honden nog even de tuin in, een stukje droge pens eten, blaffen naar de egel die zich al voor de winter verschanst heeft onder de houtstapel.

Dik liggen knisperend droge en mooi oranje gekleurde herfstbladeren tegen de vaalzwarte schuur aan. De kou komt er aan, zeggen ook de gakkende ganzen die ik gistermorgen onhandig laverend tussen de hoogspanningsleidingen langs zag komen. De enorme groep wulpen die hier zeker een maand in het veld naar voedsel zochten zijn nu echt vertrokken. Kieviten hoorde ik vannacht nog wel hun mauwende geluidjes in het veld maken.

Gisteren gingen we naar Termunten, bij de punt van Reide kijken of er zeehonden op de zandplaten lagen. Toen al was het weer veranderd, de zon weg die hier zo mooi het water kan doen oplichten, de weides zo prachtig groen kan laten aftekenen tegen de lucht. Nu was het grijzig, mistig en mysterieus, de overkant onzichtbaar. Nu en dan wolkten groepen trekvogels boven de polders of het water. Geen zeehond te zien, wel wat wandelaars en in de verte het informatiepunt van het Groninger landschap met de uitkijktoren die robuust en vierkant uit het oude boerderijdak steekt.

De laatste keer dat we hier - met een heel groepje - waren barstte er een enorme bui los, drijfnat kwamen we toen terug bij de auto. Nadat we bij het visrestaurant wat waren opgedroogd stapten we weer in de auto, ik achter het stuur, Karel naast me, en we zagen Har aan komen lopen. We moesten een beetje lachen, zagen zijn nog natte kleren en zeiden met leedvermaak dat Har hoogstwaarschijnlijk in tijden niet zo ver gelopen had, en nu ook nog te pletter was geregend. Ondertussen deden we onze gordels vast, wachtend totdat ook Har en mijn zus weer in de auto zaten. Maar Har wierp langslopend een blik in onze auto, stokte even en stak toen zijn middelvinger naar ons op. Toen we hem later vroegen wat dat te betekenen had zei hij: 'dacht je dat ik het niet begreep dat jullie mij in de zeik namen, die grijnzende bekken in die auto'. Tja, hij had nog gelijk ook.