zaterdag 10 september 2011

Zaterdag 10 september.


Het is 22.11 uur. Ik veeg net mijn tandpastasnor van mijn lip, ik wil eigenlijk naar bed, maar ook niet. Ik wil chips eten, maar ook niet. Bier drinken, nee, ook niet. Thee? Nee, te flauw. Kortom, ik verveel me. Waarschijnlijk omdat we geen internet hebben hier. We konden geen overnachtingsplek vinden, en we waren al een paar keer geweigerd, dus toen we dit vonden …. en we moesten dit voor 2 nachten nemen ….. deden we het. De natuur is prachtig, de tuin is diep en ligt aan een riviertje, en vandaag waren we o.a. in Montreuil sur Mer. Hartstikke mooi stadje.

We waren ook al in andere stadjes geweest, Samer, een onverwachts gezellig en druk plaatsje. De kerk werd aan beide zijden gestut door een café, of nee, dat lieg ik dat ik barst, maar het klinkt zo leuk. Nou goed dan, aan een zijde was een café, en aangezien de andere café’s op het drukke plein al bezet waren door o.a. een hele wielerclub, gingen we naar die die naast de kerk zat. We werden bekeken bij binnenkomst door de lokale zatlappen. Half elf en ze zaten al met grote glazen bier voor zich. Het heeft altijd iets treurigs vind ik als een man met dunne haren in een jasje zit waarop op de rug iets stoers staat, in dit geval “Porsche”. Dit samen met het bier, zijn gebogen rug, het leunen op de bar. En zijn kameraden zagen er niet veel beter uit. Wellicht zijn ze heel gelukkig, en wonen ze heel gezellig en fijn in dit prachtige en levendige plaatsje, dat kan.

Op een gegeven moment liep een van de vrouwen naar het raam, ze zag iets gebeuren op het plein buiten, misschien een schadegevalletje bij de druk rondrijdende automobilisten die een parkeerplaats zochten? Ze riep: oh …. en toen heel hard: “putain”! Schrok omdat wij omkeken, sloeg haar handen voor haar mond, er werd gelachen door de anderen. En door ons.

We reden een mooie route, de zon scheen. Stopten in Crémarest bij een kerkje/stadhuis. Peet pieste bij het stadhuisje in de tuin omdat er bij het kerkje geen openbare toiletten waren, waar we inmiddels wel op rekenen. Ik vond de aangrenzende  kerk niet prettig aanvoelen, al was hij netjes, met mooie houten bogen in het plafond, grote siersmeedijzeren scharnieren op de deur. Ik ging er snel weer naar buiten. Maakte een foto van een lint dat uit een afvalbak hing. Bloemblaadjes op de vloer van de kerk. Of nee, dat was in de kerk er voor, in deze kerk lagen wat rattenkeutels op de vloer, zo’n kerk dus. “wel mooie houten bogen” zei Peet nog.

We brandden een kaars in Desvres, een kerk waar veel aktiviteit was. Maar ik heb niet zo veel zin in kerken vandaag, vraag me niet waarom. Er was een mannetje dat met veel zorg de vazen symmetrisch op het altaar schikte, een centimetertje opzij zette, wat afstand nam, weer een centimetertje opzij ….

Ondertussen stopten we her en der om logies te zoeken. Eenmaal stopten we bij een soort pension, een oude hoeve, groot, paarden tikten nieuwgierig en om aandacht te vragen met hun hoeven op de stenen in de keurige stallen. Een jong meisje kwam ons even te woord staan, ze kon ons niet verder helpen, ze was nieuw hier. Even later kwam er een mooie jonge man aanlopen, vertelde ons dat we wat verder op de weg moesten kijken, maar ook daar vonden we geen onderdak. Aan de overzijde van de weg stroomde een beekje, soms ondiep en de toegang tot de huizen niet belemmerend (net zoals in Engeland). Uiteindelijk kwamen we hier terecht, het huisje dat we minimaal voor twee nachten moesten nemen, zonder internet zeur ik nog maar eens. Het is groot, het douchewater warm, en de neplerenbanken spuuglelijk. De grote tafel is fijn, en belegd met een plasticzeil. De keuken zit onhandig deels onder de trap. Maar vooruit.

In Montreuil sur Mer (waar geen zee te vinden is) was het mooi, vijf sterren wat mij betreft. We kochten een quiche bij een bakkerij aan een pleintje, gingen onder de bomen zitten op een dubbel bankje, aten de quiche rug aan rug met een bejaard engels stel (die de quiche heerlijk vonden ruiken). Het was broeierig warm, onweerswarm, de bakkerijmevrouw had al verteld dat het slecht weer zou worden vanavond en in de wolken zagen we haar woorden weerspiegeld.

We bezochten de Citadel, ooit een kasteel, een vesting.  We wandelden op de oude gemetselde wallen die soms griezelig steil waren, waarvan Peet slappe knieën kreeg. We keken uit over het stadje. Mooie kleine daken, veel bouwstijlen, kleuren. Sporen van eeuwen en eeuwen mensenleven. En het voorbijgaan ervan.

We daalden via een lange trap af in dit ‘bolwerk’ waar ik een enorme foto van engelse soldaten uit de eerste wereldoorlog bekeek die daar in de kelder, helemaal drijfnat van de tranen, oh nee, van het vocht, aan de muren hing. De soldaten staan zijdelings naar de camera, rechts van hen lopen de “generaals” recht op de camera af. Laat de foto een inspectie zien? Naast de foto een heel verhaal over het hoe en waarom, ik had geen zin om het te lezen, wat uit geschiedenisoogpunt misschien erg is. Mijn ogen vlogen vluchtig over de tekst, gingen toen weer naar de foto.

Kortom, de foto boeide me wel, om diverse redenen. Een van de “generaals” leek op die blauwogige acteur, Paul Newman, knappe arrogante man. Maar het was niet “Newman” die het meest opviel, het was een ander, iemand die als enige van de groep soldaten steels omkijkt naar de fotograaf. En verdorie, ik vind dat hij lijkt op die “zwartwitfilm acteur”, hoe heet hij ook alweer ..... David Niven! Of wil ik dat alleen maar? 
De soldaten, gekleed in katoenen uniform en pet, katoenen wikkels om hun benen die misschien alleen tegen brandnetels hielpen en waarschijnlijk vocht aantrokken, mochten wel oog in oog met de vijand staan, en een foto zou alleen tot meerdere eer en glorie van de generaals gemaakt worden? Nee, dat overkwam deze omkijkende ‘David Niven’ niet, en hij maakte de foto boeiend, menselijk, in tegenstelling tot die stijfbenige in stevige laarzen geschoeide hotemetoten. 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten